Skip to main content

37e jaargang nr. 3 (jan. 2023)
thema: Altijd alarmtoestand: leven in crisistijd

Jos Wienen
Kroniek
Somber, (on)verdraagzaam, calvinist?

Kontekstueel gaat over gereformeerd belijden in de context van onze eigen tijd. Dat vraagt in de eerste plaats om theologische reflectie. Daar staat dit blad vol mee. Maar in deze rubriek ga ik in op een aantal associaties met de naam gereformeerd. Nederland heeft zich namelijk een tijd een calvinistisch land genoemd. Dat ligt al even achter ons. Maar soms wordt toch nog over gereformeerde trekjes in onze Nederlandse samenleving gesproken.

Die gereformeerde trekjes van de Nederlanders hebben te maken met een zekere voorliefde om te preken, een sombere kijk op mens en wereld, en zuinigheid, om maar eens wat negatieve associaties te noemen. Maar er zijn ook positieve. Gereformeerd-zijn werd ook verbonden met ijverigheid en plichtsgetrouw zijn bijvoorbeeld.

E-sports en gamification
Nederland, Europa en de wereld worden overspoeld door crises. Na de wereldwijde coronacrisis, die met zijn laatste stuiptrekkingen bezig is (dat hopen we, althans), worstelt Nederland met een stikstofcrisis, een klimaatcrisis, een wooncrisis en een vluchtelingencrisis. Het woord crisis duidt aan dat de overheid er met de normale procedures niet uit komt. En naast al die crises zijn er andere problemen die een vergelijkbaar endemisch karakter lijken te hebben: het algemene personeelstekort, de onbeheersbaarheid van de uitgaven voor de zorg. Ernstige vragen, die niet zomaar opgelost worden. Je hoeft niet gereformeerd te zijn om er een beetje somber van te worden.
Onlangs was ik uitgenodigd bij een presentatie over ontwikkelingen in aan het mediabedrijf verwante sectoren. We kregen een presentatie over de razendsnelle opmars van e-sports, ofwel electronic sports. Dat zijn sportieve wedstrijden met elektronische spellen, games. Vol enthousiasme werden beelden getoond van grote spelen, waar miljarden in omgaan. Nederlandse bedrijven staan vooraan. Tevens wordt er enorm geïnvesteerd in gamification: leren als een elektronisch spel. Op die manier kunnen mensen leren als ze het traditionele leren niet meer kunnen opbrengen, maar wel enthousiast zijn van gamen. De laatste ontwikkeling was dat mensen een avatar hebben in een virtuele wereld, een ander ik dat leeft in een met computers geschapen werkelijkheid. Voor sommigen is die werkelijkheid van eenzelfde betekenis als hun echte leven, of gaat het daar in belang nog bovenuit. Van somberheid was hier geen sprake. Enthousiasme, trots en torenhoge ambities streden om de voorrang.
Hoe is het mogelijk dat we als samenleving miljarden investeren in spelletjes en griezelig perfect gemaakte namaakwerelden, maar niet in staat zijn de problemen van onze echte wereld op te lossen, zoals de betaalbaarheid van de zorg, de opwarming van de aarde en de verschraling van ons leefmilieu? Is het de somberte van mensen die niet meer mee kunnen in de razendsnelle ontwikkelingen? Is het de zuinige reactie van vreugdeloze calvinisten die het plezier van de mensen altijd vergallen? Is het dezelfde kritische blik waarmee toneel, film, dansen, sport, drank en drugs werden bekeken? Feest en plezier mogen zeker een plek hebben in het leven van mensen. Toch blijf ik weerstand voelen tegen gamification, tegen de massale hang naar vermaak en spel en luxe in een wereld die steunt en kraakt en bij wijze van spreken reikhalzend verlangt naar verlossing. Misschien is het geen gereformeerde somberheid, maar een gezond realisme om daar vragen bij te stellen. En het is gereformeerd om die zorgen niet het laatste woord te laten hebben, maar vrolijk te worden door de boodschap dat er inderdaad verlossing is en dat die ons genadig wordt aangeboden. Juist in een sombere wereld is er behoefte aan gereformeerde, of beter gezegd, christelijke vreugde.

