36e jaargang nr. 1 (september 2021)
thema: Nazomernummer
Niels den Hertog
Een pastor voor Eichmann?
Zou het de staat Israël niet sieren als zij geestelijke bijstand zou toestaan voor Adolf Eichmann? Dat was de vraag die dominee William L. Hull in 1962 stelde toen hij aanbood om de veroordeelde nazi te bezoeken. Hull kreeg de ruimte om tussen 11 april en 31 mei 1962 Eichmann veertien keer te bezoeken. Dat was de periode waarin Eichmann, na het op 15 december 1961 uitgesproken doodsvonnis, in afwachting was van de beschikking op zijn hoger beroep. Hulls verslag van de gesprekken verscheen snel na de dood van Eichmann onder de titel: The Struggle for a Soul.
In het bestek van 170 pagina’s doet de Canadese dominee verslag van zijn vergeefse worsteling om de ziel van Eichmann te behouden. Het is duidelijk: dit is een vorm van pastoraat waarvoor niemand is opgeleid. Het is me niet bekend waar en hoe Hull geschoold is, maar ‘geestelijke gesprekken met massamoordenaars’ heeft naar alle waarschijnlijkheid niet op het lesprogramma gestaan. Pastoraat aan zondaars is naar mijn waarneming sowieso een minder goed onderzocht thema binnen de praktische theologie. Ik kan me althans uit mijn studie niet herinneren dat het erover gegaan is. Vreemd is dat eigenlijk, want in het gemeentewerk kom je voortdurend met de rauwe kanten van het leven in aanraking. Dan is het toch van belang om te weten hoe je als pastor juist vanuit dit perspectief met mensen in gesprek kunt gaan. Het woord zonde immers tilt ons weg uit het platte vlak van fouten en moraliteit en plaatst ons voor de levende God, die ondanks ons verleden toekomst voor ons heeft – dat zijn werkelijkheden waar de psycholoog en rechter geen weet van hebben.
Geen eenvoudige taak dus waar Hull in het voorjaar van 1962 voor kwam te staan. Bij het lezen van zijn verslag heb ik dat voortdurend gedacht. En hoewel ik stevige kritiek heb op de benadering die Hull gekozen heeft, besef ik tegelijk dat ik ook niet weet hoe ik te werk zou zijn gegaan als ik met Eichmann zou hebben moeten spreken.
Programma
Als Hull groen licht krijgt voor zijn bezoeken, zet hij samen met zijn vrouw – zij zou als tolk functioneren – een programma op voor de gesprekken. Hij noemt het zelf ‘eight studies in logical progression on man and salvation’ (15) – een soort catechisaties dus eigenlijk waarbij hij wilde inzetten bij het verschil tussen Gods oordeel en dat van de mens, om vervolgens uiteen te zetten dat iedereen gezondigd heeft en om die reden verloren ligt, maar dat Christus gestorven is voor die zondaars en dat er daarom verlossing is voor wie gelooft. Dat geloof is een geschenk van God en alleen door dat geloof krijgt een mens toegang tot het leven in Jezus’ rijk dat komt. In een appendix bij het boek staat te lezen welke Bijbelgedeelten per gesprek aan de orde moesten komen. Feitelijk is het een korte cursus ‘introductie in het christelijk geloof’ waarbij de hele Bijbel werd doorgenomen.
Op dat punt ontstaat direct een confrontatie en die confrontatie is tekenend voor de hele reeks van gesprekken. Als Hull bij de eerste ontmoeting aan Eichmann vraagt om Prediker 12:14 op te slaan, vraagt deze of dat in het Oude Testament staat. Als Hull dat bevestigt, meldt Eichmann dat hij dat deel van de Bijbel weigert te lezen, omdat het alleen maar Joodse verhalen en fabels bevat. Deze weigering levert een felle reactie van Hull op waarbij hij de dingen direct op scherp zet: ‘Als u niet de Bijbel wilt lezen en met ons mee wilt werken, kunnen we u niet helpen (…) Als u niet overwegen wilt wat wij op grond van de Bijbel te zeggen hebben, zullen we moeten gaan.’ (23) Verderop in het boek blikt Hull tevreden op deze stevige interventie van zijn kant terug en stelt vast dat Eichmann alleen de taal van bevelen begrijpt (26, 41, 87) en dat hij hem stevig aan de lijn had (‘subject to my direction and guidance in the discussion’).
