36e jaargang nr. 5 (mei 2022)
thema: Een vloeibare generatie
Kees van Ekris
Authenticiteit
Paradoxaal, problematisch en noodzakelijk
Het portret dat Ruth Perrin van millennials schetst is herkenbaar en behulpzaam. Het is een sympathiek boek. Perrin is gehecht geraakt aan deze tijdgenoten, denkt niet in karikaturen en probeert hun bestaansbeleving toegankelijk te maken. Ik herken die sympathie. Twee seizoenen lang hebben we de interviewpodcast ‘Dit dus’ gemaakt (een samenwerking tussen de EO en de IZB). Twintig keer spraken we ruim twee uur lang met een millennial, alles bij elkaar een diverse groep. Elk gesprek maakte indruk op me, steeds op een andere manier.
Een van de thema’s in die gesprekken is het begrip authenticiteit. Authenticiteitsverlangen raakt een existentiële snaar in de ziel van veel tijdgenoten. Het is een begrijpelijk en herkenbaar verlangen, maar ook paradoxaal en problematisch. Peter Sloterdijk schreef dat in onze cultuur, in materiële zin, veel meer ‘droom- en begeerte-energie gegenereerd wordt dan ooit in de herverdeling van goederen en levenskansen waargemaakt kan worden’. Er is meer droom dan werkelijkheid. Dat zorgt voor frustratie en cynisme. Misschien is dat ook zo als het gaat om ‘authenticiteit’. De druk en de dromerij rond dat begrip zijn zo groot, dat geen mens het kan verwerkelijken.
We are not innocent
Allereerst de ontnuchtering. Met één van onze gasten hadden we een ‘authentiek gesprek’, over zingeving, het belang van de gemeenschap en eerlijkheid. Een paar weken later raakte hij verzeild in een enorme mediastorm, toen bleek dat zijn motieven om een grote deal te sluiten midden in corona-tijd waarschijnlijk niet enkel altruïstisch waren (ik blijf overigens gehecht aan zowel dat gesprek als aan hem). Een andere gast vertelde uitgebreid over zijn #MeToo-affaire, en de noodgedwongen pijnlijke reflectie die dat gaf over zijn verborgen leven. Een turnster vertelde onthutst over turnchoaches met scabreuze motieven en over een vader die haar geld verduisterde waardoor ze met niets overbleef. Een andere gast vertelde over een affaire op vakantie, waardoor hij zijn toenmalige vriendin beschadigde. Toen ik daarop doorvroeg, en suggereerde dat hij zich daar wat makkelijk van afmaakte (dat is: wegkeek van de schade die hij veroorzaakt had), werd het gesprek ongemakkelijk. De gedachte dat een veronderstelde ‘authentieke kern’ in hem een zuivere en deugdzame kern is, was hem zeer lief. Er is weinig zo heilig voor veel tijdgenoten dan de gedachte dat wij deugen en dat ons ‘echte zelf’ gaaf is.
Zo kan ik doorgaan. Niet als litanie, maar juist andersom, om te accentueren dat deze generatie heel goed weet in welke wereld ze leeft. In het boek van Ruth Perrin staat ergens het opvallende zinnetje: ‘We are not innocent’. Met andere woorden: deze tijdgenoten en wijzelf weten donders goed van het inauthentieke van mensen en van onze tijd. Op social media uiteraard, maar ook in je eigen omgeving, je vader of je moeder soms, een hele goede vriend, jijzelf. Het is een vreemde paradox in ons: authenticiteitsverlangen en een soort cynische nuchterheid over het theater van onze dagelijkse leefwereld, en de onontwarbare mix van schijn en werkelijkheid. In De Groene Amsterdammer stond een stuk over het Imposter-syndroom: de angst dat op een dag iemand je doorheeft en je doorprikt.
Bewust of onbewust zelfbedrog
Authenticiteit is dus een belangrijk maar ook een problematisch begrip. Ik bedoel, dit is de wereld van dickpics, (van die ‘authentieke Epenaar’ die als voetballer ‘altijd zo gewoon bleef’). Van Borsato: zijn gevoelige liedjes en zijn jonge fans. Van Ali B: de authentieke allochtoon, en van ‘zal ik je even de studio laten zien’. Of, in een andere context: dit is de wereld van ‘Mister Integrity’, advocaat Frank Oranje van het gerenommeerde kantoor Pels Rijcken, die jarenlang ‘de onkreukbare’ speelde en ondertussen fraudeerde en vluchtte in de dood toen hij onthuld werd. Dit is de wereld van decennialang pedofilie onder priesters, van sporters en hun doping, van plastic influencers en hun doorzichtige commercials, van politici die zich plooien naar populaire meningen. Een ingewikkelde wereld van schijn, spel, fascinatie en walging.
