37e jaargang nr. 4 (maart 2023)
thema: Let’s talk about Sacks
Henri Bontenbal
Een politiek van hoop
In het kerstreces bekeek ik de documentaire ‘The Swedish Theory of Love’. In deze documentaire uit 2015 schetst filmmaker Erik Gandini een somber beeld van de Zweedse samenleving. De Zweedse welvaartsstaat verzorgt haar burgers van de wieg tot het graf, zorgt voor gelijke kansen voor iedereen en faciliteert dat de Zweden onafhankelijk van elkaar kunnen leven. Maar dit individualisme heeft een donkere keerzijde: de helft van de bevolking woont alleen en een kwart van de Zweden sterft in eenzaamheid.
In de film is te zien hoe vrouwen kiezen voor alleenstaand moederschap door online te shoppen bij een spermabank; het pakketje wordt keurig, inclusief handleiding, thuisbezorgd. Speciale teams van de overheid ruimen de woningen leeg van ouderen die, zonder dat iemand het opmerkte, zijn overleden. Ze worden door niemand gemist. Het moderne ideaal van onafhankelijk willen zijn brengt ons uiteindelijk eenzaamheid, zo vertelt de film. Socioloog Zygmunt Bauman vat het in de film zo samen: ‘Aan het eind van onafhankelijkheid wacht geen geluk maar een leegte, een zinloosheid van het leven en een enorme, onvoorstelbare verveling.’
De Britse rabbijn Jonathan Sacks zou ongetwijfeld hoofdschuddend naar de documentaire gekeken hebben. Want de samenleving zoals deze wordt geschetst in de documentaire is precies de samenleving waar Sacks in al zijn boeken voor waarschuwt. Als het sociale weefsel, dat mensen bindt in een samenleving, verdwijnt en als mensen elkaar niet meer nodig denken te hebben, dan is het individu uiteindelijk overgeleverd aan de staat of de markt en rest de eenzaamheid. Wie boeken van Sacks leest, ontdekt al snel een aantal rode draden in zijn werk. In dit essay wil ik die rode draden beschrijven aan de hand van een viertal kernbegrippen.
Verantwoordelijkheid
In zijn boek Een gebroken wereld heel maken beschrijft Sacks wat hij beschouwt als de kern van het geloof van het jodendom, namelijk: de ethiek van verantwoordelijkheid. Het jodendom is namelijk sterk op het aardse gericht. God navolgen betekent allereerst de noden van de armen lenigen, zieken bezoeken en kwetsbaren helpen. In het gelaat van de ander zien we God, die ieder mens naar Zijn beeld geschapen heeft. Het heilige en goede zijn geen gescheiden werelden, maar horen onlosmakelijk bij elkaar. Voor de mens wordt een belangrijke rol weggelegd, want hoewel we God niet zijn, maar kwetsbare, eindige mensen, zijn we tegelijkertijd een – weliswaar zwakke – afspiegeling van God en in die kwetsbaarheid en eindigheid wordt ons gevraagd recht te doen, aan onze medemens en aan de schepping. Wij worden gevraagd medeschepper te zijn van een wereld die nog niet af is. Daarin ligt de zin van ons bestaan.
God gelooft in ons, zo vat Sacks de ethiek van verantwoordelijkheid samen. Hij neemt ons serieus en maakt ons verantwoordelijk. We zijn partners in Zijn scheppingswerk. In de woorden van Sacks: ‘De God die de wereld met liefde geschapen heeft, roept ons op om met liefde te scheppen. De God die ons het geschenk van de vrijheid heeft gegeven, vraagt ons daar zo gebruik van te maken, dat de vrijheid van anderen erdoor wordt geëerbiedigd en versterkt. God, de volstrekt Andere, vraagt ons om de menselijke ander de hand te reiken. Hij is niet zozeer een God die als strateeg intervenieert als wel de God die onderwijst. Hij doet niet wat wij graag willen, maar leert ons te doen wat Hij wil. Leven is: door God geroepen worden tot verantwoordelijkheid.’
