Skip to main content

37e jaargang nr. 3 (jan. 2023)
thema: Altijd alarmtoestand: leven in crisistijd

Theo Pleizier
Preken in tijden van crises

Wie herkent het niet? De preek waarin een rijtje crises wordt opgesomd. Terugdenkend aan de preken die ik zelf het afgelopen jaar gehouden heb, heb ik mezelf er wel op betrapt. ‘Gemeente, wat een wereld! Coronacrisis, energiecrisis, crisis in Oekraïene, woon-, stikstof- en zorgcrisis, inflatie, geopolitiek, klimaat…’ Het moet in de preek over het leven gaan, en als het leven vol is met crisis, dan moet dat toch op één of andere manier benoemd worden in de preek. Of toch niet?

De vraag of crisis een rol speelt in de prediking – en hoe – kan op een aantal manieren beantwoord worden. In deze bijdrage verken ik deze vraag aan de hand van vijf dimensies: crisis als discours, als alledaagse realiteit, als theologisch begrip, als geestelijke existentie en als homiletische opgave.

Crisis als discours
Het rijtje met crises reflecteert het discours in de samenleving. In hoeveel nieuwberichten, opiniestukken of talkshows valt niet het woord ‘crisis’? Maar discours creëert ook realiteiten. Crises worden ook in discours versterkt, gemaakt, gebagatelliseerd of genegeerd. Dat het minder over oorlog als crisis in Europa gaat dan aan het begin van Ruslands oorlog tegen Oekraïne, betekent niet dat het dagelijks leven voor Oekraïense mensen gemakkelijker is geworden. Wij voelen het minder als crises voor onszelf.
Crisis in het discours reflecteert daarom nogal eens de waan van de dag. De snelheid waarmee de ene crisis de andere opvolgt en vervangt, doet soms verbazen. Discours heeft daarbij ook altijd een aspect van macht. Dat geldt ook voor de preek. Wie de microfoon of de camera heeft, bepaalt voor een deel wat als crisis mag gelden.
De preek vormt daarbij een eigen discours. Hoe wordt in preken over crisis gesproken? Welke toekomstbeelden en welke rationaliteiten spelen een rol? Neem bijvoorbeeld de klimaatcrisis. Wordt daar in preken over gesproken in verband met het voorbestaan van de planeet? Is de klimaatcrisis een morele crisis met het oog op toekomstige generaties? Of gaat het in het spreken over de klimaatcrisis om gerechtigheid voor de allerarmsten? Of is de klimaatcrisis een geestelijke crisis van rentmeesterschap, de zorg voor de Schepping die aan ons is toevertrouwd door de Allerhoogste? We gaan de klimaatcrisis pas voelen als een geestelijke of morele crisis, als daar ook op die manier woorden aan wordt gegeven. De eerste dimensie van preken over crises is dus de dimensie van de taal.

Crisis als alledaagse realiteit
Maar crisis is meer dan taal. Het raakt ook het concrete, alledaagse bestaan. Mensen maken zich grote zorgen over hun financiële situatie. Ze voelen angst over de dreiging van oorlog. Ze voelen schaamte en machteloosheid over de klimaatramp die onafwendbaar lijkt.
De prediker zal alert zijn op twee reflexen. De moralistische reflex waarin de hoorder wordt opgeroepen om het gedrag aan te passen. En de bagatelliserende reflex, alsof het wel meevalt, even de adem inhouden, of welke andere vergoelijking dan ook. Wil de prediker recht doen aan de realiteit van de vele crises, dan kan dat alleen door specifiek te zijn op één aspect van de crisis die aan de orde wordt gesteld, en door tegelijk recht doen aan de situatie van de hoorders, inclusief hun verwarrende gevoelens.
Predikers geven geen oplossingen. Meer woningen moeten bij een minister vandaan komen om de wooncrisis te boven te komen. Maar dat wil niet zeggen dat – waar het zo uitkomt in relatie tot de Bijbeltekst – de prediker niets over bijvoorbeeld een wooncrisis kan zeggen. Al was het maar recht doen aan de meest basale gevoelens die mensen kunnen hebben die al lang een woning zoeken en die steeds achter het net vissen.
Het vraagt van de prediker dat hij of zij zich verdiept in de feiten. Liever niets zeggen dan de concrete, vaak ingewikkelde feiten niet goed hebben. Geen desinformatie vanaf kansels. Tegelijk gaat het in de prediking om een diepteanalyse. Preken is evangelieverkondiging. Wat betekent de behoefte aan een eigen woonplek? Hoe legt de klimaatcrisis onze verziekte levensstijl bloot? Hoe vergroot de energiecrisis de kloof tussen rijk en arm? Hoe staat in allerlei crises de solidariteit tussen generaties, tussen het noordelijk en zuidelijk halfrond en tussen de menselijke en niet-menselijke schepping op het spel?
Dit vraagt om kennis, om nuchtere en verstandige analyse. Het vraagt vooral om de hermeneutische gevoeligheid die bij elke preek nodig is: hoe raakt het bijbelgedeelte van komende zondag aan dat wat mensen diepgaand bezighoudt? Zonder te moraliseren of te bagatelliseren, maar door een bevrijdend woord te spreken.

