Skip to main content

37e jaargang nr. 2 (nov. 2022)
thema: God een ouwe zeepiraat: over geloof en cultuur

Gerrit van Meijeren
Van kunstenaars en de kerk
Kroniek

Was het Okke Jager niet die ooit schreef dat de impact van kinderbijbels theologisch vele malen groter is dan welke wetenschappelijk theologische studie ook? Kort na elkaar overleden twee begaafde kunstenaars die met hun vertolking van de Bijbel een enorm stempel op meerdere generaties hebben gedrukt.

De schilder Kees de Kort overleed eind augustus op 87-jarige leeftijd. Hij is bekend geworden door de serie ‘Wat de bijbel ons vertelt’. Hij was misschien wel de eerste Nederlandse beeldend kunstenaar die de bijbelverhalen vertelde door middel van eigentijdse kunst, schrijft het Bijbelgenootschap. Op zijn 29e werd hij door een vriend gewezen op een oproep om materiaal aan te leveren voor een uitgave speciaal gericht op mensen met een beperking. Het was kort dag, maar zijn dezelfde dag nog gemaakte tekening over Jozef en Maria die naar Bethlehem reisden werd uitverkoren. Vanaf 1967 verschenen 29 deeltjes – Jozef, Bartimeüs, De man die gedoopt werd – die wereldwijd in een miljoenenoplage zijn verspreid, de laatste jaren gebundeld in de bekende Kijkbijbel. Op de site van het Katholiek Nieuwsblad wordt Kees de Kort dan ook de ‘Dick Bruna van de bijbel’ genoemd.

Woord voor woord
Begin september overleed ook Karel Eykman, evenals De Kort geboren in 1936. De in Rotterdam geboren Eykman was een aantal jaren hervormd jeugdpredikant in de Amsterdamse Thomaskerk, hij ontwikkelde zich tot een begaafd schrijver en werd een van de drijvende krachten achter de wekelijks uitgezonden IKON tv-serie Woord voor woord waarin vanaf 1965-1976 op de televisie Bijbelverhalen werden verteld. Eerst door de schrijfster Mies Bouhuys en vanaf 1966 door Eykman.
Zijn Bijbelverhalen werden verbeeld door Bert Bouman (1927-1976), ook een moderne kunstenaar die zijn artistieke gaven voluit inzette, en verteld door (beginnende) acteurs zoals Aart Staartjes. Van de kinderbijbel die naderhand verscheen zijn meer dan een half miljoen exemplaren verkocht. Daarna is Eykman een van de pioniers geworden van poëzie voor kinderen en schreef hij veel teksten voor maatschappelijk geëngageerde jeugdtelevisie.

Als ik erover nadenk is het vast geen toeval dat in de jaren zestig de behoefte ontstaat om Bijbelverhalen op een eigentijdse manier te verbeelden en te vertellen. Er is de apostolaire opdracht in met name de Hervormde Kerk in een samenleving die ontkerstent. Nieuwe generaties groeien op zonder vertrouwdheid met de Bijbel, nieuwe theologische inzichten vragen om verwerking. Woord voor woord bijvoorbeeld begint niet met de schepping maar met een vrije bewerking van de roeping van Abram in Genesis 12: Abraham trekt weg uit Haran. ‘Waarom eigenlijk, als ik vragen mag?’ zei Sara. ‘Ik geloof dat er ergens een land moet zijn, waar je op een andere manier met God kan leven dan ze hier doen. Ik ga op zoek’ zei Abraham. Genesis 1-11 wordt pas verteld als het volk in ballingschap in Babylon terecht gekomen is.
Toentertijd, zo lees ik in het boek dat de geschiedenis van de IKON beschrijft, waren de kerken niet bepaald onkritisch over Woord voor woord, maar wat opvalt is de drive om de Bijbel in een nieuwe tijd te laten klinken. Die vanzelfsprekendheid van het doorgeven van de Bijbelverhalen zelf stond niet ter discussie. Want het kernpunt in die tijd was: ‘omgaan met de Bijbel is omgaan met het leven’.
Zoals het in de jaren zestig en zeventig gebeurde – met alles wat je daarvan kunt vinden – kan het vandaag de dag niet meer. Maar nu zelfs de meest basale Bijbelverhalen voor heel veel Nederlanders onbekend zijn geworden, zou je willen dat er nieuwe pogingen worden gedaan om kinderen en andere mensen te gidsen in de verhalenwereld van de Bijbel, in een creatieve samenwerking van vertellers, theologen en kunstenaars. Een mooi voorbeeld is de podcast Scheppingsdrift, waarin een theoloog, een NPO-presentator en een conservator Bijbelverhalen opdiepen.