Polarisatie en tolerantie
Een bijzonder vraagstuk in onze tijd is de enorme polarisatie. Verdraagzaamheid die lang vanzelfsprekend leek te zijn, lijkt tegenwoordig vaak ver te zoeken. De opkomst van de islam in ons land maakte het vraagstuk van verdraagzaamheid weer actueel. Tot in de Tweede Kamer wordt gevraagd bepaalde uitingen van de islam en zelfs het heilige boek ervan te verbieden. De gewelddadige onverdraagzaamheid van radicale moslims is een wereldprobleem. Los daarvan lijkt de polarisatie van onze tijd voor velen de verdraagzaamheid te laten verdampen. Besnijdenis van jongetjes moet worden verboden, ritueel slachten moet worden verboden, standpunten van anderen worden geregeld verbaal tot de grond toe afgebrand, van bedreigingen van mensen met andere opvattingen kijken we nauwelijks meer op. In de Verenigde Staten, lang een baken van de vrije en democratische wereld, lijken de vertegenwoordigers van de twee grote partijen nauwelijks meer te kunnen samenwerken, of elkaar te verdragen. Onverdraagzaamheid een wereldwijd probleem.
Nieuw is het niet. 450 jaar geleden kreeg de Nederlandse Opstand vaste grond onder de voeten. In die opstand speelden veel motieven een rol. (On)verdraagzaamheid met betrekking tot godsdienstige verschillen was een wezenlijk thema. Bij het Nederlandse protestantse zelfbeeld hoort de trots op een tolerante geschiedenis. In de gereformeerde Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden was er geen geloofsvervolging. Integendeel: verdrukte gelovigen van elders zochten er hun toevlucht: protestanten uit de zuidelijke Nederlanden, Hugenoten uit Frankrijk, Joden uit Spanje en Portugal, dissenters uit Engeland en filosofen uit Frankrijk en Engeland. Voor veel protestanten hoort het tolerante klimaat in de Republiek bij het protestantse karakter ervan.
Zo kon Abraham Kuyper in een lezing stellen dat het calvinisme de oorsprong en waarborg is van onze constitutionele vrijheden. In die traditie schreef professor Van Ruler nog in 1945 uitdagend dat tolerantie alleen echt geborgd kan worden als ze voortkomt uit een principe, uit een confessie, een belijdenis. En deze belijdenis komt in de wereld alleen in de gereformeerde godsdienst voor. Als het erop aankomt, is echte verdraagzaamheid alleen veilig in de gereformeerde traditie.
Veel katholieken, doopsgezinden en lutheranen in de Republiek en veel historici in onze tijd zouden van deze pretentie opkijken. Andersgelovigen waren in de Republiek tweederangsburgers die voor tal van ambten niet in aanmerking kwamen. Bovendien hadden de gereformeerden zich de macht vaak met geweld toegeëigend. In een protestantiseringsproces waren velen met stevige drang de Gereformeerde Kerk ingeleid. En tegenover het protestantse verhaal van verdraagzaamheid staat het verhaal van gereformeerde onverdraagzaamheid. In dat verhaal vroegen protestanten eerst vrijheid om hun geloof te mogen belijden, maar als ze de macht in handen hadden, verboden ze binnen de kortste keren andere geloofsrichtingen. In het turbulente jaar 1572 zag je hoe op diverse plaatsen katholieke geestelijken werden vervolgd, opgespoord en gedood. De katholieke martelaren van Gorcum, Roermond en Alkmaar zijn de bekendste voorbeelden. Later, toen de Opstand zich over bijna al de Nederlanden had uitgebreid en ook door de meeste katholieken gesteund werd, joegen fanatieke gereformeerde predikanten en politieke leiders de katholieken de stuipen op het lijf. In Vlaanderen en vooral Gent liep het zo uit de hand dat de meeste katholieken in de Nederlanden afhaakten en zich verzoenden met Filips II.

