Skip to main content

37e jaargang nr. 4 (maart 2023)
thema: Let’s talk about Sacks

Michael Mulder
Joodse exegese als inspiratiebron voor christenen?

Waarom zou een christen iets willen leren van de manier waarop de Schrift wordt uitgelegd in de Joodse traditie? Rabbijnen hebben een ander ijkpunt, een andere traditie, en wellicht zelfs een ander doel voor ogen bij het uitleggen van de Schrift. Toch heeft de rabbijnse leeswijze mij verrijkt in mijn eigen leven met de Schrift en de levende God die daarin tot ons spreekt. Ik wil daar in dit artikel iets van laten zien, daarop reflecteren en enkele uitdagingen aanreiken waar we mijns inziens voor staan als het gaat om deze ontmoetingen met joodse exegese.

Laat ik beginnen met een persoonlijke ervaring. De kennismaking met rabbijnse exegese tijdens mijn studietijd gaf mij een compleet ander perspectief op de Joodse omgang met de Schriften dan ik vanuit de kinderbijbel had meegekregen. In de uitleg van de manier waarop de sabbat gepraktiseerd dient te worden kwam ik niet een schijnheilige Farizeeër tegen, die de geboden van God wilde toepassen om er beter van te worden, voor mensen en voor God. Integendeel, ik ontmoette een levend besef van de heiligheid van God, gekoppeld aan een diep verlangen om voor Hem te leven en een intense vreugde om dat metterdaad in de praktijk te brengen en Hem zo te kunnen eren. ‘Wees niet als een knecht die zijn heer dient om loon te ontvangen, maar als die knecht die zijn meester dient zonder aan een beloning te denken; zo zal de vreze des Heren op je zijn’ stelt het traktaat ‘Spreuken der vaderen’ (in de Misjna, Avot I,3).
Die ‘vreze des Heren’ gaf herkenning. In alle nadruk die de joodse exegese legt op het doen van wat God geboden heeft, is er een voortdurend besef te leven als knechten voor de Heer die in de hemel is. Wat wij voor Hem doen wordt gedragen door zijn aanwezigheid, zijn genadige toewending, zijn liefde.
In het artikel van Jonathan Sacks is die liefde van God te proeven, net als het verlangen om dat concreet in de praktijk te brengen. De rabbijn verbindt de liefde als bron voor de relatie met God, in het verbond, met een levenshouding waarin een mens diezelfde liefde als uitgangspunt wil nemen voor alle relaties om hem heen. Hij zet dat tegenover een denken vanuit macht, dat helaas vaak kenmerkend is voor tal van maatschappelijke verhoudingen. Zo krijgt deze joodse uitleg van het gebod tot besnijdenis een verrassend actuele relevantie: in alle relaties niet uitgaan van macht en lust, maar leven vanuit de liefde, die zijn bron vindt in de omgang met God. Dit besef geeft een enorme ontspanning aan de ethiek. Wie God is en wie wij mogen zijn voor zijn aangezicht omsluit alles wat wij hebben te doen.