Doopborgen
Hierbij aansluitend noem ik het pleidooi van pedagoog dr. Bram de Muynck (TUA/Driestar) in de Waarheidsvriend (2909). In een column pleit hij voor eerherstel van de doopgetuigen, de peters en meters in de kerk. Het waren in vroeger tijden de verwanten van de ouders of bekenden uit hun netwerk die als steun in de rug fungeerden voor de opvoeding van de gedoopte kinderen, signaleert hij. De kerkorde van de Protestantse Kerk (ord. 6-3) laat voor doopgetuigen ruimte. Waarom pleit De Muynck voor peters en meters? ‘Eenvoudig omdat opgroeien én opvoeden in de 21e eeuw lastig is.’

De praktisch theoloog en oud-rector van Hydepark Paul Oskamp (1932-2020) was daar in de twintigste eeuw al van doordrongen. In zijn ten onrechte vergeten dissertatie Doopborgen (1988) brak hij daarom een lans voor de peters en meters die hij als doopborgen beschouwt.

Bij de doopbediening zou daarom volgens Oskamp aan hen ook deze vraag kunnen worden gesteld:

Aanvaardt u met de ouders de verantwoordelijkheid
voor de geloofsopvoeding van dit kind,
en belooft u het in uw gebeden
en door gesprek te begeleiden?

Er klinkt in door dat de doop – van kinderen en volwassenen – ‘een heel ding’ is waar de gemeente ernst mee moet maken. Christus staat voor zijn gemeente borg en daardoor worden de leden elkaars borg en dat is broodnodig, daar is Oskamp van doordrongen: ‘De kwetsbare positie van de gedoopte enkeling vraagt om een kerk die een waakzame gemeenschap is, en waarvan de leden tot wachters over elkaars heil zijn gesteld.’ 
Ik hoop van harte dat het pleidooi van De Muynck nader wordt doordacht en in praktijk gebracht. Niet alleen rond de kinderdoop maar ook in het licht van kerktoetreders. Het is volgens wijlen Paul Oskamp een testcase voor de kerk.

Frederick Buechner
Nog een kunstenaar die ons door de dood is ontvallen: de Amerikaanse dominee en schrijver Frederick Buechner overleed op 15 augustus op 96-jarige leeftijd. In de Nederlandse media heb ik zijn overlijden niet voorbij zien komen maar The New York Times besteedde aandacht aan zijn verscheiden; niet alleen door een uitgebreid in memoriam maar ook David Brooks (bekend van De tweede berg) wijdde een column aan Buechner.
Buechner werd in Nederland geïntroduceerd door de historicus Schulte Nordholt. In de jaren tachtig vormde de dichter-historicus voor mij een van de redenen om Trouw te lezen met zijn erudiete artikelen op het snijvlak van theologie, geschiedenis en cultuur. Schulte Nordholt vertaalde samen met zijn dochter Anne de grandioze roman Godric van Buechner en het eerste deel van diens memoires Een heilige reis. Daarin poneert Buechner de stelling dat ‘alle theologie, net als alle fictie in wezen autobiografie is’. Een theoloog doet niets anders ‘dan het ontwarren van zijn eigen ervaringen, op een zo eerlijk mogelijke wijze’ in het vertrouwen dat ‘als God ergens spreekt, Hij dat doet in ons persoonlijk leven.’ Voor Buechner ging het er daarom om ‘te luisteren naar je leven, kijk er naar als het peilloze mysterie dat het is’.
Buechner is afkomstig uit upper class kringen, al gaat het zijn familie financieel niet goed. Hij groeit op in een niet-gelovig gezin maar wordt wel gedoopt (‘ongeveer op dezelfde manier als je je kind laat inenten of naar school stuurt’).
Freds leven krijgt een dramatische wending als hij op tienjarige leeftijd wordt geconfronteerd met de zelfgekozen dood van zijn vader. Er is daarna geen ruimte voor vragen over wat er gebeurd is, evenmin voor een begrafenis. Fred en zijn broertje Jamie komen op de Bermuda’s terecht. Op zijn zevenentwintigste – Buechner heeft dan al twee romans op zijn naam staan – vertrekt hij naar New York om zich fulltime aan de letteren te wijden. Hij heeft echter last van een writer’s block. Op een dag besluit hij naar de kerk te gaan die zich dichtbij zijn appartement bevindt, de Madison Avenue Presbyterian Church, enkel en alleen omdat hij geïmponeerd is door het gebouw. Het is daar dat hij geraakt wordt door een preek van de befaamde dominee George Buttrick.
Buttrick vergelijkt in zijn preek de kroning van koningin Elizabeth met de kroning van Jezus tot koning. Buechner vertelt dat Buttrick in zijn preek benadrukt dat Jezus in het hart van de gelovigen gekroond moet worden, ‘onder schuldbelijdenis, tranen én bulderend gelach (great laughter)’. Als Buechner die laatste woorden hoort springen de tranen in zijn ogen alsof hij een klap in zijn gezicht krijgt. Zijn leven verandert van koers.

