37e jaargang nr. 4 (maart 2023)
thema: Let’s talk about Sacks
Wim Dekker
Jonathan Sacks in een christelijk leerhuis
In het jodendom neemt de synagoge een centrale plaats in. Synagoge is een Grieks woord, de vertaling van het Hebreeuwse woord beth ha-knèsset, huis van samenkomst. Een tweede functie van de synagoge wordt aangeduid met de benaming beth-ha-tefilla, huis van gebed. De derde functie is niet de minst belangrijke en wordt aangeduid met: beth ha-midrasj, leerhuis.
Deze laatste naam geeft aan dat de joden in de synagoge de Tenach, de Hebreeuwse Bijbel en de verklaringen daarvan, de rabbijnse literatuur, bestuderen. Deze derde functie is in de loop van de tijd zo belangrijk geworden, dat men de synagoge ook wel sjoel ging noemen. Dit woord is afgeleid van het Duitse woord Schule, school.
Vergelijken we dit met de functie van het kerkgebouw in het christendom, dan zijn de overeenkomsten duidelijk. Ook in het kerkgebouw gaat het om de samenkomst en ook het kerkgebouw is een huis van gebed. Maar wat de derde functie betreft is er wel een onderscheid. Zeker doet de christelijke gemeente ook aan onderricht, vaak catechese genoemd, maar die functie is niet in de loop van de tijd steeds belangrijker geworden, eerder steeds meer afgezwakt. In veel gemeenten staat de jongerencatechese onder druk en leiden de commissies voor vorming en toerusting van volwassenen een kwijnend bestaan. Zelf ben ik nogal eens op pad om her en der iets te vertellen op een avond die door zo’n commissie is belegd, maar het aantal mensen dat ik dan ontmoet is gering en de leeftijd van de meesten ligt boven de zestig jaar. Dat is jammer, omdat geloven zonder permanente scholing verdampt tot een gevoel, dat gemakkelijk met alle winden meewaait en dat is vandaag dan vooral de seculiere en postmoderne wind. Overigens ligt de tijd, dat dit anders was, nog niet eens zo lang achter ons en wie weet ontdekken nieuwe generaties opnieuw het belang van het leren. Wie weet is het jodendom daarbij dan ook opnieuw een belangrijke bron van inspiratie, zoals dat het geval was in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. In die tijd verscheen het ene na het andere boekje van de joodse rabbijn Pinchas Lapide en christenen gingen hun catechisatie avonden voor volwassen in navolging van het jodendom ook vaak leerhuisavonden noemen. Intussen is in plaats van Lapide Jonathan Sacks heel bekend geworden. Het is waarschijnlijk alleen nog even wachten op dezelfde belangstelling als die Lapide ten deel viel.
Vijfdelige serie
Dat laatste zou enigszins bemoeilijkt kunnen worden door het feit, dat van Sacks weliswaar een paar dunnere boekjes beschikbaar zijn, maar dat de eigenlijke betekenis van hem toch pas ontdekt kan worden wanneer men de vijfdelige serie over de Thora ter hand neemt, samen goed voor meer dan tweeduizend bladzijden. Daardoor hoeft men zich echter niet af laten schrikken. Het is heel goed mogelijk één deel aan te schaffen en zich daartoe voorlopig te beperken. Het is zelfs heel goed mogelijk binnen zo’n deel weer een keuze te maken, omdat elk deel bestaat uit afgeronde commentaren bij een gedeelte uit de Thora en deze afgeronde commentaren bestaan ook zelf weer uit verschillende korte essays. In een bespreking in Trouw schreef de recensent: ‘Deze serie is meer dan een commentaar, het is een hartstochtelijk pleidooi om de spiritualiteit van de Thora te gaan begrijpen’. Dat is de spijker op de kop en dat is tegelijk de reden, dat je aan een klein stukje voldoende kunt hebben om deze spiritualiteit te proeven. Je hoeft niet een hele cake op te eten; wanneer je één plakje neemt, kun je de smaak compleet te pakken krijgen en als het dan goed bevalt, ga je vanzelf nog eens vaker een plakje nemen.