Dichter bij het Nieuwe Testament
Leidt deze manier van omgang met de Schrift ons af van de God van het Nieuwe Testament, omdat het een rabbijnse methode is? Dat bezwaar wordt wel gehoord als het gaat om christelijk luisteren naar joodse exegese. Naar mijn besef is het omgekeerde waar. Deze joodse omgang met de Schrift kan ons dichter bij onze eigen bronnen brengen, zeker ook dichter bij het Nieuwe Testament.
Ik krijg dat geregeld terug van studenten die zich verdiepen in de joodse praktijk van bidden, of de joodse omgang met de Thora. De manier waarop God in het middelpunt staat in de lofprijzing in de synagoge staat dichter bij het gebed dat Jezus aan zijn leerlingen leerde dan veel van onze dagelijkse gebeden. De joodse lofprijzing als grondvorm van het gebed staat ook dichter bij de wijze waarop Paulus zich tot God wendt aan het begin van zijn brieven dan tal van gebeden in onze kerkelijke praktijk. Daarin is vaak meer sprake van voorbede en dankzegging die op het eigen leven gericht is dan op de lofprijzing van God, waarin Hij van begin tot eind in het middelpunt staat.
Iets vergelijkbaars geldt ook van de omgang met de Thora. Christelijke studenten zijn aanvankelijk vaak van mening, dat de joodse gerichtheid op het doen – hun orthopraxie – wel mooi is, maar in de weg kan staan in de praktijk van het geloof, omdat je bij het ‘doen’ van de geboden gericht wordt op je eigen kunnen, en dus ook op je eigen falen. Deze gedachte blijkt in de ontmoeting met reële joodse praktijken vaak precies andersom uit te pakken. Christelijke studenten worstelen vaak met de vraag of zij wel genoeg doen en genoeg zijn in Gods ogen – en in hun eigen ogen. Als zij Joodse leeftijdgenoten tegenkomen, bijvoorbeeld tijdens een studiereis in Israël, lijken die daar minder moeite mee te hebben, vanuit het besef geliefd en verkoren te mogen zijn. In discussies over wat wij vervolgens hebben te ‘doen’ leggen Joodse gesprekspartners veelal sterker de nadruk op de vraag hoe God werkelijk in het middelpunt kan staan en hoe zijn Naam geëerd kan worden. Dit kan christelijke studenten een nieuw perspectief geven op de concrete vermaningen in het Nieuwe Testament om te komen tot een eredienst aan God in de gewone alledaagse praktijk (Rom. 12:1), zonder daarmee in een kramp te komen waarin het leven alleen om hun eigen doen draait.

Er is meer te zeggen over de waarde van de joodse exegese voor het lezen van het Nieuwe Testament. Kennis van de rabbijnse hermeneutiek is noodzakelijk om te begrijpen hoe Paulus, net als de andere apostelen en de evangeliën, het Oude Testament lezen en toepassen op concrete situaties van de nieuwtestamentische gemeenten. Zij waren in hun manier van denken kinderen van hun eigen tijd, waarbij zij teksten uit het Oude Testament op een heel andere manier konden toepassen dan wij vandaag verantwoord zouden vinden. Daar is de laatste decennia gelukkig veel meer aandacht voor gekomen. Het voert te ver om hier voorbeelden van te geven. Wel is het goed om te signaleren dat veel ‘christelijke’ exegese gestempeld is door de tijd en de cultuur waarin wij leven en denken. Deze staat vaak verder af van de nieuwtestamentische manier van denken dan veel joodse exegese, omdat deze zich vaak sterker verbonden weet met de eigen uitlegtraditie, waarin tal van oudere elementen bewaard zijn gebleven.