In het jodendom staat dus de eigen verantwoordelijkheid centraal. We kunnen veel vraagtekens stellen bij de toestand van de wereld. De wereld hoort niet zo te zijn zoals ze is, maar die situatie is niet onvermijdelijk. ‘Voor wie is aangesproken door de profeten is het onmogelijk geen sociaal geweten te hebben. De boodschap die zij brengen in de naam van God is: aanvaard verantwoordelijkheid.’ Die verantwoordelijkheid is, zoals de titel van zijn boek luidt: een gebroken wereld heel maken. ‘Eén enkel leven – hebben de wijzen gezegd – is als een heelal. Red een leven en je redt een wereld. Verander een leven en je begint de wereld te veranderen.’
Verbond
Het tweede kernbegrip dat ik er uitlicht, is het begrip verbond. Want de ethiek van verantwoordelijkheid gaat niet alleen over het individu, maar ook over de samenleving. De kern van zijn kritiek is dat de samenleving steeds vaker wordt beschouwd als een contract, maar niet als een verbond. Wat is het verschil tussen een contract en een verbond? Een contract wordt afgesloten op grond van het welbegrepen eigenbelang van beide partijen. Beide verwachten er voordeel van. Dat is ook de gedachte achter het concept van het sociale contract, zoals invloedrijke denkers als Hobbes, Locke en Rousseau dat hebben ontwikkeld. Daarin staat de gedachte centraal dat mensen als autonome en vrije individuen in alle redelijkheid kunnen bedenken wat het beste voor hen is en op basis daarvan vrijwillig afspraken maken met andere autonome, vrije wezens om bepaalde vrijheden op te geven en de staat het gezag te geven in te grijpen op deze vrijheden. In contractdenken ligt de nadruk op het individu als drager van rechten, maar veel minder op het individu als drager van verantwoordelijkheden en verplichtingen.
Het mens- en maatschappijbeeld van het jodendom (en van het christendom en van de christendemocratie als politieke filosofie) staat daar haaks op. Daarin staat niet het autonome individu centraal, maar de persoon als onderdeel van een gemeenschap, een persoon die geroepen wordt tot verantwoordelijkheid, voor zijn naaste en voor deze wereld. Dus geen doorgeschoten individualisme! De gemeenschap draagt de persoon en de gemeenschap wordt gedragen door personen. Het verbond staat tegenover het contract. Het contract gaat over transacties, het verbond over relaties. ‘Een contract gaat over jou en mij, een verbond gaat over ons, over identiteit.’ Het contract creëert een staat en een markt, maar geen samenleving.
Het contractdenken leidt ertoe dat burgers verwachten dat de overheid diensten verleent in ruil voor het betalen van belastingen. Uiteindelijk kan dit contractdenken samenlevingen niet bij elkaar houden. Het verbondsdenken kan dat wél, schrijft Sacks: ‘Het is mijn vaste overtuiging dat het verbondsbeginsel de kracht heeft om de wereld te veranderen. Ze ziet relaties niet in termen van belangen maar in termen van morele loyaliteit. Alles wat ze aanraakt verandert, van huwelijk tot vriendschap en van economie tot politiek. Dat doet het verbondsbeginstel door zelfgerichte individualisten te veranderen in een gemeenschap die het algemeen welzijn zoekt.’ Dit verbondsdenken overlapt met begrippen als sociaal kapitaal, wederzijds altruïsme en civil society.
Denken in verbondsrelaties is noodzakelijk om de grote maatschappelijke vraagstukken, zoals het klimaatvraagstuk, aan te pakken. Voor het oplossen van deze vraagstukken is een sterke samenleving nodig waarin niet het individu en de vervulling van zijn of haar wensen centraal staat, maar het algemeen belang; waarin zorgen voor elkaar net zo belangrijk is als zorgen voor jezelf; waarin de samenleving geen contract is, maar ‘een verbond tussen de doden, de levenden en de ongeborenen’, zoals de filosoof Edmund Burke het verwoordde. Voor een sterke samenleving is minder ik en meer wij nodig.
