Skip to main content

33e jaargang nr. 5 (mei 2019)
thema: Dordt verbindt?!

Gerrit van Meijeren

Laatst geboekt
Van Dordt naar Las Vegas en terug

In een nummer over de Synode van Dordrecht mag de laatste roman van Nicolaas Matsier niet ontbreken. In De advocaat van Holland kruipt Matsier in de huid van de machtige raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt vanaf de dag van zijn arrestatie, 29 augustus 1618, tot en met het moment dat hij wordt onthoofd, op 13 mei 1619. Jazeker, tot en met dat moment. Matsier vertelt tenslotte ook wat er in dat hoofd leeft als de ziel van de landsadvocaat onderweg is naar zijn Schepper.
Het is een gedurfde aanpak, te vertellen wat er in Van Oldenbarnevelt omgaat, hoe hij zijn penibele situatie taxeert. Vandaaruit waaieren zijn gedachten alle kanten uit. Bijvoorbeeld naar de actie van de slijkgeuzen die een eigen kerkruimte eisten in Den Haag met eigen voorgangers. ‘Er was iemand geweest die in de consistoriekamer van de Grote Kerk geopperd had om zo’n extremist toch maar gewoon in deze kerk te laten preken. Om en om. dat kon toch? Dan kon iedereen gewoon luisteren naar wie hij wou.’ (179)
Daar wil Van Oldenbarnevelt niets van weten. ‘Hij, de Advocaat dus, uitbarstend: “Hè wat, moeten we die lui dan maar laten preken? Dat het ene kind ter verdoemenis geschapen is en het andere ter zaligheid?” Dat was de kwestie nietwaar. In een notendop dan. Zo zat die leer in elkaar. Waarop Maurits: “O ja? Heeft u een gereformeerde predikant dat dan wel eens horen preken?” En hij: “Nou ja, preken misschien niet, maar zo denken zij erover.”’ (180)
Er komt van alles langs in dit boek: de Remonstrantie, volgens Matsier van de hand van Johannes Wtenbogaert, de Scherpe Resolutie die de Staten van Holland de ruimte biedt om eigen milities aan te stellen, het getouwtrek rond de opvolging van Arminius met een interventie door de Engelse koning, de kraakactie van de Kloosterkerk en de keuze van Maurits voor de contraremonstranten. En dan is er nog de Nationale Synode die tijdens Oldenbarnevelts detentie wordt gehouden ‘als een boze droom voor de Advocaat’. Enkele dagen na de afsluiting van de Synode is het met Van Oldenbarnevelt gedaan.
De advocaat van Holland maakt een historisch verantwoorde indruk. Matsier heeft zich door een flink aantal deskundigen – o.a. SGP’er Menno de Bruyne – laten informeren. Het boek is wel een tikje traag en aan de uitleggerige kant. Ik besef dat door de gekozen opzet dat nauwelijks anders kan, want als lezer moet je op de een of andere manier begrijpen waar Van Oldenbarnevelt het over heeft.

Een boek dat mij veel meer raakte toen ik het jaren geleden las, was De vuuraanbidders van Simon Vestdijk uit 1947. Het speelt zich af tijdens het Twaalfjarig Bestand, maar ook in Duitsland dat geteisterd wordt door de Dertigjarige Oorlog. Gerard Criellaert is de hoofdpersoon. Zijn vader is een calvinistische kanonnier en overtuigd aanhanger van Prins Maurits, zijn moeder komt uit de kringen van de Doopsgezinden. Gerard wordt verliefd op een dochter van een Arminiaanse dominee. Temidden van alle verschrikkingen van het slagveld evolueert Criellaert van Gomarist tot atheïst, zoals Maarten ‘t Hart puntig schreef in zijn bespreking van deze grootse avonturen- en ideeënroman. Begin jaren negentig, bespraken ‘t Hart en Hugo Brandt Corstius om beurten elke week in NRC Handelsblad een van de tweeënvijftig romans van Simon Vestdijk. Voor Maarten ‘t Hart is De vuuraanbidders een van zijn lievelingsromans, al tekent hij er wel bij aan dat de Bijbelcitaten zijn ontleend aan de Statenvertaling van 1637 die op dat moment nog gemaakt moest worden. Het motto van de roman, Ezechiël 1:13, komt ook uit die vertaling: ‘Aangaande de gelijkenis der dieren, hunne gedaante was als brandende kolen des vuurs, als de gedaante der fakkelen; dat vuur ging tusschen die dieren, en het vuur had eenen glans, en uit het vuur kwam een bliksem voort.’ Raadselachtige woorden die tot lezen aanmoedigen, net als de krachtige beginzin van de roman: ‘Over Prins Maurits sprak mijn vader zelden genoeg.’   