Structureel verbonden
De belangrijkste reden waarom joodse exegese ons metterdaad dichterbij onze eigen bronnen kan brengen is de belijdenis dat God zich in het Oude Testament aan Israël heeft geopenbaard, en zijn verbond met zijn volk niet heeft opgezegd. De Christelijke dogmatiek van Gijsbert van den Brink en Cees van der Kooi wijst in dit verband op een ‘structurele tweevoudigheid’ in de christelijke leer, ook als het gaat om Gods openbaring. Enerzijds heeft God zich aan Israël geopenbaard, wat ons nauw aan Israël verbindt. Anderzijds heeft Hij zich geopenbaard in zijn Zoon, Jezus Christus, wat helaas ook vervreemding meebrengt, die kan resulteren in een zekere afstand tussen joodse en christelijke lezers van de Schrift. Algemeen zullen deze christelijke lezers in Nederland wel erkennen dat Israël niet vervangen is door de kerk, maar een eigen plaats heeft in Gods werk. Ondertussen krijgt die ‘structurele tweevoudigheid’ in de openbaring niet zoveel aandacht, dat velen in de kerk er op gespitst zijn te luisteren naar wat Israël te zeggen heeft over wat zij verstaat als onze roeping in de wereld en de stem van God daarin. Het feit dat de exegetische beschouwingen van Jonathan Sacks breed weerklank vinden, laat wellicht zien dat hier wel een behoefte gevoeld wordt. Toch blijft dit luisteren naar zo’n joodse stem vaak beperkt tot enkele impressies rond bepaalde thema’s. In feite heeft de christelijke theologie nog geen instrumentarium ontwikkeld om de inzichten die iemand als Sacks aanreikt goed te integreren in een christelijke manier van Bijbellezen.
Mijns inziens is er op dit punt sprake van een grote mate van verlegenheid. Enerzijds wordt de vervangingsgedachte breed afgewezen, anderzijds is het niet duidelijk hoe de stem van Israël geïntegreerd kan worden in onze reflecties op wie God is en wat Hij van ons vraagt. Het luisteren naar Joodse exegese heeft vaak het karakter van een proeverij van losse snoepjes: mooie gedachten bij een tekst, een enkele diepzinnige analyse, zonder dat dit leidt tot een verdergaand onderling gesprek. Hier zou een diepgaande en structurele ontmoeting tussen joodse en christelijke uitleggers van de Schrift mogelijkheden bieden om vanuit de Bijbel op een nieuwe manier actuele uitdagingen aan te gaan.
Om slechts één voorbeeld te noemen, dat inhaakt op de vraag die hierboven werd aangestipt en ik inderdaad bij veel jongeren aantref: ‘ben ik wel goed genoeg?’. De Joodse traditie legt een sterk accent op de gemeenschap in het leven voor Gods aangezicht. In een TED-talk op de website die de gedachtenis van Jonathan Sacks in ere houdt, appelleert hij – tegenover de nadruk die in tal van media gelegd wordt op de beleving van het ‘ik’ – op een vernieuwd beleven van ‘ons’. Tegenover de ‘religie van de selfies’ zet hij het besef samen te leven met de ander. Dat samenleven met de ander, zo laat hij kort vanuit de Schrift zien, is fundamenteel ingevouwen in het samenleven met de Ander (met een hoofdletter). Hij legt de vinger bij een herkenbare vorm van individualisme en verbindt dat op een natuurlijke manier met noties uit de Joodse traditie, waar het ‘wij’ en het samenleven coram Deo vanzelfsprekender lijkt te zijn dan bij veel christelijke studenten die ik ontmoet. Hoe goed zou het zijn om actief naar meer van dergelijke noties uit de joodse traditie te willen luisteren en deze te integreren in een christelijke manier van luisterend leven. Daarin komt ook de stem van Israël een natuurlijke plaats toe, als we Gods blijvende verbond met Israël en zijn openbaring in het Hebreeuwse Testament serieus willen nemen.

Centrum voor Israëlstudies
Dit was een belangrijke aanleiding voor het Centrum voor Israëlstudies om enkele jaren geleden een project te starten waarin elke week aan een rabbijn gevraagd werd om een korte toelichting te geven op het hoofdstuk uit de Thora dat in die week in de synagoge gelezen werd (de perasja van de week). Dit zogeheten ‘perasja-project’ heeft veel belangstelling gekregen. In de loop van het jaar kwamen er steeds nieuwe abonnees bij, die elke week een mailtje kregen toegestuurd met een korte rabbijnse overdenking van een perikoop uit de Thora. Maar naast positieve belangstelling riep het project ook weerstand op. Hoe kan een Joodse stem nu ‘verrijkend’ zijn voor een christen, die Jezus Christus kent als het centrum van de Schriften? En hoe kan een hedendaagse Joodse lezer het Hebreeuwse Testament rijker uitleggen dan Paulus die door de Heilige Geest verlicht werd? Deze twee bewegingen tonen precies wat zojuist vanuit de Christelijke Dogmatiek werd gereleveerd. Het perasja-project leverde metterdaad herkenning én vervreemding op.
Om deze beide bewegingen met elkaar in gesprek te brengen, koos het CIS voor een vervolg op het perasja-project. Begin vorig jaar is een nieuw project gestart, waarin aan rabbijnen gevraagd wordt om op een vergelijkbare manier te reflecteren op een gedeelte uit het Nieuwe Testament, waarna een christelijke auteur ingaat op de joodse, exegetische benadering. Dat was een spannende aangelegenheid. Het is immers bepaald niet evident om een rabbijn uit te nodigen iets te schrijven over een gedeelte uit het Nieuwe Testament. Toch is een aantal scribenten uit de breedte van de joodse traditie bereid gevonden om hieraan mee te doen. Gekozen is voor het Mattheüs-evangelie. Elke twee weken schrijft een Joodse auteur een kort commentaar op een perikoop uit het evangelie, waarna een christelijke exegeet hierover met deze joodse stem in gesprek gaat. Opnieuw levert dit verrassende gezichtspunten op over de tekst van dit evangelie, dat in eerste instantie door en voor Joden geschreven is.