Het bovenstaande kan ik intussen vanuit de praktijk beamen, omdat ik afgelopen winter leiding mocht geven aan een leerhuis, waar we fragmenten lazen uit het derde deel van genoemde serie: Leviticus, boek van het heilige. Mijn keus was op dit deel gevallen, omdat Leviticus bij ons christenen het minst populaire boek is van de Thora. Er staan nauwelijks verhalende gedeelten in. Een enkele keer komt in kerkelijke discussies een tekst uit Leviticus voorbij, bijvoorbeeld wanneer het gaat over homoseksualiteit (Lev. 18:22), maar dan klinkt ook al snel het argument, dat men zo’n tekst niet veel gewicht kan toekennen, wanneer men met alle andere teksten daaromheen in de praktijk niets doet. Dat laatste lijkt op z’n minst een kern van waarheid te bevatten, want de meeste burgerlijke en ceremoniële wetten, waar Leviticus vol van is, worden door ons niet gehouden. Trouwens ook het joodse volk houdt zich niet meer aan de meeste van deze geboden, omdat het onmogelijk werd ze na te leven sinds de verwoesting van de tempel in 70 na Christus. Wanneer Sacks er dan toch vierhonderd bladzijden over vol schrijft, omdat hij van mening is, dat hier dingen staan die nog steeds van belang zijn, dan maakt dat op z’n minst nieuwsgierig.
Spiegelfunctie
Af en toe behandelt Sacks een afzonderlijke tekst, maar wat hij vooral doet, is het blootleggen van structuren, het laten zien van de grote lijnen. Wat Leviticus betreft, hier gaat het om de betekenis van het heilige. De heilige God kan niet zomaar wonen bij een volk, dat steeds geneigd is de verkeerde weg in te slaan. Dat bleek het duidelijkst, toen meteen nadat het verbond op de Sinaï gesloten was, het volk een gouden kalf ging maken. Daarom draaien het tweede deel van het boek Exodus en het hele boek Leviticus om deze kwestie. God kan alleen te midden van zijn volk wonen door middel van de priesterlijke bemiddeling. Daarbij luistert het zeer nauw. Wanneer de zonen van Aäron, Nadab en Nabihu naar eigen inzichten een offer brengen, vallen zij dood neer (Lev. 10:1,2). Alles in en rondom de priesterdienst is uiterst nauwkeurig omschreven. Alleen zo kunnen enerzijds de grenzen tussen God en mens bewaakt worden en kan er anderzijds toch sprake zijn van de sjechina, de goddelijke inwoning. Sacks schrijft er bladzijden over vol en naarmate dit alles meer tot je door gaat dringen, komt de vraag bij jezelf boven: waar is bij ons het besef van Gods heiligheid? Het gaat er niet om, dat wij al deze dingen die hier beschreven worden nu niet meer zo kennen, maar het gaat om de zaak: wanneer God te midden van ons woont is dat allerminst vanzelfsprekend. Hoe stempelt dit gegeven onze liturgie op zondag, hoe verschijnen wij voor zijn aangezicht in zijn huis? En hoe stempelt dit ons dagelijks leven wanneer wij geen spijswetten houden en allerlei andere voorschriften volgen, die met het onderscheid tussen rein en onrein te maken hebben? De vormen kunnen dan vandaag anders geworden zijn, maar vraagt ook vandaag de inhoud, ‘de heiligheid van God’, niet om levensvormen, die daarmee in overeenstemming zijn? Zo krijgen we door de manier waarop Sacks erover schrijft als christen een spiegel voorgehouden. Die spiegelfunctie zorgde voor een geëmotioneerd gesprek in onze studiegroep, omdat sommigen zeiden te lijden aan het gebrek aan besef van heiligheid vandaag in de kerkdiensten en anderen meenden dat we zo christenen met lossere vormen veroordeelden.