Freddy Buechner gaat op advies van Buttrick studeren aan Union Theological Seminary en bereidt zich voor op het predikantschap in de Presbyterian Church. In het tweede deel van zijn memoires Now and Then typeert hij een aantal van zijn docenten en daarmee brengt hij mijns inziens tevens onder woorden wat hij van hen heeft geleerd. Naast Reinhold Niebuhr, die toen al een theoloog van naam was, krijgt hij college van de uit Duitsland afkomstige Paul Tillich, die dan al tegen de zeventig is. Tillich spreekt van een de nieuwe schepping, die — hoewel doorgaans verborgen — ‘hier en daar’ en ‘nu en dan’ manifest is, en zeker manifest is in Jezus die de Christus is. Ik denk dat Buechner door dit woord van Tillich beïnvloed is in zijn zoeken naar de ervaring van Christus en het nieuwe leven in de eigen levenservaringen. Niet als een vervanging van de Bijbelse openbaring, of van de concentratie op Christus, maar als een serieus nemen van wat het betekent dat God werkelijk in ons concrete menselijk bestaan is binnengegaan, waar Hij zich vinden laat.

James Muilemburg
Een andere theoloog die veel voor Buechner heeft betekend is de oudtestamenticus James Muilenburg, die voor hem zo’n beetje het Oude Testament belichaamt. Muilenburg placht te zeggen: ‘Elke ochtend als je wakker wordt, voordat je je geloof in de majesteit van een liefhebbende God bevestigt, (...) lees dan de Daily News met zijn verslag van de laatste misdaden en tragedies van de mensheid en kijk dan of je het nog een keer eerlijk kunt zeggen.’ Muilenburg — zegt Buechner — was een dwaas in de zin dat hij de spanningen van zijn geloof niet kon of wilde oplossen, intellectueel ontlopen, ontwijken, maar die spanningen uitleefde, soms door hen bijna in tweeën gescheurd. Zijn geloof was geen naadloos kledingstuk, maar een haveloos kledingstuk waarvan de naden zichtbaar waren, de tranen zichtbaar waren, een kledingstuk dat hij om zich heen hield als een man in een storm.

Ik geloof dat Frederick Buechner ook zo’n schrijver en prediker wilde zijn, iemand die het christelijk geloof in zijn rijkdom en diepte tot leven wilde brengen voor de mensen om hem heen. Zo is hij voor velen van betekenis geweest. Eerst in meer liberale kring, later ook onder evangelicals. De uit naar eigen zeggen fundamentalische kring afkomstige auteur Philip Yancey schreef: ‘Buechner werd voor mij een mentor bij het herontdekken van een evangelie dat maar al te bekend was geworden. Anders dan ik hoefde hij dat wat hij in de kerk geleerd had niet af te leren, aangezien hij in de kerk niet veel geleerd had.’ Het maakt dat Buechner ‘de grondbeginselen van het evangelie laat schitteren alsof hij ze zojuist in een aardewerken kruik in het Midden-Oosten heeft ontdekt.’
Wie daar iets van wil proeven kan bijvoorbeeld terecht in de prekenbundel Secrets in the Dark of de roman Godric over de twaalfde eeuwse stokoude kluizenaar bij het riviertje de Wear in Noord-Engeland die terugkijkt op zijn leven als marskramer, piraat en pelgrim.