Crisis als theologisch begrip
De derde laag in het preken in tijden van crisis is een kritische laag. Crises worden gevoeld in het alledaagse leven, ze bestaan voor een belangrijk deel ook in het discours in de samenleving. Maar het christelijk geloof heeft ook een eigen verstaan van crisis. Hier komt het aan op een theologisch verstaan van crisis: crisis als oordeel, als scheiding tussen de geesten, en daarmee als geestelijk onderscheidingsvermogen.
De Schrift komt met een eigen verstaan van de geschiedenis, met een eigen verbeelding van het apocalyptische en met een eigen perspectief op de betekenis(sen) van crisis. Niet elke crisis is een oordeel van God. En het is misschien wel een veeg teken dat crisis een theologisch thema wordt als het er in de samenleving over gaat. Het perspectief van de eeuwigheid en een God die de geschiedenis oordeelt, heeft christelijke verkondiging gekleurd en brengt een eigen gevoel van urgentie in de prediking.
Zou de eigen aandacht voor de crisis tussen God en mens waar de Schrift van spreekt helend kunnen zijn voor de waan van de dag? Bij de profeten, in de gelijkenissen en in de klaagliederen staat het aardse leven, met de crises van geweld, onrecht en gebrek, in de brede Bijbelse samenhang van het leven met God en de terugkeer tot God.
Dit vraagt om een theologie van de crisis die veel verder gaat dan de vraag hoe theologen zich hebben uit te spreken over Ruslands oorlog tegen Oekraïne of hoe in de preek aandacht gegeven moet worden aan de klimaatcrisis. Dan gaat het niet om een paar maatregelen waar je voor of tegen bent, maar om de dieperliggende werkelijkheid dat de Schepping lijdt en kapot dreigt te gaan, door menselijk handelen. Wie zijn wij dan, voor het aangezicht van God?
De crises van onze tijd zijn dan in dat licht wellicht te zien als concretiseringen of hedendaagse illustraties van dat wat in de Schrift het onderliggend narratief is: de mens die zich tegen God, medemens en schepping keert. En dat daar andere mensen onder lijden. Dat roept de klacht op, dat vraagt om geestelijk onderscheidingsvermogen, schuldbesef, maar ook om woorden van vrijspraak en discipelschap.