Hoop
Het derde kernbegrip in het werk van Sacks is de hoop. Hij plaatst de hoop tegenover de tragedie, zoals we dat in de klassieke wereld tegenkomen. ‘Hoop en tragedie verschillen niet met betrekking tot de feiten maar wel in interpretatie en verwachting. Ze verschillen vooral in moreel opzicht. Wie hoopt, doet zijn best. Wie gedesillusioneerd is, aanvaardt.’ Hoop is ook niet hetzelfde als optimisme. ‘Optimisme is het geloof dat de wereld bezig is beter te worden; hoop is het geloof dat wij, met elkaar, de wereld beter kunnen maken. Optimisme is een passieve deugd, hoop een actieve. Er is geen moed voor nodig om optimist te zijn, maar om te hopen is veel moed nodig.’
In 1997 publiceerde Sacks zijn boek ‘The Politics of Hope’, een boek dat nog uiterst actueel is. In dit boek maakt hij reeds het onderscheid tussen contract en verbond, en beschrijft hij hoe de ‘libertaire revolutie’ sinds de jaren zestig ervoor zorgde dat niet langer het algemeen belang en een gedeelde morele horizon het uitgangspunt van politiek handelen zijn, maar de wending naar het individu werd ingezet, waarin moraliteit als keuze, het negatieve vrijheidsbegrip en de focus op zelfexpressie centraal staan. Instituties als het gezin, het onderwijs en gemeenschappen kwamen in de verdrukking. Het leidt tot een samenleving zoals in The Swedish Theory of Love: individuen die onafhankelijk zijn, maar toch vaak ook eenzaam, boos en bang.
Maar dat leidt er bij Sacks niet toe dat hij, zoals sommige communitaristen, de toekomst alleen maar somber bekijkt. Want het tij kan keren, de toekomst is nooit hopeloos! Sacks citeert geregeld Robert Putnam, die ook in zijn meest recente boek weer laat zien dat het maatschappelijke tij kan keren en er weer nieuwe gemeenschapszin ontstaat.
De rabbijn waarschuwt voor de wanhoop, want zij is, ook in de politiek, vaak de makkelijkste optie. Het gevoel van machteloosheid in de samenleving kan gemakkelijk door de politiek misbruikt worden door degenen die op macht uit zijn. Angst kan makkelijk omslaan in woede, geweld en xenofobie. Of in moedeloosheid, lafheid, berusting. Sacks noemt dit een politiek van de wanhoop. We herkennen deze politiek ook op dit moment.
Ook nu is een politiek van hoop het antwoord op de onvrede in de samenleving, zo is mijn overtuiging. Een politiek van wanhoop grijpt aan bij het wantrouwen en onbehagen dat er in de samenleving is, verwoordt deze luid en duidelijk en is haar megafoon. Een politiek van hoop daarentegen gaat niet voorbij aan het onbehagen in de samenleving, maar kiest wel heel bewust als aangrijpingspunt de kiemen van verandering, de kiemen van hoop, die er altijd ook in de samenleving aanwezig zijn. Dat is de kern van de christendemocratie. In de woorden van rabbijn Sacks:
‘Het enige tegengif tegen angst is verantwoordelijkheid: de weigering te geloven dat we niets kunnen doen, de beslissing om nooit onze toevlucht te nemen tot het beschuldigen van anderen, waardoor we hen tot zondebok maken voor onze frustraties en angsten. Klagen is makkelijk: zeggen dat het de schuld van een ander is. Moed wordt geboren op het moment dat we besluiten om in plaats van te klagen persoonlijk protest aan te tekenen tegen het kwaad in de wereld door goed te doen, hoe onbeduidend ook. (…) Iedere goede daad, elk helend gebaar ontsteekt een kaars van hoop in een donkere wereld.’
Moraal
In zijn boek ‘The Politics of Hope’’ schetst Sacks wat hij elders een ‘culturele klimaatverandering’ heeft genoemd, ‘a bloodless revolution of the most radical kind’. Dat is de verschuiving in de samenleving sinds de jaren zestig van liberalisme naar libertarisme. In het gedachtegoed van het klassieke liberalisme werd een gemeenschappelijke moraliteit gecultiveerd, het belang van deugden benadrukt en belangrijke instituties zoals het gezin, religieuze organisaties en scholen gekoesterd. Deze werden als onmisbaar beschouwd voor het goed functioneren van een samenleving. De staat moest garant staan dat de voorwaarden om deze vrijheid om zich op deze manier met elkaar te verbinden, gemeenschappen te vormen en de deugden te beoefenen, in stand werden gehouden en niet door een dominante overheid of markt werden beperkt.
