Skip to main content

37e jaargang nr. 1 (sept. 2022)
thema: Ongehoorde stemmen in de Bijbel

Paul Sanders
Verrassende geluiden in het Oude Testament

Het Oude Testament is een bont geheel. Dat zorgt ervoor dat alle lezers er wel iets van hun gading kunnen vinden. Maar als je alleen oog hebt voor wat je onmiddellijk aanspreekt, doe je jezelf tekort. Het Oude Testament heeft altijd meer te bieden dan je denkt.
Wie het Oude Testament een beetje kent, weet dat je er van alles en nog wat in kunt aantreffen: heel veel verhalende teksten, maar bijvoorbeeld ook allerlei leefregels, heils- en onheilsprofetieën, spreuken, psalmen en andere soorten poëzie. In het Nieuwe Testament is er zeker ook verscheidenheid, maar in het Oude Testament is de verscheidenheid nog een stuk groter.
Al die variatie is mooi en interessant, maar maakt het Oude Testament soms ook verwarrend. De vraag ‘Wat zegt het Oude Testament over …?’ is meestal niet in een paar zinnen te beantwoorden. Om maar een paar voorbeelden te noemen: Volgens een groot aantal teksten is de offercultus van wezenlijk belang, maar volgens andere teksten juist helemaal niet. En het is duidelijk dat God de God van Israël wil zijn, maar doen de andere volken er voor God net zo goed toe, of toch niet? En dan hebben we het nog niet eens over wat misschien wel de belangrijkste vraag is: Wie is God? In Als de goden zwijgen (1956) noemde de bekende theoloog Heiko Miskotte dat gebrek aan helderheid het ‘tekort’ van het Oude Testament.

Uiteenlopende stemmen
De Amerikaan Walter Brueggemann neemt in zijn boek Theology of the Old Testament (1997) die verscheidenheid juist als uitgangspunt. Eerdere bijbels theologen suggereerden nog dat er in het Oude Testament een diepere eenheid te ontdekken viel, ondanks de verscheidenheid aan auteurs, genres en theologische lijnen. Walther Eichrodt (1890-1978) was van mening dat het hele Oude Testament doordrongen is van de verbondsgedachte. Gerhard von Rad (1901-1971) betoogde dat het er steeds draait om de grote daden van God, zoals de verlossing van Israël uit Egypte en de intocht in Kanaän. Hij gaf later toe dat Gods daden in een deel van het Oude Testament niet of nauwelijks een rol spelen.
Brueggemann zit op een heel ander spoor. Hij wil aantonen dat de verscheidenheid niet alleen betrekking heeft op bijzaken, maar ook op de centrale vraag wie God nu eigenlijk is. Zelfs als het Oude Testament kort en bondig uiteen wil zetten hoe God is, lukt dat niet zonder tegenstrijdige kanten van God te schetsen. Dat zien we terug in Exodus 34 vers 6 en 7, waar God deze beschrijving van zichzelf geeft:

HEER, HEER, een barmhartige en genadige God, geduldig en rijk aan goedheid en trouw, die goedheid bewaart voor duizenden, die ongerechtigheid en overtreding en zonde vergeeft, maar die zeker niet vrijuit laat gaan en de ongerechtigheid van de voorouders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.

De spanning tussen Gods bereidheid om te vergeven en zijn behoefte om ongerechtigheid niet ongestraft te laten is hier zo groot, dat vertalingen zoals de NBV21 kiezen voor een vrijere weergave die de tegenstelling verdoezelt. Brueggemann keert zich tegen zulke harmonisaties. Het positieve begin en het negatieve einde van de beschrijving staan voor twee belangrijke lijnen, die allebei veel vaker in het Oude Testament voorkomen. Die twee staan steeds op gespannen voet met elkaar en je kunt ze niet met elkaar verzoenen.