Je moet het boek eens lezen van Chris van der Heijden (Spiegelzaal van onze tijd. LINDA. en de Nederlandse samenleving). Hij analyseert de glossy LINDA. en geeft een ‘mentaliteitsdiagnose’ van onze cultuur via dit populaire blad. Impliciet gaat het in de LINDA. steeds over authenticiteit, over jezelf worden, voor jezelf kiezen, over genieten en ‘impulsief vitalisme’. Van der Heijden benoemt ook de paradox en het problematische. ‘LINDA. maakt onmiskenbaar deel uit van de modieuze authenticiteitsindustrie waarvoor ‘echt’ een verkooppraatje is’. Hij zegt ook: ‘in onze hedonistische consumptiecultur draait het niet om waarden, maar om sensaties, niet om inhoud maar om vorm, niet om innerlijk maar om uiterlijk, niet om verleden of toekomst, maar om het hier en nu’. Het navrante van dit alles is dat deze levensfilosofie kapseist zodra je eigen man ‘onecht’ blijkt te zijn. Dan gaat het opeens wél om innerlijk (en niet om uiterlijk), wél om je verleden (en niet om het hier-en-nu), wél om inhoud (en niet om de vorm). Je kunt in termen van Kierkegaard vragen: Is de modieuze authenticiteitsindustrie een vorm van bewust of onbewust zelfbedrog?
In de kerk hebben we overigens ook zo onze lijstjes. Ik weet, het is wat verder weg, maar het geeft toch te denken. Denk aan de intimiderende woede van Mark Driscoll, aan de apologeet Ravi Zacharias en de massages, aan de ‘hotelkamersessies’ van Bill Hybels, aan de postume onthullingen over de serene Jean Vanier, aan het imperium van Hillsong dat erodeert. Dat zijn geen incidenten. Dat is een patroon. Gewaardeerde en bewonderde ‘authentiek-overkomende mensen’ blijken meer te zijn dan hun zorgvuldig opgebouwde imago. Het is een kopie van wat in de omringende cultuur gebeurt. Als je je cultuur zo imiteert, wees dan niet verbaasd als je door dezelfde schaduwen omgeven wordt. Al deze dingen maken ons argwanend. Wie ben jij nu ‘echt’? Ben jij echt? Ben ik het? In die zin vond ik de mes-op-de-keel vragen van een van de gasten in de podcast aan mij ongemakkelijk, maar goed. ‘Wanneer was jij voor het laatst dronken?’, vroeg hij me vrij dwingend. ‘Wat is jouw angst als het gaat om hoe mensen over jou denken?’ Je voelt de portee van die vragen: ‘Durf je nu eerlijk te zijn, of ga je draaien en eromheen praten?’
Toegang tot trancendentie
Nu kunnen we die enkelingen blameren vanwege hun zwakte en hun zonde, en vervolgens verdergaan met de culturele wensdroom van authenticiteit en met de cultus van celebrities. Maar misschien is het zinniger, menselijker en genadiger om te reflecteren over wat hier nu precies gebeurt. Een korte voorzet. In de schitterende podcast ‘Rise and Fall of Mars Hill’ (wat mij betreft verplichte kost voor elke theologische opleiding) gebeurt een markante observatie over ‘celebrity cultures’. De host van de podcast, Mike Cosper, zegt op een bepaald moment: ‘Celebrity is the closest thing we have to spiritual transcendence’. Het gaat over Mark Driscoll, een getalenteerde, gedreven en charismatische voorganger. In het seculiere Seattle begint hij een gemeente en die groeit enorm. Driscoll wordt een fenomeen en zijn kerk een sterk merk. In de podcast wordt de groei, de val en het verdwijnen van deze kerk beschreven en geanalyseerd. Eén van de terugkerende vragen is waarom zo’n enkele voorganger zo geadoreerd wordt en zoveel mensen meeneemt in zijn betovering. En dan komt die observatie: omdat voor veel tijdgenoten ‘celebrities’ (of: de charismatische voorganger) hun toegang tot transcendentie is. Transcendentie is een uiterst problematisch iets geworden, maar door een ‘celebrity’ krijgen we er misschien enige toegang toe.