Wat zou er nog meer te lezen zijn rondom Dordrecht? Ik Ik dacht nog aan De pestilentie te Katwijk van Aernout Drost. Oorspronkelijk verschenen in 1625 kreeg het boek in 1933 in hertaalde vorm een tweede leven. Als ik me goed herinner is Passchier de Fijne een van de hoofdfiguren uit het boek. Een remonstrants predikant die ook na zijn afzetting bleef preken. Passchier trok vermomd door het land. Legendarisch zijn zijn preken op het ijs van de Gouwe in de buurt van Gouda. De kerkgangers op de schaats, de dominee vanaf een slede, door een paard getrokken. ‘Wegens dat prediken op 't ijs, noemden hem de Goudsche remonstranten het IJsvogelke, als ze van hem spraken en sijnen naam wilden bedekken.’

In een vorig nummer van dit blad ben ik ingegaan op de film First Reformed van de bekende scenarist en filmmaker Paul Schrader, graduate van Calvin College in Grand Rapids. Een lezer stuurde me kopieën uit een boek waarin nader ingegaan wordt op enkele families binnen de Christian Reformed Church, waar binnen Schrader opgroeide. In dat artikel wordt aandacht gevraagd voor de film Hardcore (1979) waar Schrader zijn calvinistische achtergrond verwerkt. Hardcore gaat over Jake Van Dorn, een gereformeerde huisvader en directeur van een meubelfabriek. De film start met een uitgebreide impressie van de kerstviering ten huize van de hoofdpersonen. Aan alles is duidelijk dat Jake het geloof ernstig neemt, en je hoort flarden van een theologische discussie. Net als in First Reformed klinkt zondag 1 van de Heidelberger, hier in een drukbezochte kerkdienst.
Het tafereel krijgt een dramatische wending als Jakes dochter Kristen, die met een kamp van de kerk mee is, verdwijnt. Zij blijkt terecht gekomen in de pornoindustrie en haar vader gaat haar in de krochten van deze ongure wereld zoeken (en uiteindelijk vinden).
Wat heeft dit alles met de Synode van Dordrecht te maken? Nu, halverwege de film, wordt Jake op zijn zoektocht naar zijn dochter vergezeld door Niki, een jonge prostituee. Terwijl zij op het vliegveld van Las Vegas op hun vlucht wachten, vraagt Niki aan Jake bij welke kerk hij hoort. En Jake vertelt dan dat hij bij een ‘Dutch Reformed’ gemeente hoort, ‘een groep die gelooft in TULIP’. Vervolgens legt hij haar kort uit waar het acronym van de tulp voor staat. ‘It comes from the Canons of Dordt’.
De T betekent total depravity , totale menselijke verdorvenheid, de U staat voor unconditional election, Gods keuze voor de redding van mensen is onvoorwaardelijk. De L doelt op limited atonement, de verzoening heeft een beperkte reikwijdte, want uitsluitend gericht op de uitverkorenen. Dan is er de ‘onwederstandelijke’ werking van de Geest in de harten van de verkorenen: irresistible grace (I); gevolgd door de P van de perseverance of the saints, de volharding der heiligen.
Het klinkt redelijk absurd, iemand vraagt wat je gelooft en je legt dat uit aan de hand van een acronym dat verwijst naar de Dordtse Leerregels. Drijft Schrader hier de spot met zijn verleden? Of is de film juist een illustratie van de betekenis van waar TULIP voor staat in het leven van Jake Van Dorn? Het laatste moet zeker niet worden uitgesloten. In de film wordt Van Dorn niet alleen met de verdorvenheid van anderen geconfronteerd, ook met zijn eigen trots.
In ieder geval komt in deze bizarre dialoog (zie Youtube ‘How not to explain Calvinism’) aan het licht hoe groot de kloof is tussen het in TULIP gevatte geloofsgoed van de Dutch Reformed Church en de realiteit van een wachtruimte in Las Vegas. Anders gezegd: (wat) hebben de Dordtse leerregels met het gewone leven te maken?

