34e jaargang nr. 3 (jan. 2020)
thema: Gender en transgenders
Jolanda Molenaar en Heleen Zorgdrager
Transgender gelovigen bevragen orthodox-gereformeerde kerken
Woord en wederwoord (1)
Op welke ontwikkeling ten aanzien van de omgang met transgender personen hoopt u, wanneer u denkt aan orthodox-gereformeerde christenen? Dat was de vraag die de redactie ons heeft voorgelegd. Wij willen in onderstaande hierop een antwoord geven en uitnodigen tot verder gesprek.
Beiden zijn we theologen, de één in is opleiding tot predikant en een ervaringsdeskundige op het vlak van transgender en geloof, de ander leidt als hoogleraar een onderzoeksproject naar spiritualiteit in de levensverhalen van transgender personen. Vanuit onze eigen ervaring en waarneming, op basis van interviews met anderen, en vanuit de beschikbare literatuur komen we tot het formuleren van enkele aangelegen uitdagingen voor orthodoxe gereformeerden waar het gaat om de omgang met transgender personen.
Kloof
Vooraf de nuchtere constatering dat er een grote spanning bestaat tussen waar transgender personen zich bevinden en de theologische denkbeelden die leidend zijn in orthodox-gereformeerde kerken. Er is in veel opzichten een kloof gegroeid tussen de emancipatiebewegingen van de laatste vijftig jaar (van vrouwen, homoseksuelen en transgenders) en de denkbeelden in de orthodoxe kerken. Stelde de emancipatie van vrouwen vragen bij de genderverhoudingen en het traditionele, patriarchale gezin, de emancipatie van homo’s betekende een aanslag op het denken over seksualiteit en het heteroseksuele huwelijk als norm. Bij transgender personen komt dit alles samen, en wordt ook nog de schepselmatige gegevenheid van het man- en vrouw-zijn ter discussie gesteld. Het is te begrijpen dat orthodox-gereformeerde christenen het er moeilijk mee hebben en vaak niet goed weten welke positie ze nu theologisch kunnen, mogen of moeten innemen.
Waar hopen wij dat ontwikkelingen op gang kunnen komen in orthodox-gereformeerde kring om een meer welkom en veilig klimaat voor transgender gelovigen te bieden? Wij noemen een viertal hoofdpunten.
Viervoudig verder
Ten eerste zien we een groot obstakel in de opvatting over Schriftuurlijke waarheid. De Bijbel beschouwen als bron van waarheid is een groot goed in de kerken van de Reformatie. Te vaak echter zien we dat dit kan ontaarden in een vorm van biblicisme die geen ruimte laat om de ervaringen van mensen werkelijk te beluisteren en te laten spreken. De rijkdom en veelkleurigheid van de Schrift worden gelezen en strakgetrokken door de lens van dogmatische opvattingen over zonde, genade en behoud. Dan volgt de uitspraak dat alles wat niet aan deze dogmatische opvattingen voldoet een gevolg is van de zondeval en veroordeeld moet worden. Het leidt tot een heel beperkte wereldvisie, en voor transgender mensen tot een volstrekt negatief zelfbeeld. Zou het ook mogelijk zijn dat orthodoxe christenen eerst onbevangen naar de geschapen werkelijkheid durven te kijken, en deze dan in gesprek brengen met de Bijbel en overgeleverde dogma’s?
De kerken in de wereldwijde oecumene zijn het erover eens dat er voor morele oordeelsvorming van christenen in principe vier bronnen in het spel zijn. De Bijbel, de kerkelijke traditie, de wetenschap en de (geloofs)ervaring. Het is het beroemde quadrilateraal van John Wesley, de grondlegger van het Methodisme. Ook voor Wesley was de Bijbel de absoluut primaire bron, maar hij erkende dat de andere drie hun geldigheid hebben en mee licht kunnen werpen op Gods waarheid vandaag. Wat je beklemtoont in de Bijbel zal altijd te maken hebben met hoe je in de wereld staat, de tijd waarin je leeft, de kennis die je hebt en de ervaringen die je doormaakt. Wanneer kerken in hun morele beraad rond vragen van gender en seksualiteit deze hermeneutische sensitiviteit meebrengen, is er al een wereld gewonnen.
Een tweede punt is gelegen in de opvatting over de schepping, en daarmee samenhangend: over zonde en kwaad. Veel transgender gelovigen vertellen hoe ze het orthodoxe scheppingsgeloof als een groot obstakel hebben ervaren in hun strijd om tot zelfaanvaarding te komen. Dit scheppingsgeloof gaat ervan uit dat God de natuur en de mensen heeft gemaakt in twee geslachten, als man en vrouw, die wezenlijk van elkaar verschillen en elkaar aanvullen. Dat je geboren bent als man of vrouw is dankbaar aan te nemen als een gave. Als het je niet lukt om vervulling te vinden in je biologische sekse, of als je buiten de grenzen van je seksebepaalde rol stapt, dan ben je verkeerd bezig. Je gaat in tegen de goede schepping en Gods bedoeling. Dat is zonde.
Wij menen dat deze opvatting van een statische, onveranderlijke schepping niet door de Bijbel gesteund wordt. Schepping is in de Bijbel een dynamisch gebeuren. Over Gods scheppende werk wordt niet alleen aan het begin van Genesis gesproken, maar ook door de profeten en bij Paulus (Jesaja 65; Ezechiël 37; 1 Korintiërs 15:52; Filippenzen 3:21; Romeinen 8:19vv; Openbaring 21:5). Scheppen is transformatie en transfiguratie naar iets nieuws, een Geestdriftig toewerken naar de voleinding van de geschiedenis en de wereld. Deze dynamische lezing van scheppingsteksten bevestigt transgender mensen in hun ervaring dat het bestaan niet af is, maar dat het vol verlangen uitziet naar voltooiing. Een schepping-in-wording staat er open voor dat mensen de natuur een handje mogen helpen om heler te worden, op een manier die past bij hun diepgevoelde genderidentiteit.