‘Claims’ over God
Volgens Brueggemann bevat het Oude Testament heel veel ‘claims’ over hoe God is. Al die ‘claims’ willen serieus genomen worden. Ze worden ook heel bewust naar voren gebracht. Het is niet vreemd dat bepaalde ‘claims’ populairder zijn dan andere. De beschrijving van God in Exodus 34 wordt – geheel of gedeeltelijk – geciteerd in andere delen van het Oude Testament, maar dan in de hoop dat vooral het eerste aspect van toepassing zal zijn, namelijk dat God barmhartig is en vergeeft (Psalm 86:15). Als Mozes pleit voor het volk, wijst hij God ook op de manier waarop Hij zichzelf beschreef. Vervolgens gaat God overstag en besluit Hij het volk te vergeven (Numeri 14:17-20).
Kennelijk benadrukt Exodus 34 vers 6 en 7 bewust ook de andere kant van God. Israël kon gaan denken dat je met de Barmhartige wel een loopje kunt nemen. Profeten als Jeremia waarschuwen daarvoor. Ze verkondigen dat het volk onheil over zichzelf afroept als het doorgaat op de ingeslagen weg. Dat waarschuwen gaat niet zonder slag of stoot: Jeremia komt in botsing met andere profeten. Zijn profetie is een geluid in de marge, maar niet veel later blijkt dat hij gelijk had: Jeruzalem wordt ingenomen door de Babyloniërs.

Protest
De boodschap dat het volk de ondergang van Jeruzalem aan zichzelf te wijten heeft kom je in het Oude Testament vaker tegen, bij de profeten, maar bijvoorbeeld ook in 2 Koningen en 2 Kronieken. En toch kun je ook daar geen dogma uit afleiden. Het komt te vaak voor dat het volk ontkent dat het de ellende verdiend heeft. Het protesteert tegen de overheersende theologie, maar vooral tegen God zelf. Een mooi voorbeeld is Psalm 44. In die psalm ontkent het volk glashard dat het de ellende die God aanricht aan zichzelf te wijten heeft: ‘Dit alles is ons overkomen; toch hebben wij U niet vergeten of uw verbond verloochend’ (44:18). Daarom is de toon in de richting van God ook verwijtend. Het volk pleit ontkent dat het gebruikelijke spreken over God nog opgaat. Het werpt God zelfs voor de voeten dat Hij zit te dutten:

Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.
(Psalm 44:24)

Een opmerkelijke uitspraak, zeker als je bedenkt dat volgens een andere psalm God niet sluimert en slaapt, maar juist over Israël waakt (121:4). Je kunt tegenwerpen dat je zo’n radicale uitspraak van het volk niet al te letterlijk moet nemen. Brueggemann vindt juist dat je de Bijbel onrecht doet als je de ene ‘claim’ wel serieus neemt en de andere niet. Als er staat dat God slaapt, moeten we die uitspraak rechtdoen. De bewering dat God niet slaapt maar juist waakt is net zo aanvechtbaar.

Countertestimony
Brueggemann gebruikt voor de dominante lijnen in het Oude Testament de aanduiding ‘core testimony’. Dat ‘core testimony’ beweert dat God rechtvaardig en betrouwbaar is. Er valt heel veel onder, de gedachte dat God vergeeft, maar ook het idee dat God de schuldigen wil straffen.
Bij de proteststemmen zoals die van Psalm 44 gaat het volgens Brueggemann om nog iets anders, namelijk om ‘countertestimony’: getuigenissen die bewust ingaan tegen de gangbare ideeën over God. Het is niet verbazingwekkend dat Brueggemann ook in andere psalmen en in boeken als Job en Prediker veel ‘countertestimony’ waarneemt. Maar hij ziet het ook terug in veel verhalende teksten, waarin God minder betrouwbaar en voorspelbaar is dan Hij volgens het ‘core testimony’ zou moeten zijn. Het ‘countertestimony’ is daar alleen wat minder expliciet.
Ik moet daarbij zelf denken aan Exodus 32 vers 7 tot 14. God is daar kwaad op zijn volk vanwege de zonde met het gouden kalf. Hij staat volledig in zijn recht. Maar als je goed leest, zie je opvallende details. God lijkt bepaalde zaken bewust te verdraaien. Eerder had Hij steeds een hechte band met het volk. Daarom leidde Hij het uit Egypte en verloste Hij het van de slavernij. Maar nu praat God ineens heel anders dan vroeger. Hij heeft het tegen Mozes over ‘jouw volk dat jij uit Egypte geleid hebt’ (32:7). Kennelijk kan God het niet meer opbrengen om Israël ‘mijn volk’ te noemen. Hij wil vergeten dat Hij het was die zijn volk verloste.
Gods woede is begrijpelijk, maar het verhaal suggereert dat God uit de bocht vliegt. Mozes ziet het en hij protesteert. Hij wijst God erop dat Hij zijn oude belofte aan de aartsvaders vergeet: ‘Ik zal jullie zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn, en dit hele land waarvan Ik gesproken heb zal Ik jullie nakomelingen voor altijd in bezit geven’ (32:13). Pas na Mozes’ protest gaat God overstag. Het volk Israël heeft zijn voortbestaan dus niet aan God te danken, maar aan Mozes. Vreemd, maar dit is kennelijk de God met wie Israël het moet doen. Een heel aangename God is het niet. Brueggemann zou er ongetwijfeld ‘countertestimony’ in zien.