Confrontatie
In die confrontatie gebeurt intussen een drietal zaken dat nader bekeken dient te worden. Om te beginnen blijkt daar wat Hull voor ogen staat met de gesprekken. ‘We have come to help you’, zo klinkt het bij het eerste gesprek en ook herhaaldelijk daarna (22v., 51, 54 en 140). Het echtpaar Hull komt allereerst iets brengen bij Eichmann. De hulp die ze bieden bestaat daarin dat ze met Eichmann een traject willen doorlopen dat zij hebben opgezet en waarbij het vooral van belang is om Eichmann te overtuigen van zijn schuld. ‘Een besef van persoonlijke schuld voor God’ is het primaire doel van de gesprekken. Keer op keer hamert Hull daarop in de gesprekken en in zijn eigen reflectie op de gesprekken (15, 16, 75). Zondebesef is de voorwaarde voor het vervolg – want alleen als Eichmann zijn zonde zou inzien, kon Hull aan hem het Evangelie van de vergeving verkondigen. Maar het lukt Hull niet om hem daar te krijgen.
Er wordt nog iets zichtbaar in die confrontatie. Eichmann zelf had niet gevraagd om de bijstand van Hull. Hij had na het eerste gesprek slechts toegestemd in de voortgang van de bezoeken nadat hij in een brief duidelijk gemaakt had dat hij niet van plan was terug te keren in de schoot van de kerk. Hull mocht komen, maar Eichmann wilde geen hypocriet zijn en maakte dus bij voorbaat duidelijk hoe hij erin stond (30). Van geestelijke nood was bij hem geen sprake: ‘I have never lost touch with God’, zo verzekert hij de dominee steeds opnieuw (22, 83, 85, 141). Hij weet bovendien zeker dat Jezus hem niet veroordeelt (37). Dominee en mevrouw Hull zijn geschokt en kunnen er niet over uit.
Dat brengt bij een derde observatie. In heel de reeks van gesprekken staan Hull en zijn vrouw tegenover Eichmann (‘such a man’, 25). Nergens proef je echte verwarring bij de dominee over wat er om kan gaan in een mensenhart, laat staan de aanvechting dat hij niet een wezenlijk ander mens is dan Eichmann. Wie tegenover iemand staat, schept afstand. En dat is dan ook wat je keer op keer proeft in het boek: deze pastor weet zich niet verbonden met de mens met wie hij spreekt. Hij schept afstand – en ziet in die afstand uiteindelijk zelfs winst. In het Woord vooraf blijkt dat op een pijnlijke manier. Droogweg schrijft Hull daar op dat het natuurlijk voor Eichmann zelf heel erg is dat hij gestorven is zonder Jezus Christus te hebben aangenomen als zijn persoonlijke verlosser, want dat betekent dat hij naar de hel is gegaan. Maar voor de kerk is dat eigenlijk – zo gaat hij dan verder – wel gunstig. Zijn ‘public rejection of Jesus Christ completely disassociated him and his evil deeds from Christianity’ (xiii, 74). De kerk is op geen enkele manier verantwoordelijk voor zijn daden. Die opmerking beneemt direct de kritische kracht aan de voorafgaande woorden dat Eichmann binnen de kerk is groot geworden. Op geen enkele manier wordt Hull echt onrustig van de omgang met deze man die symbool is geworden van de gruwelijkheden van de Shoah. Ja, hij noteert wel herhaaldelijk dat Eichmann een gewone man is (40), dat er zomaar een nieuwe kan opstaan (41) – maar die woorden werken niet echt iets uit. De dogmatiek van Hull wordt niet geschokt door de confrontatie met de duisternis. Eichmann stelt hem voor geen enkele vraag.