Blik op de samenleving
Het sterke van de teksten van Sacks is, dat ze niet alleen een intern joodse of meer algemeen religieuze strekking hebben, maar dat hij steeds laat zien dat de Thora de weg wijst naar het goede leven voor ieder mens, voor de hele samenleving. Een voorbeeld daarvan is hoe hij schrijft over de besnijdenis n.a. v. Leviticus 12 vers 3. Een deel daarvan is afgedrukt voorin dit nummer van Kontekstueel. In de besnijdenis gaat het volgens Sacks om de begrenzing van de seksualiteit. Seksualiteit die niet wordt begrensd, leidt tot een samenleving die door macht en geweld wordt bepaald. Het is duidelijk dat zo’n notie in ons me too-tijdperk uiterst actueel is, maar ook ogenblikkelijk de vraag aan de orde stelt of de analyse die in onze samenleving wat dit betreft gangbaar is wel diep genoeg gaat. Die analyse komt immers hierop neer, dat het vooral machtsverhoudingen zijn die leiden tot ongeoorloofde seksuele handelingen. Maar moet ook het omgekeerde niet gezegd worden: seksualiteit heeft altijd het gevaar in zich dat vanuit lust zich macht ontwikkelt? Kan het goed aflopen wanneer in een samenleving enerzijds benadrukt wordt, dat macht leidt tot seksueel misbruik, maar anderzijds niet ingegrepen wordt in de seksualisering van de maatschappij? Bij Sacks heerst veel meer het besef, dat de lustfactor in seksualiteit een gevaarlijk goedje is. In onze seculiere wereld wordt door sommigen de besnijdenis gezien als een barbaarse daad, die het liefst verboden zou moeten worden. Wat zit daarachter? Sacks geeft op dit terrein, maar ook op veel andere maatschappelijk terreinen vanuit zijn lezing van de Thora veel stof tot nadenken. Het zou heel nuttig zijn daarover niet alleen als joden of christenen onderling te spreken, maar juist ook samen met seculiere tijdgenoten.
Verlegenheid
De teksten van Sacks roepen ook verlegenheid op. Dat werd me vooral duidelijk toen we spraken over wat hij schrijft over de Grote Verzoendag (Jom Kipoer), nog altijd de meest heilige dag voor joden. Vanuit onze orthodoxe christelijke traditie denken we dan ogenblikkelijk aan de brief aan de Hebreeën, waar al de rituelen van deze dag betrokken worden op het offer dat Jezus Christus als Hogepriester bracht. Uiteraard daarover niets bij Sacks. Maar ook geen enkele opening in die richting, geen enkele notie dat deze rituelen op zich het probleem van de schuld niet op konden lossen. Dat probleem bestaat voor het jodendom niet. God is barmhartig en genadig voor wie zijn zonden belijdt. Dan moet er wel steeds weer boetedoening zijn en vooral ook de bereidheid anderen te vergeven. Daarom bestaat de voorbereiding op Grote Verzoendag uit vasten, bidden, boete doen en de dingen die fout gegaan zijn in het relationele vlak weer goed maken. In het gesprek hierover in onze groep raakten me verschillende dingen. In de eerste plaats dat wij ons afvroegen of 'het anderen vergeven’ er bij ons vaak niet te bekaaid van afkomt. Verder dat niemand zomaar durfde zeggen, dat de joden op dit punt dus helemaal fout zitten. Wel verlegenheid en een voorzichtig verkennen van mogelijke antwoorden. Als theoloog vind ik het dan prachtig om mee te maken hoe mensen vanuit hun gelovige intuïtie antwoorden bedenken, die theologen tot op de dag van vandaag grote hoofdbrekens kosten. Zo zei iemand bijvoorbeeld: misschien ligt alles wat Jezus gedaan heeft wel helemaal ingevouwen in de joodse Grote Verzoendag en hoeft het voor hen alleen nog maar een keer uitgevouwen te worden. Impliciet hebben ze er dan toch ook op hun manier deel aan. Wij, heidenen, hebben er op een andere manier deel aan. Daar springt dan het licht op rood bij de theoloog: Twee wegenleer! Maar ik heb dat niet zo benoemd. Daar vond ik het gesprek te kostbaar voor.
Dr. W. Dekker is emeritus predikant in de PKN en redacteur van Kontekstueel. Mailadres:
- Raadplegingen: 911