Als je in de buurt van deze voorganger bent, als je de kracht van zijn charisma voelt, als je deelt in het succes van deze onderneming, als je onderdeel bent van een beweging waarin ‘de Geest evident krachtig werkt’ (kijk om je heen, kijk naar de groeicijfers, voel de vibes in de diensten, kijk naar de bekeringen), dan is dat jouw connectie met God en jouw toegang tot transcendentie. Een heleboel dingen worden dan minder relevant. Zoals de organisatie van de gemeenschap (wie mag de voorganger tegenspreken, bijvoorbeeld), zoals de schaamteloze marketingstrategieën die worden toegepast, zoals de inhoud van wat gezegd wordt en de kwaliteit van de theologie, zoals de karakterzwaktes van de voorganger. In het centrum van deze dynamiek staat de veronderstelde ‘authenticiteit van de voorganger’. Driscoll was authentiek. Hij kon vertellen over zijn problematische jeugd en de gemeente voelde mee met zijn pijn en herkende het. Driscoll belichaamde in zekere zin een vaderloze generatie. Driscoll was transparant over hoe hij deze gemeenschap wilde hebben, over welke morele keuzes gemaakt moesten worden door de leden en over welke particpatie verwacht werd van hen, geëist. Driscoll was een fenomeen in ‘broadcasting yourself’ en in ‘branding’: van je gemeente een ‘merk’ maken.
Die observatie van Mike Cosper fascineert me dus: ‘Celebrity is the closest thing we have to spiritual transcendence’. Voor de goede orde: ik heb sympathie voor een collega als Mark Driscoll. Je voelt in alles dat hij de tijdgeest goed aanvoelt. Hij weet thema’s te benoemen die ertoe doen. Zoals vaderloosheid, zoals de onvolwassenheid van veel 30’ers en 40’ers, zoals hun gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid, zoals altijd die ironie en dat lichte sarcasme als het gaat over geloof. Een gedreven voorganger die de weke spiritualiteit van Oprah Winfrey durfde te benoemen, en die iets had van heilig ongeduld. Een mens wiens geloof en verlangen ik herken. Ik begrijp ook dat zo’n sterke voorganger mensen fascineert, hypnotiseert misschien wel. Ik snap ook dat die hele dynamiek een giftige cocktail kan worden — die niemand wilde, maar die toch gebeurde. Mijn punt is: iedere deelnemer aan die dynamiek heeft daar een rol in, ook de adorerende gemeenteleden. We zouden moeten proberen de dynamiek die ontstaat beter te begrijpen.
De last van veel vragen
Terug naar Ruth Perrin. Misschien dat haar onderzoek daarin behulpzaam is. Waarom is authenticiteit zo belangrijk? In het eerste deel van haar boek vraagt Perrin aandacht voor sociaal-economische factoren onder millennials (zoals woningnood, studieschuld), voor kwesties van ‘mental health’ (zoals ADHD, autisme, depressie, eenzaamheid) en voor het cruciale belang van relaties (denk aan dating, seksualiteit, vriendschap en ook de ervaring van relatiebreuken in het gezinsleven). Er speelt heel veel in deze generatie en het is een fikse klus om überhaupt enige innerlijke stabiliteit te vinden. En dan moet je ook nog een bevredigende ‘self-biography’ construeren om betekenis te kunnen verlenen aan je leven. Voeg daarbij de culturele context van pluraliteit, van zoveel levens en zoveel overtuigingen om je heen, en van zoveel informatie over die diversiteit. Als je dat allemaal tot je door laat dringen, voel je iets van de druk op het innerlijke leven in deze generatie. Het leidt tot een staat van permanente reflexiviteit. Wie ben ik, wat vind ik, wat wil ik, wat kan ik, wat moet ik, wat geloof ik? Het is een permanente innerlijke flipperkast voor velen. Voeg dan daarbij nog de realiteit van een liberale, competitieve, seculiere samenleving, die gekenmerkt wordt door, let op: transcendentieloosheid. De wereld is voor veel mensen een immanente boksring, waar je maar beter een paar klappen uit kunt delen en zo overleven, en waarin een heleboel anderen een paar fikse klappen oplopen. Nog een ding: de dystopie. De permanente dreiging van een onheilspellende toekomst. De continue schaduw dat alles toch zinloos is en de ondergang nabij.