Verdraagzame Willem van Oranje
Waren de gereformeerden in de Nederlandse Opstand en in de Republiek nu verdraagzaam of onverdraagzaam? Gereformeerden dachten er niet hetzelfde over. Calvijn en Beza vonden het een taak van de overheid om de ware godsdienst te beschermen en afgoderij en valse godsdienst uit te roeien. Zo kwam het ook in de Nederlandse geloofsbelijdenis terecht. En ook een predikant als Dathenus moesten niet veel van verdraagzaamheid hebben.
Andere gereformeerden steunden juist de verdraagzame politiek van Willem van Oranje. In zijn directe omgeving waren predikanten als Loyseleur de Villiers en Taffin actief. Zij kwamen op voor het accepteren van godsdienstvrijheid en wezen op de oudtestamentische voorbeelden Abraham en Jozef die te midden van heidenen leefden. Hoeveel te meer was het gerechtvaardigd om dat te doen te midden van dwalende christenen. Ook predikanten als Junius en gereformeerde politieke leiders als Gilles le Cercq en Marnix van Sint Aldegonde steunden Oranje in zijn politiek van verdraagzaamheid.
Oranje zelf bepleitte openlijk verdraagzaamheid toen hij nog katholiek was en belangrijke ambten bekleedde onder Filips II. Op 31 december 1564 zei hij in de Raad van State dat hij niet kon toestaan dat koningen heersen over de gewetens van hun onderdanen. Hij gebruikte in de loop der jaren diverse argumenten. Praktische: het land werd verscheurd door vervolging; in een handelsland met veel buitenlanders kon je niet de protestanten vervolgen die in omliggende landen wel vrijheden hadden. En principiële: het geloof kan niet afgedwongen worden, het is een geschenk van de Heilige Geest. Vervolging leidt tot huichelarij, niet tot geloof.
Volgens diverse historici kun je Oranje moeilijk een calvinist uit overtuiging noemen. Zijn verdraagzaamheid zou daarmee in tegenspraak zijn. Ik denk dat dat onterecht is. Er waren onder de gereformeerden velen die Oranje steunden, maar ook felle tegenstanders. Oranjes pogingen om een godsdienstvrede te bereiken mislukten. Het optreden van radicale gereformeerden en de angst voor katholiek verraad zorgden voor steeds meer beperkingen voor katholieken. Steeds meer katholieke edelen en geestelijken verzoenden zich daarom ook met de koning. Dat voedde weer het antipapisme. Uiteindelijk werd in de Unie van Utrecht (1579) bepaald dat niemand vanwege zijn geweten en geloof vervolgd mocht worden. Voor niet-gereformeerden restte een tweederangspositie in de Nederlanden. Maar in de praktijk heerste in de Republiek een tamelijk praktische verdraagzaamheid.
Oranje was een praktische en principiële voorstander van verdraagzaamheid. Dat was hij toen hij nog katholiek was en dat was hij nog steeds toen hij gereformeerd was. In de geest van professor Van Ruler schreef dr. F. de Graaff dat op het punt van de verdraagzaamheid Oranje het calvinisme beter heeft begrepen dan Calvijn zelf. Terugkijkend kun je moeilijk volhouden dat de gereformeerde belijdenis de bakermat is van de verdraagzaamheid. Maar het is ook onjuist te doen alsof de gereformeerden principieel onverdraagzaam waren. De gereformeerde Nederlandse republiek was een belangrijke stap naar een verdraagzame samenleving.