God laat zijn volk niet vallen
Dat God in de tijd van de ballingschap toch weer door wil met het volk, zegt opnieuw veel over God. Toch zijn de theologische lijnen ook hier weer verschillend. Volgens Jeremia wil God Israël niet prijsgeven, omdat Hij nog steeds een hechte band voelt met zijn volk (zie Jeremia 31). Maar Ezechiël spreekt er op een heel andere manier over: God voelt absoluut geen band meer met het volk. Volgens Ezechiël is de enige reden waarom God een einde wil maken aan de ballingschap dat Hij bezorgd is over zijn eigen reputatie: ‘Niet om jullie doe Ik het, huis van Israël, maar om mijn heilige naam’ (Ezechiël 36:22).

Heen en weer
Al met al zien we dus ongelooflijk veel variatie. En die heeft geen betrekking op wat details in de marge, maar op de kern van het oudtestamentische spreken over God. Hoe moeten we al die verschillende stemmen beoordelen? Als ze zozeer uiteenlopen, kun je dan gewoon selecteren welke het beste bij je past en de overige buiten beschouwing laten? Kun je bepaalde stemmen misschien als onhoudbaar of verouderd terzijde schuiven?
Brueggemann is van mening dat alle ‘claims’ evenveel aandacht verdienen. Natuurlijk zijn er stemmen die je meer aanspreken. Maar het bijzondere is dat je geen van die stemmen los kunt weken uit het gesprek waarvan ze deel uitmaken. De stemmen veronderstellen elkaar. Ze verhouden zich tot elkaar.
Soms wordt dat zelfs heel expliciet. Als er een boodschapper van God bij hem komt, blijkt Gideon goed op de hoogte te zijn van het ‘core testimony’, de bekende verhalen over Gods grote daden. Maar dat gangbare getuigenis roept vooral kritische vragen bij hem op, en dat heeft alles te maken met de beroerde situatie van dat moment (Rechters 6:13):

Och, mijn heer, als de HEER met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? En waar zijn al zijn wonderen, waarover onze voorouders ons verteld hebben, toen zij zeiden: ‘Heeft de HEER ons niet uit Egypte doen optrekken?’ Maar nu heeft de HEER ons verlaten en ons in de hand van Midian gegeven!

De omgekeerde beweging komt ook voor. Als gevraagd wordt waarom God slaapt of zich verbergt, dan lijkt daarin de hoop door te klinken dat het anders zal zijn dan het lijkt. Soms is er dan een profeet die opmerkt hoe verlaten het volk zich voelt en daarom de oude boodschap over God weer in herinnering roept. Dat gebeurt bijvoorbeeld na de val van Jeruzalem (Jesaja 40:27-28):

Waarom zegt u, Jakob, en spreekt u, Israël:
‘Mijn weg is voor de HEER verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij’?
Weet u het niet? Hebt u het niet gehoord?
De eeuwige God, de HEER, de Schepper van de einden der aarde,
Hij wordt niet moe en niet afgemat;
er is geen doorgronding van zijn inzicht.