Als je dat portret van Perrin tot je door laat dringen, is het niet zo vreemd dat je enorm opleeft wanneer je iemand tegenkomt in je leven die ‘authentiek’ is. Die deze vragen kent, begrijpt, articuleert, aankan en er ook een manier van omgang voor gevonden heeft. Dergelijke ‘authentieke mensen’ zijn een soort existentiële noodzaak. Je hebt simpelweg een paar gidsen nodig in dit doolhof van vragen en in deze jungle van stemmen, die een weg weten. Daarom kan er een enorme dynamiek ontstaan rond gemeentes en personen en tijdschriften die dat lijken te belichamen. Perrin noemt christelijke gemeentes met veel ‘peers’, met goede muziek en goede preken daarom ‘plausibility shelters’. In deze veeleisende wereld moet je een paar ‘schuilplekken’ hebben waar het geloof en jouw leven ondersteund worden, een bepaalde coherentie krijgen en waar je de kans loopt op een boost in je zelfvertrouwen, in je Godsgeloof en in je hoop voor je toekomst. Als je dat niet hebt, krijg je de dingen amper meer zelf bij elkaar. Perrin noemt een onderzoek waaruit blijkt dat Jeremia 29 vers 11 het meest op Google gezochte Bijbelvers is, het vers over Gods goede plan met Israël dat dan uitgelegd wordt als Gods goede plan met jouw leven. Je kunt daar exegetisch en bijbels-theologisch terecht veel van vinden, als je maar ook begrijpt waarom zo’n bijbelvers omhelsd wordt. Vanuit existentiële zelftwijfel, ontheemding en het dreigende betekenisloze van alles, is het een verademing en een noodzakelijke houvast in leven en in sterven.
Existentiële verificatie
Wat ik nu zo interessant vind aan het onderzoek van Perrin is dat zij, volgens mij, niet de weg wijst van ‘authentieke leiders’. De druk en de dromerij rond dat begrip is veel te groot en uiteindelijk zullen de meeste leiders onder die druk bezwijken. Authenticiteit heeft in haar onderzoek ook een cognitieve en catechetische kant. Meerdere keren schrijft Perrin dat millennials zoeken naar geloof dat ‘intellectually coherent’ is. Dat intellectuele is juist zo belangrijk omdat de ‘chain of knowledge’, de keten van kennis door de generaties heen, voor velen verbroken is. Aan de ene kant hebben ze vaak theologisch simplistische antwoorden gehoord op complexe vragen. Dat is uiterst riskant. ‘Slechte theologie creëert atheïsme’ zegt het spreekwoord. Aan de andere kant is het geloofsgesprek voor velen thuis amper gelukt. Onder de onderzochte groep had slechts twaalf procent van de respondenten wezenlijke geloofsgesprekken met hun moeder, en vijf procent met hun vader. Dat zijn bittere cijfers. Vaderloosheid is niet alleen in gezinsverband een van de grote issues, het is het ook in het geestelijke leven. Als je in zo’n complexe wereld zo weinig inhoudelijke en geestelijke voeding hebt, ga je op zoek naar authentieke antwoorden, dat is: doordachte antwoorden, antwoorden in contact met de tijd én met de traditie, met je gevoel én met je denken. Eerlijk over wat je niet weet, inspirerend over wat je wel hebt gevonden.
Het is om die reden dat Perrin ook wijst op het belang van een ‘intergenerational community’. In deze ontheemde tijd is je werkelijk welkom weten in een gemeenschap van diverse mensen (ook divers qua leeftijd) een ‘existentiële ervaring’. Op die manier krijg je alsnog toegang tot de wijsheid van eerdere tijden en andere mensen. Voorwaarde is dan wel dat we eerlijk zijn. Dus niet ‘een celebrity-culture’, maar simpelweg eerlijkheid en doorleefdheid. Authenticiteit is daarom, volgens mij, niet per se een ‘persoonskenmerk’ — het is veel breder. Het gaat ook over de liturgie, over de sacramenten en wat ze zeggen, over de liederen die we zingen en over de gebeden die we uitspreken. Zijn die doorleefd naar het werkelijke leven en maken ze contact met de traditie van het geloof? Het gaat dus ook over theologie en over geestelijke vorming. Je kunt kritisch zijn op gedreven collega’s als Mark Driscoll, maar we kunnen even kritisch zijn op bloedeloze gemeenschappen waarin deze geestelijke, inhoudelijke en beleefbare ‘Lebenshilfe’ voor jonge tijdgenoten amper te vinden is. Volgens mij snakken millennials, en ikzelf ook, naar ontmoetingen die eerlijk zijn over het ‘messy character’ van het leven en van het geloof. Ontmoetingen met echte mensen die soms iets verder zijn dan wij, soms iets wantrouwender naar zichzelf, en vaak met iets meer vertrouwen op God.
Dr. C.M.A van Ekris is programmaleider van Areopagus — IZB. In mei 2022 verschijnt het boek Dialoog, dans en duel: Preken voor tijdgenoten bij KokBoekencentrum. Mailadres:
- Raadplegingen: 903