Joep van Lieshout
Op voorstel van een van de leden van onze protestantse classis kwamen we op een regenachtige septemberavond bijeen op een bijzondere locatie, het Rotterdamse Atelier van kunstenaar Joep van Lieshout (1963), ook wel afgekort tot AVL. Terwijl het buiten hoosde werden we door hem rondgeleid door enorme loodsen en over een betonnen buitenterrein, waar overal nogal reusachtige kunstwerken staan. Sommige zijn net terug uit verre buitenlanden, want AVL opereert internationaal, andere zijn bezig te ontstaan. Van Lieshout vroeg bijvoorbeeld aandacht voor een op de 18e-eeuwse econoom Adam Smith geïnspireerd beeld dat als werktitel The invisible hand heeft. Kort en goed stelt Smith dat mensen vooral handelen vanuit hun eigenbelang. Als zij hun eigen veiligheid en gewin zoeken zal dat evenwel als door een onzichtbare hand ook leiden tot een ‘groter goed’ voor de hele maatschappij. Deze oerthese van het kapitalisme wordt juist nu van het stof ontdaan in de economische voorstellen van Liz Truss, die inmiddels weer moest afzwaaien als premier. Ze ging ervan uit dat de riante belastingvoordelen van rijken ook voor de have nots goed nieuws zijn. Van Lieshout is minder optimistisch, hij laat een klein poppetje als een marionet aan draadjes bungelen onder een geweldige hand.

Het is een illustratie van hoe Van Lieshout kunst ziet: kunst vormt een spiegel waarin de vragen over ons bestaan worden gearticuleerd. Net zoals het in het geloof over waarheid gaat en over het geven van betekenis, zo is dat ook aan de orde in de kunst, aldus Van Lieshout. ‘Ik stel met mijn kunst echter alleen vragen’.
Kunst vormt zo een seismograaf op de tijd en ze stelt de vaak verborgen intenties van onze wereld aan de orde. Het is die wereld waarin de geloofsgemeenschap samenkomt en waarin de verkondiging van het evangelie klinkt. Het is die wereld waarin de kerk zich bezint op haar roeping, en ook op haar institutionele gestalte. Dat laatste probeerden we in ieder geval die avond te doen.

Uiteindelijk bracht de kunstenaar ons gezelschap in een ruimte die hij aanduidde als De Kathedraal. Daar had hij speciaal voor zijn gasten kunstwerken met religieuze connotaties bijeengebracht: een soort ziekenhuiskarretje met daarop een brood en een fles wijn, een in groen metaal uitgevoerde voorstelling die veel weg heeft van een piëta en een levensgrote kruisiging; het maakte indruk. Wat brengt iemand ertoe om zo’n gekruisigde gestalte te maken? ‘Dit staat voor sacrifice’ aldus Joep van Lieshout. ‘Wij weten in onze tijd niet meer wat een offer is daarom heb ik dit gemaakt.’

Het zet aan het denken: bijzonder dat deze kunstenaar – een van Nederlands bekendste en succesvolste – een traditionele, door het christendom gestempelde opvatting van ‘offer’ verbeeldt. Zijn dat de Brabantse, katholieke wortels uit zijn jeugd? Of is het kruis het archetype van offer, ook in de ontkerstende Nederlandse samenleving?
Bijzonder was ook de nieuwsgierigheid waarmee Van Lieshout ons bejegende: ‘jullie zijn by far de meest bijzondere groep die ik hier ooit over de vloer heb gehad’.
Toen we de avond besloten met het zingen van ‘De dag door uwe gunst ontvangen is weer voorbij’ legde Joep van Lieshout dat met grote aandacht met zijn telefoon vast. Wie weet wordt het later verwerkt tot een nieuw kunstwerk.

Rotterdam, oktober 2022

Gerrit van Meijeren is classispredikant van de Protestantse Kerk in Zuid-Holland Zuid. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 20