Betekent dit, dat God de schepping dan niet ‘zeer goed’ gemaakt heeft? Het is een vraag die kan drukken op transgender gelovigen. Is hun genderdysforie dan een foutje van God? Of een gevolg van de zondeval en een teken van de gebrokenheid? Dit brengt ons bij de theodiceevraag. Vanuit de gedachte van een schepping-in-wording komen wij uit bij een God die de schepping zeer goed bedoeld heeft, maar er zijn goedbedoelende mensen nodig om het kwaad te bestrijden omdat goed en kwaad in de schepping naast en door elkaar bestaan. Aan welke kant van de schepping staan transgender mensen, aan de goede of aan de ongewild kwade kant van de geschapen werkelijkheid? Als je het transgender mensen vraagt, is het vaak een dubbel antwoord. Genderdysforie wens je niemand toe, want het is voor de meesten onvoorstelbaar moeilijk. Maar uiteindelijk, als men door het hele transitietraject heen is, hoor je toch ook vaak dat het ‘zeer goed’ is. De transitie en de operaties zijn dan kennelijk het middel geweest om het kwaad, het persoonlijk lijden, te verdrijven. Tegelijk moet gezegd dat een deel van het door transpersonen ervaren lijden veroorzaakt, bestendigd of verergerd wordt door mensen – niet zelden uit christelijke kring – die met afwijzing, onbegrip en discriminatie reageren op deze levensweg. We zien in het leven van transgender mensen dan iets terug van de worsteling met het kwaad, die God ook heeft.
Een derde ontwikkeling waar we vurig op hopen in orthodoxe gemeenschappen is van pastorale aard. De pastorale basishouding jegens transpersonen dient te vertrekken vanuit een positief mensbeeld, waarin centraal staat dat God ieder mens gewild en wondermooi geschapen heeft. De Schepper heeft hen ‘kunstig geweven in de schoot van de aarde’ en hun wezen bergt voor Hem geen geheim (Psalm 139). Ook deze psalmdichter ervoer dat het ‘zeer goed’ was. Vanuit deze basishouding hoeven we transgender mensen niet langer te zien als object van medelijden. Zij willen integendeel, als ieder mens, leven naar hun diepste identiteit, en hebben behoefte aan mede-gelovigen die hun oordeel opschorten en met hen op geloofsreis gaan om het leven te vieren als een Godsgeschenk. Je hoeft niet vanuit je geloof er al van alles van te vinden. Zoals een pastor van een transgender jongere zei: ‘Pastoraat gaat niet over eerst van alles ergens van vinden, maar ervaren hoe je elkaar aantreft in het leven. Hier is een gemeentelid dat jou nodig heeft.’ Een onbevangen houding die de ander verwelkomt is een eerste stap. Laat de ander je gids zijn en leer van die ander. Ga samen op zoek naar bronnen van geloof en veerkracht. Laat het onbekende toe in vertrouwen dat de heilige Geest jou en je gesprekspartner leiden zal.
Ten slotte, als vierde, hopen we dat christelijke kerken inclusieve gemeenschappen willen zijn waar transgender personen zich veilig en geborgen weten, waar ze zichzelf kunnen zijn en waar ruimte is voor het persoonlijke verhaal. Zo laat je als gemeenschap weten dat de basis is dat iedereen erbij hoort, hoe ingewikkeld of vreemd het verhaal van een medegelovige ook kan zijn, en zelfs als de mogelijke discussie daarover moeilijk wordt. Het gaat om geloofsgemeenschappen waar ieder van harte welkom is als medemens en mede-gelovige in Christus, en waar de onderlinge omgang bepaald wordt door het willen doorgeven van zijn liefde.
Werkelijk veilig en welkom kan een transgender persoon zich voelen als een en ander is neergeslagen in beleid. Beleid betekent een einde aan willekeur en voorkomt dat een nieuwe predikant of kerkenraad zomaar van gedachten verandert. Beleid geeft houvast, niet in de laatste plaats aan transgender personen zelf. Hier kan aan de orde komen of de ambten openstaan voor transgender gemeenteleden, of gegevens in de ledenadministratie zonder problemen kunnen worden aangepast, en of de gemeente de mogelijkheid van een transitieritueel of -zegen kent. Het kan een lange weg zijn naar een transvriendelijke gemeente. Maar oprecht hieraan werken kan de kerk daadwerkelijk tot het lichaam van Jezus Christus maken, waarvan geen onderdeel gemist kan worden (1 Korintiërs 12).
J.A. Molenaar is gastvoorganger, aankomend transgenderpastor en coördinator van zelfhulpgroep Transgender en Geloof van Transvisie. Mailadres:
Prof. dr. H.E. Zorgdrager is hoogleraar systematische theologie en genderstudies aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam. Mailadres:
Met Carl Buijs en Wielie Elhorst redigeerden zij het boek Wondermooi, zoals U mij gemaakt hebt. Handreiking voor gelovige transgender personen en werkers in de kerk. Zoetermeer: KokBoekencentrum, 2019. Het boek werd door journalisten van Trouw en Nederlands Dagblad genomineerd als een van de vijf beste theologieboeken van 2019.
- Raadplegingen: 2706