Zowel de beweging van ‘core testimony’ naar ‘countertestimony’ als de beweging van ‘countertestimony’ naar ‘core testimony’ is interessant. Bij beide bewegingen gaat het om een doorbreking van de dominante visie op de werkelijkheid, een doorkruising van het vanzelfsprekende. Allebei zijn ze ook gebaseerd op twee dingen: zowel inzicht in de traditie als een scherp oog voor de omstandigheden. Bestaat er een betere basis voor verantwoord en relevant spreken over God?

Waardering
Brueggemann legt verhoudingsgewijs veel nadruk op het ‘countertestimony’. Dat doet hij met een reden. Eeuwenlang is er voor de oudtestamentische proteststemmen maar heel weinig aandacht geweest. Dat is verklaarbaar, want het gaat om vrij marginale stemmen. Bovendien had de kerk vaak voorkeur voor eenduidige verkondiging. Daardoor suggereerde ze dat de Bijbel met één stem spreekt.
Helaas ontstond zo de indruk dat je pas een ware gelovige bent als je de dominante stemmen napraat, zonder daar kritisch over na te denken. Het ‘countertestimony’ laat volgens Brueggemann zien dat authenticiteit niet onder druk mag komen te staan, juist ook niet in het gesprek over God. We mogen zelf deelnemen aan dat gesprek en hoeven daarbij geen blad voor de mond te nemen.
Het doet denken aan wat Miskotte in Als de goden zwijgen aanduidt als het ‘tegoed’ van het Oude Testament. Als onderdelen van dat ‘tegoed’ noemt hij scepsis en opstand. Hij ziet het als een pluspunt dat het Oude Testament aan scepsis en opstand tegen God zo veel ruimte toekent, juist omdat ze herkenning oproepen bij zoekende mensen die kritisch staan tegenover al te stellige geloofsovertuigingen. De verscheidenheid kun je soms ervaren als een ‘tekort’, maar ze biedt ook nieuwe mogelijkheden.

Israël en de volken
Er is nog één aspect dat aandacht verdient. Vaak is beweerd dat het Oude Testament Israël ziet als het uitverkoren volk van God. Israël krijgt er nota bene de opdracht om bij de intocht in Kanaän de inwoners van het land uit te roeien. Soms wordt er positiever over de andere volken gesproken, maar ook dan zijn ze ondergeschikt aan Israël.
Maar wie het Oude Testament goed leest ontdekt iets opvallends: er zijn ook tegenstemmen, die het exclusivisme aan de kaak stellen. Dat gebeurt op een humoristische manier in het boek Jona. Als de inwoners van Nineve zich bekeren en God besluit hen niet te straffen, uit Jona zijn ongenoegen als volgt:

Ik weet dat U een genadige en barmhartige God bent, geduldig en rijk aan goedheid, en met berouw over het kwaad. (Jona 4:2)

Het is duidelijk dat Jona hier zinspeelt op de beschrijving van God in Exodus 34 vers 6 en 7. Jona misgunt de Ninevieten de genade waar de Israëlieten steeds weer op hopen. Maar God zelf bepaalt als enige aan wie Hij zijn goedheid laat zien.

Brueggemann vraagt aandacht voor een paar andere passages, waaronder Amos 9 vers 7 waarin de Kusieten, Filistijnen en het volk Aram naast Israël worden gezet. Brueggemann noemt ook Jesaja 19 vers 24 en 25, waar God Assyrië aanduidt als ‘mijn volk’ en Egypte als ‘het werk van mijn handen’. Deze twee aartsvijanden van Israël ontvangen hier net zo veel zegen als Gods ‘erfdeel’ Israël. De context in Amos maakt duidelijk dat het vers kritisch bedoeld is op Israël. Vergelijkbare zelfkritiek lijkt ook door te klinken in het vers uit Jesaja. Brueggemann beschouwt deze passages ook als een soort ‘countertestimony’, getuigenis dat het dominante denken doorkruist. Niemand kan rekenen op een voorkeursbehandeling, want God is altijd anders dan we denken. Opnieuw biedt een stem uit de marge ons meer zicht op God zelf.

Dr. P. Sanders is universitair docent Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit te Amsterdam. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 63