36e jaargang nr. 3 (januari 2022)
thema: Dragen of zeulen: het ambt in de kerk
Karin Happée-Bongaards
Geroepen om te vertrouwen
Terugblik van de ambtsdrager (1)
In de periode van 2007 tot 2018 mocht ik ouderling zijn met de bijzondere opdracht ‘voorzitter van de kerkenraad’ bij de Protestantse Gemeente ’t Woudt-Den Hoorn. De voormalige voorzitter van de kerkenraad heeft mij hiervoor destijds persoonlijk benaderd. Aanvankelijk was mijn reactie ‘maar daar moet je mij niet voor hebben, dat kan ik helemaal niet’. Denk er maar eens rustig over na, was zijn antwoord. En dat heb ik gedaan.
Ik voelde mij geroepen door God en de gemeente, maar wilde er eigenlijk het liefste onderuit. Mijn gedachten gingen uit naar Bijbelse figuren zoals Mozes en Jona. Beiden twijfelden ook aan hun eigen capaciteiten. Konden ze wel voldoen aan het beroep dat op hen werd gedaan? Mozes vond zichzelf geen goede woordvoerder en Jona voelde zich ook niet geschikt om de inwoners van Ninevé op het rechte pad te wijzen. Toch neemt God hen bij de hand. Voor mij was de boodschap: niet weglopen voor het dragen van verantwoordelijkheid. Vertrouw op God en Hij gaat met je mee. En voor mij is heel belangrijk in het kerkenwerk dat het niet gaat om jouw functioneren als persoon. Het gaat om je dienstbaarheid aan onze God en Jezus Christus die we alle eer mogen brengen. En daarin mogen we elkaar ondersteunen. Daarom heb ik destijds het beroep aanvaard.
Vertrouwen
Ik geloof dat wij als gemeente allemaal zijn geroepen om de liefde van God te ontvangen en te delen met ieder die het maar wil horen. Als kerk hebben we elkaar nodig om elkaar te bemoedigen in het geloof, te inspireren, Gods stem te verstaan en Zijn Woord te begrijpen. Een ambtsdrager neemt de roeping van de gemeente niet over, maar geeft richting en ruimte aan gemeenteleden om hun gezamenlijke roeping van vieren, leren, dienen en getuigen te vervullen. Als ambtsdrager mag je in de gemeente fungeren als een ‘wegwijzer’ die naar Jezus Christus wijst. Dat betekent voortdurend focus houden op de oneindige liefde die wij van God hebben ontvangen en deze liefde mogen uitdelen in de wereld waarin wij leven. En ons daarin vooral niet laten afleiden door alles wat deze focus zou kunnen vertroebelen.
Ik heb het ‘ambtsdrager zijn’ altijd ervaren vanuit het gevoel van dankbaarheid. Daarbij voelde ik mij enorm gedragen door de gemeente. Er was vertrouwen, zeer goede sfeer en draagvlak om samen met de andere ambtsdragers de gemeente richting te geven in het geloofsleven. Vanuit de gemeente werd ruimte geboden om leiding te mogen geven.
Het mooiste van het ambt vond ik wanneer we als gezamenlijke ambtsdragers en predikant echt bezig konden zijn met vorming en toerusting. Dit bracht ons verder. Er ontstonden mooie initiatieven zoals bijvoorbeeld nieuwe vormen van jeugdcatechese. Gemeenteleden voelden zich uitgenodigd om ‘mee te doen’. Aan het begin van de zomervakantie werd ook altijd de VakantieBijbelWeek georganiseerd. Daarbij was het de uitdaging om vooral mensen erbij te betrekken die wat verder van de kerkelijke gemeente af stonden. Het was fijn om zoveel mensen te zien die zich actief inzetten om de liefde van God door te geven aan de kinderen.
Randzaken
Met veel plezier denk ik ook terug aan de tijd en aandacht die we in de gemeente hebben besteed aan de vraag ‘wie willen we als kerkelijke gemeente zijn’? Daarbij kwam naar voren dat we als gemeente niet teveel naar binnen gericht willen zijn, maar vooral een kerk willen zijn die naar buiten gericht is, die oog heeft voor de nood dichtbij. Vanuit deze bewustwording ontstond een missionaire werkgroep ‘Hulp voor de buurt’ in samenwerking met de lokale welzijnsorganisatie, buurtbewoners en gemeenteleden. Mooi om zo gezamenlijk praktisch uiting en invulling te geven van je geloof.