Er deed zich echter een culturele revolutie voor in het Westen en het libertarisme werd de dominante filosofie. In het libertarisme werd de rol van de staat veel groter (welvaartsstaat), werd de staat de garantie voor de bescherming van individuele vrijheden van burgers en de ontplooiing van hun individuele doelen. Vrijheid is vooral de bescherming van de individuele keuze en moraal is een zelf gekozen, persoonlijke waarde. Deze culturele klimaatverandering is de verschuiving van het ‘wij’ naar het ‘ik’. Sacks schrijft in zijn boek ‘Moraal’: ‘Het zijn de langetermijnconsequenties van het nooit eerder vertoonde experiment dat een halve eeuw geleden in heel het Westen van start ging: de verschuiving van ‘wij’ naar ‘ik’.’
Met deze verschuiving verdween ook een gemeenschappelijke moraal, die essentieel is voor het voortbestaan van een vrije samenleving. Want een vrije samenleving is een morele prestatie: ‘Maatschappelijke vrijheid kan niet alleen door markteconomie en liberaal-democratische politiek in stand worden gehouden. Daar is een derde element voor nodig: moraal, betrokkenheid bij het welzijn van anderen, actieven inzet voor rechtvaardigheid, compassie, een bereidheid niet alleen bezig te zijn met wat goed is voor mij, maar wat goed is voor ons allemaal.’
De ziekte van deze tijd is de tendens om het zelf in het centrum van het morele leven te plaatsen. Ja, we zijn niet amoreel geworden en we varen op een moreel kompas. ‘Maar ons ethisch vocabulaire switchte naar een lawine van nieuwe concepten en denkbeelden: autonomie, authenticiteit, individualisme, persoonlijke ontwikkeling, zelfexpressie, eigenwaarde. (…) Een vrije samenleving is een morele prestatie, een prestatie die wordt gerealiseerd door ons en onze gewoonten op het gebied van denken, praten en doen. Moraal kan niet worden uitbesteed omdat het afhankelijk is van ons allemaal. Zonder zelfbeheersing, zonder het vermogen nee te zeggen tegen onze instincten en zonder de gewoonten van het hart die we deugden noemen, zullen we ten slotte onze vrijheid verliezen.’ Zonder gemeenschappelijke moraal is er geen vrijheid, zonder de publieke moraal staat het individu weerloos tegenover de staat.
Inspiratie voor christendemocratie
Rabbijn Jonathan Sacks is één van mijn inspiratiebronnen in de politiek. In de eerste plaats is de rabbijn, die zelf veel over de profeten geschreven heeft, zelf ook een profetische stem in het publieke debat. Sacks was niet bang om standpunten in het publieke debat in te nemen zonder zijn eigen geloofsovertuiging te verloochenen. Integendeel, zijn geloofsovertuiging was de bril waardoor hij naar de samenleving keek en hem in staat stelde haar kritisch te beschouwen. Hij bracht deze geloofsovertuiging ook actief in het maatschappelijk debat in.
Sacks is daarnaast een cultuurcriticus, maar uiteindelijk is zijn boodschap niet somber, zoals bij andere cultuurcritici. Zijn boodschap is een hoopvolle boodschap: de wereld is niet zoals zij behoort te zijn, maar we kunnen met elkaar verandering realiseren. De rabbijn doet steeds een beroep op het hoogste in de mens, namelijk zijn ethiek van verantwoordelijkheid. Sacks weet dat de mens een kwetsbaar wezen is en een gemeenschap nodig heeft om echt mens te zijn.
Een politiek van hoop, tegenover een politiek van wantrouwen en cynisme: dat is de opdracht die rabbijn Sacks de christendemocratie heeft meegegeven. Ik ben er stellig van overtuigd dat een politiek van hoop de koers is die de christendemocratie toekomst geeft. Want hoop doet leven.
H. Bontenbal is lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Mailadres:
- Raadplegingen: 1632