Bijzonder spannend is dat uiteraard als het gaat om Jezus Christus en wat over Hem geschreven wordt. Een gesprek hierover is vooral spannend omdat er in de loop van de geschiedenis zoveel is misgegaan tussen de kerk en het Joodse volk. Een eerlijk gesprek over deze teksten en over wie de Messias is, kon meestal eenvoudig niet gevoerd worden, omdat dit direct gekoppeld werd aan een geestelijke en fysieke dreiging voor Joden. In de bijdragen die ik aan dit project mag leveren zoek ik steeds het gesprek met mijn Joodse medeschrijver. De genoemde spanning ervaar ik elke keer weer, omdat die geschiedenis een rol speelt. Tegelijk blijkt het echt mogelijk om vanuit vertrouwen en respect een open gesprek te voeren. We beseffen dat de teksten voor een Jood een andere betekenis hebben dan voor een christen, voor wie het om het Woord van God gaat. Dat neemt niet weg dat het luisteren met joodse oren mij als christen kan helpen om opnieuw dichter bij de tekst te komen.
Een voorbeeld. Dr. Dani Evers, de Joodse counterpartner met wie ik de toegewezen perikoop steeds eerst bespreek, stelde een vraag bij de oproep van Jezus om te bidden. Hoe kan het Nieuwe Testament daartoe oproepen? Is het uiteindelijk niet God zelf die het initiatief voor het contact moet nemen? In de Joodse traditie worden verschillende teksten aangehaald waarin enerzijds God Israël oproept zich te bekeren, terwijl anderzijds Israël aan God vraagt om die bekering. Dat lijkt een cirkel, maar uiteindelijk ligt het begin bij God zelf, zo overwegen de rabbijnen. Mooi is het dan om dezelfde ‘cirkel’ in het Nieuwe Testament op te merken en daarover door te spreken. Het is Gods Geest die in ons gaat roepen om de Vader, schrijft Paulus, terwijl hij elders benadrukt dat wij het zelf zijn die door de Geest Hem als Vader leren aanroepen. Dezelfde dubbele beweging als de rabbijnse traditie in het Hebreeuwse Testament waarneemt, loopt door in het Nieuwe Testament. Wanneer het over zo’n thema gaat, kun je het gesprek niet slechts vanuit de theorie voeren, maar vanuit de praktijk van de omgang met God. En dat verdiept, is mijn ervaring.
Wie belangstelling heeft om naast de werken van Sacks ook kennis te nemen van deze joods-christelijke uitwisseling over het Mattheüs-evangelie kan zich hiervoor kosteloos inschrijven bij het Centrum voor Israëlstudies (via hetcis.nl).

Het is te hopen dat door al deze verschillende stapjes van nader kennismaken het vertrouwen groeit om in een gezamenlijk luisteren naar de Schriften Gods stem des te beter te verstaan. We staan als Joden en christenen voor grote uitdagingen in een wereld waarin minder God en meer ‘ik’ wordt ervaren. Het kon weleens van levensbelang zijn om hierin schouder aan schouder te staan om de stem van de Eeuwige in onze tijd op te vangen en te vertolken voor de mensen om ons heen.

Dr. M.C. Mulder is docent judaïca en Nieuwe Testament aan de TUA te Apeldoorn en wetenschappelijk medewerker van het CIS (Centrum voor Israëlstudies). Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 880