Crisis als geestelijke existentie
Deze theologische dimensie raakt aan crisis als geestelijke existentie. Crisis gaat dieper dan economische of sociale omstandigheden. Voor een analyse van deze dimensie, moeten we te rade gaan bij de psychiaters. Zoals bij Esther Fenema, die recent het boek schreef Het verlaten individu. Haar boek is zo mogelijk nog pessimistischer dan het bekende Borderline times van Dirk de Wachter, alweer tien jaar geleden. Wij zijn – in het Westen – mensen geworden die losgeraakt zijn uit sociale verbanden en volstrekt aangewezen op zichzelf, op persoonlijke zingeving, terwijl de sociale verbanden verkruimeld zijn. Het individu moet het alleen redden.
Deze reddeloosheid is misschien wel een grotere existentiële crisis dan de economische en sociale problemen die zich melden. Daarbovenop is het klimaatprobleem niet alleen een klimatologisch probleem dat met de nodige politieke wil en technologische vernieuwing oplosbaar is. Het is een existentieel probleem, van onmacht, schaamte en schuld. Hiervoor is geen quick fix voorhanden. De prediker kan dit niet ‘even’ adresseren in de wekelijkse verkondiging. Het helpt wel om bij het spreken over crisis niet aan de oppervlakte te blijven, maar te zoeken waar het raakt aan de diepere existentiële lagen.
Een diep gevoel van reddeloosheid, dat raakt wel aan de opgave van de prediking. En misschien ligt er dan in de gereformeerde traditie, waar de vraag naar een genadig God nooit helemaal verdwenen is, genoeg opgetast om de reddeloze en schuldige mens aan te spreken. Niet door het oordeel van God te vermijden, maar om er dóórheen te spreken. Dat vraagt ook om enig gevoel voor wat er op het spel staat in de bevindelijke traditie, dat de mens voor de rechterstoel van God staat. Waar schaamte en schuld erkend worden kon dat voor het verlaten individu wel eens een hoopvol begin zijn.

Crisis als homiletische opgave
In de preek spelen al deze niveaus van crisis. Waar in de preek het woord ‘crisis’ valt, zal het maatschappelijk discours over crisis worden geactiveerd bij hoorders. Pas wanneer de prediker het concrete leven van de hoorder gaat hebben, zullen alledaagse ervaringen in beeld komen. Dat vraagt om empathie, als het gaat om onvrede of om zorgen die mensen zich terecht of niet maken over oorlog of armoede. En waar concrete armoede dreigt, kan de preek niet volstaan en moet de diaconie in beeld komen.
Empathie alleen is onvoldoende. Ook schuld en schaamte worden geactiveerd bij de hoorder. Bijvoorbeeld wanneer de prediker spreekt over het klimaatprobleem. Dat kan en mag niet vermeden worden. Juist hier kan het risico zijn om naar twee uitersten de hoorder kwijt te raken. Simpele aanwijzingen voor gedrag maken prediking moralistisch. En bagatelliseren van het probleem, zowel politiek als geestelijk, miskent de theologische roeping van de preek: de aarde is des Heren. En dat moet doorklinken. Een christen zal het ‘bebouwen en bewaren’ van de aarde als een geestelijke roeping moeten zien.
De homiletische opgave in het spreken over crisis gaat over het eigen discours in de preek en de opbouw of vormgeving van de preek. Uiteindelijk is de preek geen alternatieve praat-tafel. In de prediking klinkt de taal van het geloof, in het oordeel en in de vrijspraak, in de klacht en in de verwachting. Bij elk spreken dat raakt aan welke crisis dan ook, zal de prediker zoeken welke existentiële ervaring of geestelijke roeping van de hoorder in het geding is.
Hier geldt dezelfde communicatieve aanwijzing die Johan Smit geeft over het pastorale gesprek in zijn boek Tot de kern komen. Je kunt niet bij de spiritualiteit komen als je de lagen van de feiten, de emotie en de levensbeschouwing overslaat. Die aanwijzing geldt ook de prediker: je moet je feiten op orde hebben, zeker als het om het discours over crisis gaat dat zo gevoelig is voor complotdenken; tot die feiten hoort ook dat je weet hebt hoe je eigen hoorders geraakt worden in hun bestaanszekerheid. Je zult recht moeten doen aan de alledaagse gevoelens. Maar daar kun je niet bij blijven, want welke geestelijke crisis ligt onder de feiten en gevoelens? En welke geestelijke crisis wordt geadresseerd in de Schrift waaruit wordt gepreekt?
Kortom, de homiletische opgave bestaat uit een zorgvuldige route die weet heeft van het discours in de samenleving, via de alledaagse realiteit, naar de geestelijke existentie van de hoorder. En dan een goed Woord van God spreken.

T.T.J. Pleizier is universitair docent praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit te Groningen. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

  • Raadplegingen: 809