33e jaargang nr. 5 (mei 2019)
thema: Dordt verbindt?!
Leon van den Broeke
Dordt verbindt?!
De Dordtse Kerkorde van 1619 en de Protestantse Kerkorde van 2018
‘Dordt verbindt?!’ luidt de titel van dit themanummer. De vraag die dit onvermijdelijk oproept is wie of wat Dordt dan wel verbindt. Deze bijdrage gaat over de (afwezigheid van een) verbinding tussen de vierhonderdjarige Dordtse Kerkorde van 1619 (DKO1619) en de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKO2018). Gezien de verschillende theologische, kerkelijke, staatkundige en maatschappelijke contexten kan het niet anders dan dat dit ook discontinuïteit insluit.
De Dordtse Kerkorde van 1619 staat in verbinding met haar voorgangsters (Emden 1571, Dordrecht 1574, Dordrecht 1578, Middelburg 1581 en ’s Gravenhage 1586). Het toont dat het kerkrecht in ontwikkeling was. De DKO1619 is de kerkordelijke uitdrukking van de gereformeerde geloofsleer (doctrina) en de gereformeerde tucht (disciplina): de zuivere prediking, de zuivere bediening van de sacramenten en de zuivere toepassing van de tucht. Dat komt ook in de indeling in vier hoofdstukken naar voren: ‘Vande Diensten, Vande Kerckelijcke t’samenkomsten, Vande Leere, Sacramenten ende andere Ceremonien en Vande Censuere ende Kerckelijcke vermaninghe.’ Anders geformuleerd, het gaat daarbij achtereenvolgens over de ambten (diensten), de kerkelijke vergaderingen, de geloofsleer en het liturgisch kerkrecht, en het vermaan en de tucht.
Heilig karakter?
Ten tijde van de totstandkoming van de DKO1619 en haar voorgangsters probeerden kerk en overheid over elkaar macht uit te oefenen. Tegelijk hadden ze elkaar nodig. Na de Synode van Dordrecht van 1618 en 1619 stond de overheid gedurende bijna twee eeuwen geen nieuwe synode toe. Er kon dan ook geen herziening van de DKO1619 plaatsvinden. Wel werd op classicaal en een enkele maal op provinciaal niveau de behoefte gevoeld aan nadere regeling, omdat de DKO1619 niet overal in voorzag. Zo ontstonden classicale hand- of wetboekjes waarvan sommigen werden gedrukt.
De DKO1619 was niet overal van kracht. Sommige gewesten onderhielden een eigen kerkorde of de Haagse Kerkorde van 1586. Het belang van de DKO1619 is evenwel beeldbepalend (geweest). De DKO1619 heeft in sommige kringen in binnen- en buitenland een bijna sacraal karakter gekregen. Desondanks moet haar belang ook niet overschat worden. Ondanks het feit dat de Staten-Generaal deze kerkorde niet officieel dan wel expliciet hebben goedgekeurd, heeft de geest van het Dordtse kerkrecht toch doorgewerkt. Door de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 werkt dit type kerkrecht tot op de huidige dag in meerdere of mindere mate door in diverse gereformeerde kerken in de wereld.
Geen betekenis DKO1619 voor PKO2018?
Dat geldt niet zonder meer voor de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De betekenis van de DKO1619 voor de PKO2018 is er niet expliciet. De PKO2018 is het resultaat van intensieve samensprekingen van de drie (evangelisch-lutherse, gereformeerde en hervormde) kerken die in een proces van Samen op Weg waren naar de PKN. Daarbij was de Hervormde Kerkorde van 1951 (HKO1951) leidend. Bij de totstandkoming van de HKO1951 kwam naar voren dat het gereformeerde kerkrecht zich (te veel) richtte op de inrichting van de kerk en niet op de samenleving, zoals onder anderen de hervormde theoloog A.A. van Ruler (1908-1970) stelde. Na de Tweede Wereldoorlog stond de hervormden een volkskerk voor ogen die gericht zou zijn op de samenleving. Vandaar de nadruk op de apostolaatsgedachte, een notie die ontbrak in de DKO1619.
Een vroegzeventiende-eeuwse kerkorde kan niet zonder meer van toepassing zijn op een negentiende, twintigste of 21ste-eeuwse kerk. Dat merkten ook de afgescheiden dan wel gereformeerde kerken die de DKO1619 wilden onderhouden. Sommige artikelen waren dode letters geworden en waarin het kerkelijke leven nieuwe artikelen behoefde, voorzag de DKO1619 niet.