De gereformeerde cultuurtheoloog Dr. Richard J. Mouw (1940), oud-president van Fuller Theological Seminary onder de rook van Hollywood, nam in zijn boekje Calvinism in the Las Vegas Airport: Making Connections in Today’s World, de handschoen op door de vraag te stellen wat het calvinisme van de Dordtse leerregels vandaag de dag kan betekenen. Mouw neemt zijn uitgangspunt in deze dialoog uit Hardcore en probeert onder meer aan te tonen dat in het calvinisme een gerichtheid op de wereld zit, die oog heeft voor het goede.
Eind vorig jaar was Mouw in Nederland in het kader van de herdenking van de Dordtse synode. In zijn lezing, die in Kerk en theologie verscheen, borduurt hij daar zo te zien op voort. Hij onderzoekt in hoeverre de Dordtse Leerregels ook een worldview kennen, een betrokkenheid op het dagelijks leven. Weliswaar wordt er over de totale verdorvenheid van de mens gesproken, na de val is er toch nog enig licht der natuur overgebleven (III/IV 4). Gelovigen en ongelovigen delen met elkaar een zeker besef van goed en kwaad; er is gedeelde menselijkheid. En als we beseffen dat we helemaal op Gods soevereine genade zijn aangewezen, dan kan een gelovige zich nooit verheffen boven iemand anders. Mouw probeert zo de Canones van Dordt maximaal te interpreteren voor de 21ste eeuw.

De Dordtse Leerregels hebben van tijd tot tijd scherpe debatten opgeleverd en zelfs een gravamen. Mij heeft het perspectief van wijlen Heiko Oberman verder geholpen in zijn accent op de historische context van de leer van de verkiezing. In zijn Kuypervoordrachten over de erfenis van Calvijn (1986) stelt Oberman vast dat de predestinatieleer geloofsgoed van eergisteren is geworden, van ‘erfgoed tot zwerfgoed’. De Dordtse Leerregels vinden weinig gehoor meer. Echter, om de verkiezingsleer op waarde te schatten is het essentieel dat we iets proeven van het existentiële karakter van dit geloofsgoed.
Toegespitst op Johannes Calvijn verwoordt Oberman het heel scherp – met zijn eigen cursivering – ‘Calvijn [...] spelt de Schrift in het licht van de vervolging der Kerk en richt zijn brieven, commentaren en preken aan de gemeenten-onder-het-Kruis, die met ogen verduisterd door bloed en tranen niets zien van Gods almacht en trouw en tegen alle tekenen in vasthouden aan het ene Woord: “Hij kent de zijnen, hij laat niet varen de werken die zijn hand begon”. Buiten deze context om is Calvijns verkiezingsleer niet alleen afschuwelijk maar ook goddeloos. Binnen deze ervaringshorizon is zij een kostbaar ervaringsgoed, dat alle kerken die nu al in de vervolging staan tot hun grote schade ontberen en dat wij, zolang wij nog in de beschermende luwte van democratische rechten mogen leven, te traderen en levend te houden hebben, om paraat te zijn en om onze kinderen paraat te maken voor de dingen die komen gaan. Want, zoals Calvijn terecht waarschuwde, tot de ware Kerk behoren kruis en vervolging, ook wanneer er soms oases zonder vervolging zijn.’
Daarmee is het laatste woord niet gesproken, maar dit existentiële karakter brengt de verkiezing als troost heel dichtbij mensen van vlees en bloed.

Aernout Drost, De pestilentie te Katwijk, Amsterdam 1933.
Nicolaas Matsier, De advocaat van Holland, Amsterdam 2019.
Richard J. Mouw, Calvinism in the Las Vegas Airport. Making Connections in Today’s World, Grand Rapids 2004.
Richard J. Mouw, ‘The Worldview of the Synod of Dordt’, in: Kerk en theologie 70/1 (januari 2019), 17-24.
H.A. Oberman, De Erfenis van Calvijn – Grootheid en grenzen – Kuyper-voordrachten, Kampen 1988.
Simon Vestdijk, De vuuraanbidders (drie delen), Den Haag 1958.

Drs. G. van Meijeren is classispredikant in de classis Zuid-Holland Zuid van de Protestantse Kerk in Nederland. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

 

 


  • Raadplegingen: 1911