Fanatisme
In een interessant artikel stelt professor Schuyt dat tegenover de verdraagzaamheid het fanatisme staat. Dit woord gaat terug op het Latijnse Fanum dat tempel of heilige plaats betekent. Hij zegt dan: ‘Al wie ervan uitgaat dat er maar één god is, de eigen aanbeden God, die in de heilige plaats woont, en die daarnaast geen andere god kan en wil erkennen, wordt een fanaticus genoemd… De bron van fanatisme en de sleutel om deze gedragsvorm te begrijpen ligt in de vaste overtuiging dat alleen de eigen god en de eigen waarheid bestaan en dat alle andere, door andere groepen mensen aanbeden goden of waarheden, niet bestaan, nooit kunnen bestaan en daarom als afgoderij moeten worden gezien. …. Fanatisme streeft naar alleenheerschappij.’ Deze analyse lijkt een zekere logica te hebben. Toch is dit een te snelle conclusie. Als die ene ware God liefde gebiedt en alle mensen als zijn schepselen in het oog heeft, ontstaat er juist ruimte voor verdraagzaamheid. Naastenliefde als basis van verdraagzaamheid.
Verdraagzaamheid geeft aan dat we verdragen wat eigenlijk onverdraaglijk is. Je accepteert dingen van anderen die je moeilijk te accepteren vindt. Wat je niet kunt accepteren kun je verbieden, omdat het niet toelaatbaar is. Als je daarvoor de macht hebt kun je via wetten en regels dingen verbieden. Dat gebeurt voortdurend. Voor niemand gaat de verdraagzaamheid zo ver dat alles wordt geaccepteerd. Maar als dat de ander raakt in zijn wezenlijke overtuiging, dan wordt het een probleem. Een verdraagzame samenleving is mijns inziens een samenleving die uit respect voor het geweten en de diepe overtuiging van anderen ruimte laat. Gedrag waar niemand aanstoot aan neemt hoef je niet te verbieden en ook niet te beschermen. Als je uit respect voor de diepe overtuiging van de ander ruimte laat, wordt verdraagzaamheid bijzonder. In dat licht is het een opgave voor iedereen. Dat heeft een kant van gedrag en houding, maar ook een kant van wetten en regels. Zo kunnen er zaken verboden worden (bijvoorbeeld haat zaaien) om de verdraagzaamheid te beschermen en kunnen andere zaken juist worden gegarandeerd (bijvoorbeeld godsdienstvrijheid) vanuit die verdraagzaamheid.

Overtuiging en gedrag
De verdraagzaamheid wordt meestal afgemeten aan de reikwijdte van enkele grondrechten. Hoever gaat de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid het eigen leven vorm te geven? Dat wordt in wetten geregeld, maar verdraagzaamheid is vooral een zaak van overtuiging en gedrag. Anderen uitschelden, bedreigen vanwege hun uitspraken, opvattingen getuigt van een gebrek aan bereidheid de ander ruimte te geven naar eigen overtuiging te leven. Dan is er onverdraagzaamheid. Formele regels van bescherming gebruiken om anderen te kwetsen en te laten blijken dat hun geloof en overtuiging weerzinwekkend worden gevonden getuigt niet van verdraagzaamheid. Vrijheid van meningsuiting geeft inderdaad de ruimte mijn eigen overtuiging naar buiten te brengen, maar als dat gebruikt wordt om de vrijheid van de ander te betwisten, dan is de verdraagzaamheid het kind van de rekening.
In Nederland waren er recent grote meningsverschillen over de regels rond corona. De overheid verbood dingen om de volksgezondheid te beschermen. Dat werd lang breed geaccepteerd, maar langzaam brokkelde het draagvlak af. Voor velen werd de grens bereikt toen de overheid aangaf dat wie gevaccineerd was wel aan allerlei activiteiten mocht deelnemen of welkom was in gebouwen, maar wie niet gevaccineerd was niet. Voor een deel van de mensen werd het verzet tegen vaccinatie een heel zwaar punt. Is er voldoende vrijheid als ieder vrij is zich al dan niet te laten vaccineren of niet? Of is het een probleem dat daardoor de een wel aan activiteiten mag deelnemen en de ander niet. Wat is nu verdraagzaamheid? Mij lijkt het verdraagzaam om te accepteren dat mensen volgens eigen geweten beslissen of ze zich wel of niet laten vaccineren, al heeft dat consequenties voor het risico voor anderen. Maar het is ook verdraagzaam om te accepteren dat als ik door mijn keuze meer risico loop, ik ook minder ruimte heb om aan activiteiten deel te nemen. Waarom zou ik eisen dat anderen ook niets mogen, omdat ik een bepaalde bescherming weiger?
Het gaat me nu niet om de coronadiscussie, maar om het punt dat verdraagzaamheid iets vraagt van iedereen: ruimte geven aan anderen. Gereformeerde christenen hebben geen toverformule in hun belijdenis om die verdraagzaamheid op te brengen. Maar het gebod van de naastenliefde en de diepe overtuiging dat geloof een genadegave is en niet een afgedwongen gedrag kan christenen helpen om verdraagzaam te zijn.

J. Wienen is burgemeester van Haarlem en redacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

 

  • Raadplegingen: 815