Verbinding DKO1619 en PKO2018
Toch lag er in de ontstaansgeschiedenis van de HKO1951 verbinding met de DKO1619 en zijn er elementen uit het Dordtse kerkrecht die de PKN vandaag – veelal ongemerkt – beïnvloeden. Te denken valt aan het principe van het niet-heersen. Dit is ouder dan de DKO1619, maar dat laat ik hier rusten. Dit principe, zoals dat nu in art. VI 1 PKO2018 is geformuleerd, stelt dat niet het ene ambt, de ene ambtsdrager, de ene gemeente over de andere(n) heerst. Ook de ambtsstructuur (predikant, ouderlingen en diakenen) is in algehele lijnen herkenbaar, behalve dan dat de DKO1619 geen ouderlingen-kerkrentmeesters kende en dat de diakenen in de PKN deel uitmaken van de kerkenraad. Door de lutherse ambtstheologie en kerkleer is in art. V 1 PKO2018 sprake van het ene openbare ambt van Woord en Sacrament dat van Christuswege gegeven is om de gemeente bij het heil te bepalen en bij haar roeping in de wereld te bewaren. Met het Dordtse kerkrecht heeft het kerkrecht van de PKN gemeenschappelijk dat het gaat over de ambten en in het verlengde daarvan over ambtelijke of kerkelijke vergaderingen. In de PKO2018 gaat het meer dan in de DKO1619 over de positie van het gemeentelid, diens rechten en plichten; een expressie van een meer eigentijdse kerkorde.
Bovenlokale kerkstructuren
Ook de bovenlokale kerkstructuur is thans enigszins herkenbaar. Lokaal is er de kerkenraad, hoewel er ook sprake kan zijn van wijkkerkenraden – een onbekend fenomeen in de DKO1619. De Dordtse ecclesiologie (kerkleer) is meer van onderen opgebouwd en die van de PKO2018 meer van bovenaf. Toch biedt de PKO2018 meer ruimte voor vrijheid voor lokale gemeenten dan de DKO1619 dat meer van een uniform concept van de lokale kerk uitgaat. De classicale vergadering maakt in lijn met de DKO1619 deel uit van de huidige kerkstructuur, maar sinds 2004 niet langer de (gereformeerde) particuliere synode of de (hervormde) provinciale kerkvergadering. Sinds 1 mei 2018 kan niet elke kerkenraad een ambtsdrager afvaardigen naar de classicale vergadering. Een verschil is ook dat er in de PKO2018 diakenen en ouderlingen-kerkrentmeesters kunnen worden afgevaardigd. In de DKO1619 valt de regeermacht toe aan de predikanten en de ouderlingen. Een nieuw verschil is dat in de PKN elf classispredikanten aan het werk zijn. De kerkelijke rechtspraak is in de PKO2018 anders dan in de DKO1619 niet in handen van de kerkelijke vergaderingen, maar van onafhankelijke rechtsprekende colleges. Dit doet meer recht aan de spreiding van bevoegdheden, maar komt ook de rechtsbescherming van betrokken partijen en de kerk als geheel ten goede.
Mozaïek van kerkplekken
Het kerkmodel van de PKN en daarmee de PKO2018 is onderdeel van bezinning en aanpassing. Aanleiding tot het vernieuwingstraject Kerk2025 van de PKN was dat zij te veel een besturenkerk was geworden. Daarbij ging alle energie en tijd op aan de organisatie en aan het besturen van de kerk. Dit strijdt met het verlangen van velen dat het in de kerk om geloof moet gaan. De misvatting is dat kerk en geloof twee afzonderlijke grootheden zijn. De Geest en de organisatie van de kerk staan niet los van elkaar. Om liturgie te kunnen vieren, catechiseren of een diaconale taak te verrichten is ordening daarvan nodig.