Hoewel er nog veel meer te noemen is – bijvoorbeeld het merkwaardige gegeven dat Hull hoop put uit het feit dat de arts van Eichmann na het eerste bezoek heeft vastgesteld dat de bloeddruk van Eichmann gestegen was (33, 48, 66) – laat ik het voor nu hierbij, omdat ik in dit stuk ook aan andere zaken toe wil komen. Duidelijk mag zijn dat het tussen Hull en Eichmann niet tot een echt gesprek gekomen is. Naar mijn idee ligt de grootste verantwoordelijkheid daarvoor bij Hull, die tenslotte niet kwam om te luisteren naar wat Eichmann te zeggen had om daarover met hem in gesprek te gaan voor Gods aangezicht, maar die iets kwam droppen, zonder werkelijke belangstelling voor de mens die hij voor zich had.
Autobiografie
Intussen kan de vraag opkomen of ik dan een betere manier weet. Hoe ga je in gesprek met iemand die veroordeeld is voor de grootste misdaad in de geschiedenis? Iemand die bovendien aangeeft op geen enkele manier problemen te hebben, maar integendeel zeker weet dat Jezus Christus hem niet veroordelen zal voor wat hij gedaan heeft?
Het begint al bij het gegeven dat de gesprekken voor Eichmann niet hoeven. Nee, zo’n weigering mag niet het laatste woord zijn. Ik denk dat je te allen tijde het gesprek dient te zoeken. Goed dus dat Hull ondanks dat toch gaat. Maar je zult wel iets moeten met het signaal dat iemand afgeeft die zegt geen gesprek te willen en aan hulp geen behoefte te hebben. De benadering van Hull maakt dat de oester zich nog vaster sluit, want hij walst gewoon over Eichmann en diens bezwaren heen. Hij weet beter dan Eichmann zelf wat goed voor hem is. Bettina Stangneth schrijft in haar Eichmann-biografie (590) dat Hull de merkwaardige prestatie levert dat zijn lezers sympathie voor Eichmann opvatten. Dat was ook mijn ervaring, al duid ik die iets minder negatief dan Stangneth.
Het belangrijkste probleem bij de benadering van Hull lijkt me de kwestie van de afstand die hij benadrukt – en uiteindelijk zelfs positief duidt. Als je in gesprek gaat met iemand en niet bereid bent jezelf op het spel te zetten door in de pastorant iets van jezelf te zien, dan is het tot mislukken gedoemd. Ik heb geen idee of mij dat zou lukken, maar zonder een vorm van solidariteit zal pastoraat toch niet gaan. Nee, je hoeft niet net te doen alsof je ook een massamoordenaar bent – maar het helpt wel als je gesprekspartner merkt dat er iemand bij hem zit die beseft dat het verschil tussen jou en hem gradueel en zeker niet principieel is. Ja, Eichmann heeft gedwaald. Ja, hij heeft grote schuld op zich geladen – maar als ik dat niet gedaan heb, is dat bewarende goedheid van God en meer niet. Afstand benadrukken of scheppen is een intuïtieve en in ieder geval gemakkelijke reactie op buitengewoon kwaad: zoals hij is, zo ben ik niet. Het is de reactie die je overal al ziet. In de kranten die verslag deden van het proces klonken herhaaldelijk termen als ‘monster’ en ‘demonisch’. Begrijpelijk – maar op een vreemde manier ook geruststellend, want de meeste mensen zijn gelukkig geen monsters. Juist als getuige van het evangelie lag er toch een andere weg open voor Hull. De kerk leeft immers van het geheim van Jezus Christus die nou net geen afstand heeft gehouden, maar ons zondige mens-zijn heeft aangenomen. Dat is toch de vreugde van het evangelie dat Christus ons niet op onszelf terugwerpt, maar zich met ons één maakt. Als Hij ons vindt, komen wij in beeld als vijanden, doden en zelfingenomen betweters. En waar wij ons haastig van zulke types zouden losmaken in de onterechte veronderstelling dat we heel anders zijn, blijft Hij – de enige die wel echt anders is! – en sterft in godverlatenheid onze dood om ons zijn leven te schenken. Het evangelie beneemt ons voorgoed de mogelijkheid om onze wereld op te delen in the good guys and the bad guys.