Wat ik lastig vond in mijn ambt, was dat we nog weleens veel tijd konden besteden aan randzaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van de kerk. Juist dergelijke onderwerpen houden ook veelal de gemeente bezig. En als je niet uitkijkt, wordt alle energie van de kerkenraad aan dergelijke onderwerpen besteed. Wat ik daarin moeilijk vond, is dat je het liefste het iedereen naar de zin wil maken, maar dat lukt helaas niet. Je moet keuzes maken. En niet iedereen is altijd blij met de keuzes die gemaakt worden.
Pastoraat
Wat ik ook als lastig heb ervaren, is de organisatie van de pastorale bezoeken. Ouderlingen kregen weinig energie van het proactief benaderen van mensen die niet open stonden voor een bezoek of een gesprek over het geloof. Daarom hebben we de keuze gemaakt om een onderscheid te maken tussen het ouderenpastoraat en de pastorale zorg voor mensen jonger dan 75 jaar. Dit onderscheid hield in dat de ouderen met regelmaat een bezoek ontvingen van één van de ouderlingen of pastoraal bezoekers; aan de gemeenteleden jonger dan 75 jaar werd aangegeven dat ze zelf konden aangeven indien ze behoefte hadden aan een bezoek of gesprek met een ouderling. Het bezoekwerk vindt dan meer op reactieve basis plaats. In de plaats van de persoonlijke bezoeken werden andere vormen van huisbezoeken georganiseerd zoals bijvoorbeeld ontmoetings(wijk)avonden. Toch vraag ik me soms nog weleens af, hebben we daar als ambtsdragers niet te makkelijk over gedacht om deze pastorale bezoeken alleen reactief aan te bieden?
Na elf jaar
Met veel enthousiasme en gedrevenheid heb ik het ambt van ouderling mogen vervullen. Het ambtswerk is tijdrovend. Het vraagt veel overleg met elkaar om een goede samenwerking te realiseren. Dat heb ik nooit als vervelend ervaren. De belangrijkste voorwaarde daarbij was wel de onvoorwaardelijke steun die ik hierin heb gekregen van mijn echtgenoot, Rinco. Hij heeft mij intens gesteund in het ambtswerk. Tijdens mijn ambtsperiode — bij aanvang was ik 36 jaar — hadden wij een gezin met zeer jonge kinderen. Het kerkenwerk zorgde in het drukke gezinsleven voor een mooie afwisseling. Ik raad iedereen aan met zeer jonge kinderen om een ambt in de kerk te overwegen, juist in deze levensfase; je kinderen gaan dan nog lekker op tijd naar bed en hebben niet in de gaten dat jij soms drie keer per week een vergadering van de kerk hebt. Nu onze kinderen wat ouder zijn, heb ik na elf jaar ook besloten om te stoppen als ambtsdrager, zodat ik in de avonden wat vaker thuis kan zijn.
Als ambtsdrager krijg je een behoorlijke inkijk in de keuken van de kerk. Daar gebeuren hele mooie dingen, maar soms ook minder fraaie dingen. We zijn mensen en kunnen elkaar soms ook in de kerk teleurstellen. Voordat ik ambtsdrager werd, heb ik me daarover geen illusies gemaakt. Een kerk is een gemeenschap van mensen, die het beste met elkaar voor hebben, maar waar het ook menselijk is wanneer dat soms niet gaat zoals we zouden willen. Ik vertrouw op God, Hij laat ons niet los. Dat geeft mij steun, juist in moeilijke situaties.
Nu ik geen ambtsdrager meer ben, ga ik met net zoveel passie en enthousiasme naar de kerk als daarvoor. Ik heb heel veel bewondering voor de ambtsdragers die nu leidinggeven aan onze gemeente. Zij verdienen veel waardering vanuit de gemeente. Want alleen met vertrouwen in de liefde van God en de gemeente, kan je functioneren als ambtsdrager. Dankbaar dat ik deze ambtsperiode zo heb mogen ervaren.
Karin Happée-Bongaards
- Raadplegingen: 999