De concept-nota ‘Mozaïek van kerkplekken’ van de PKN stelt vanuit nieuwe vormen van kerk-zijn vragen bij de hoeveelheid regels, zelfstandigheid, lidmaatschap, aantal ambtsdragers en de opleiding van de voorganger. Betrokkenen bij nieuwe vormen van kerk-zijn zien weinig heil in de huidige ambtsstructuur en de eisen aan een reguliere gemeente van zeven ambtsdragers, drie bestuurlijke organen (kerkenraad, college van kerkrentmeesters en college van diakenen) en een universitair geschoolde en betaalde predikant (minimaal 0,33 fte). Ook voor ‘gewone’ gemeenten zijn ze niet altijd haalbaar. Onder invloed van maatschappelijke en missionaire tendensen wordt meer de behoefte gevoeld aan vloeibare kerkplekken en leiderschap met veel ruimte voor het individu en netwerkachtige structuren dan aan de ‘traditionele’ gemeente en het ambt. Dit bevraagt vervolgens de weinige structurele verbindingen bij kerkplekken die er nu (nog) zijn.
In de negentiende en twintigste eeuw leidde evangelisatiewerk vaak tot het institueren van nieuwe lokale gemeenten. Een nieuwe vorm van kerk-zijn in de PKN heeft niet een dergelijk primair institutioneel doel. Eerst en vooral gaat het om het bieden van een plek waar het evangelie van Jezus Christus wordt gedeeld met mensen die een laagdrempelige vorm van kerk-zijn zoeken en eventueel vinden.
Toch stelt de concept-nota dat het uitgangspunt bij kerkplekken een presbyteriaal-synodale kerkvisie is. Daarbij is ‘verbinding’ het sleutelwoord, zowel op het lokale vlak (tussen mensen onderling) als de niet-vrijblijvende verbinding met andere gemeenten. Naast ruimte voor de eigen kerkplek zorgt verbinding met andere kerk(plekk)en ook voor solidariteit, bescherming tegen uitwassen en slagkracht op bovenlokaal niveau. Dat verbinding voor de opstellers van de concept-nota een sleutelwoord is, blijkt alleen al uit de subtitel: ‘Over verbinding tussen bestaande en nieuwe vormen van kerk-zijn’. Vandaar ook de tien minimale ecclesiologische essenties van kerk-zijn in de concept-nota voor nieuwe kerkplekken die een zelfstandige gemeente (kerngemeente) willen worden.
Samenleving en staatskunde
Deze ontwikkelingen kunnen niet los gezien worden van buitenperspectieven. Vergelijking tussen de DKO1619 en de PKO2019 kan niet in een kerkelijk of ecclesiologisch vacuüm plaatsvinden. Ermee verbonden zijn maatschappelijke, staatkundige en politieke contexten die oude en nieuwe kerkmodellen bevragen. Niet alleen gaat het dan om thema’s als gender, het niet meer verstaan van het ambt, de positie van het gemeentelid en de absentie van verbinding met de bovenlokale kerk, maar ook om een andere verhouding tussen overheid en godsdienst. Niet langer is een kerk bevoorrecht door de overheid, maar is er op z’n best een pluralistische samenwerking. Voor de overheid betekent dit dat ze te maken heeft met een multireligieuze markt en voor de kerk dat ze een van de partners voor de overheid op die markt is. Seculiere Nederlanders en politici geven de voorkeur aan een nog striktere scheiding van overheid en geïnstitutionaliseerde godsdienst.
Door de secularisering is de rol van de geloofsgemeenschap in het algemeen gemarginaliseerd, hoewel er ook geloofsgemeenschappen zijn die groeien en bloeien. Waar Nederlanders wel betrokken zijn op de kerk zien ze de relevantie van de kerkelijke organisatie en de bijbehorende kerkordelijke bepalingen niet altijd als dienstbaar aan de communicatie van het evangelie.
Ontkoppeling en verbinding
De redacteuren van dit themanummer stellen terecht dat de DKO1619 het zo’n tweehonderd jaar heeft uitgehouden. In 1816 verving het door koning Willem I aan de Nederlandsche Hervormde Kerk opgelegde Algemeen Reglement de gewestelijke kerkordes en de DKO1619. Tegelijk gaat het verhaal van Dordt verder. Door de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886 werd de DKO1619 in kerken van gereformeerde signatuur van kracht – in welke gereviseerde versie ook. Dat geldt tot op vandaag in diverse gereformeerde kerken wereldwijd. Ondanks discontinuïteit in vorm, inhoud en context is er na vierhonderd jaar een zekere verbinding met de DKO1619 dan wel het Dordtse kerkrecht.
Dr. C. van den Broeke is universitair hoofddocent kerkrecht aan de Theologische Universiteit Kampen, universitair docent religie, recht en samenleving/ kerkrecht bij de Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit en voorzitter van het Centrum voor Religie en Recht aan diezelfde universiteit. Mailadres:
- Raadplegingen: 1977