In de eerste maanden van zijn gevangenschap heeft Eichmann een autobiografie geschreven. In 2000 werd deze via internet publiek toegankelijk gemaakt en in 2016 verscheen er een kritische editie van. Eichmann heeft het de titel Götzen gegeven: afgoden dus. Ik weet: Eichmann had iets van een kameleon. Hij nam de kleur aan van zijn omgeving. De Eichmann, die in de jaren voor zijn gevangenneming in Argentinië onder nazi-makkers gesprekken voerde met Willem Sassen, spreekt andere taal dan de Eichmann die in de Israëlische cel zijn levensgang beschrijft. Waar hij in Argentinië pocht op wat hij allemaal klaargespeeld heeft en vooral spijt heeft van het gegeven dat er niet meer Joden zijn omgebracht, tekent hij zichzelf voor de lezer van deze autobiografie – onder wie hij waarschijnlijk zijn rechters vermoedt – als een gedesillusioneerd slachtoffer van betovering. Wie was nu de ware Eichmann, vraag je je als lezer af. Duidelijk is dat hij met zijn in gevangenschap geschreven verhaal poogt zijn rol in de Shoah kleiner te maken. Zijn verslag biedt hij aan als een waarschuwing aan de jeugd om zich niet te laten verleiden tot de dwaasheden waartoe hij gekomen is (71). Een overduidelijke poging dus om blijk te geven van een voortschrijdend inzicht in waar hij aan heeft meegewerkt. Men neme dit boek dus met een flinke korrel zout.
Maar dat gezegd hebbend: deze terugblik zegt wel iets. Neem alleen die titel. In het boek blijkt hoe die bedoeld is. Na de schok van 1918 kwamen, zo schrijft hij, de goden die beloofden de schande van Versailles weg te nemen. ‘Ik heb ze gediend met al het geloof dat ik kon opbrengen’, zo vertelt Eichmann (82). Die goden bleken echter afgoden te zijn die een dodendans over Europa ontketend hebben (431). Nee, hier klinkt geen heldere schuldbelijdenis van de kant van Eichmann, hier is iemand bezig zichzelf vooral als slachtoffer te tekenen. Maar toch: waarom uitgerekend met deze termen? Wat zegt het dat hij deze taal nodig heeft om de waanzin van de oorlog te benoemen? Waarom tekent hij zijn dienst aan het Derde Rijk met deze Bijbelse taal? Wordt daarin iets van een besef zichtbaar dat alleen met deze categorieën werkelijk ter zake gesproken kan worden over wat er gebeurd is?
Hoe dan ook: deze gedachten hebben door Eichmanns hoofd gezweefd in de maanden voordat Hull zich bij hem meldde. Als Hull meer tijd had besteed aan luisteren en aan het kiezen van zorgvuldige vragen, dan aan het keer op keer zoeken naar manieren om bij Eichmann een schuldgevoel wakker te roepen, zodat er daarmee een landingsbaan voor het Evangelie zou zijn, dan hadden het echte gesprekken kunnen worden. En in echte gesprekken kan ineens iets gebeuren dat je van tevoren nooit kunt plannen. Dan kan de zondaar tevoorschijn komen, omdat hij merkt dat hij niet tegenover een rechter zit, maar tegenover iemand die van binnenuit weet hoe verleidelijk de dienst aan afgoden is. En dat alleen Gods genade een mens daartegen beschermt.
W.L. Hull, The Struggle for a Soul, New York, 1963;
R.B. Nescher (Hrsg.), Götzen. Die Autobiografie von Adolf Eichmann, Berlin, 2016;
B. Stangneth, Eichmann vor Jerusalem. Das unbehelligte Leben eines Massenmörders, Reinbek bei Hamburg, 2014.
Dr. C.C. den Hertog is predikant van de samenwerkingsgemeente van de GKv en de CGK te Nijmegen, docent systematische theologie/dogmatiek aan de TUA en redacteur van dit blad.
Mailadres:
- Raadplegingen: 1713