37e jaargang nr. 4 (maart 2023)
thema: Let’s talk about Sacks
Leneke Marchand
Laatst geboekt
Wat als… het anders was gegaan?
Toen ik in de jaren ‘90 theologie studeerde in Utrecht gonsde het begrip ‘contingentie’ door de gangen van de faculteit godgeleerdheid. Anton Vos trachtte ons met stralende ogen deelgenoot te maken van de intellectuele bekering die hem in Oxford was gebeurd: niet het determinisme (de werkelijkheid kan niet anders zijn dan zij is), maar het middeleeuwse contingentiedenken van Duns Scotus en anderen moest het kader worden. Dat wil zeggen: de werkelijkheid kan ook anders zijn dan zij is, maar deze werkelijkheid is gegrond in de goede wil van God en daarom het leven waard.
Nu komt uit hetzelfde Engeland een prachtige roman die verhalend en soms zelfs lofprijzend oproept wat mijn hoofd nooit kon bevatten als het ging om het niet-noodzakelijke karakter van de geschiedenis: Eeuwig licht van Francis Spufford.
Spufford is universitair docent, schrijver en christen, getrouwd met Jessica Martin, Anglicaans priester. Hij begon zijn schrijversleven met non-fictie, onder andere Red Plenty (Het rode gevaar), over het leven in de Sovjet Unie, en het opvallende Unapologetic (Dit is geen verdediging), waarin hij een lans breekt voor het christelijk geloof. Hij debuteerde met het veel geprezen Gouden Bergen. Eeuwig licht is zijn tweede roman. Een schitterend verhaal, over wat had kunnen zijn, maar geen werkelijkheid is geworden. Het boek begint met een paar seconden in het Londense warenhuis Woolworths. Het is 1944 en voor het eerst sinds jaren zijn er aluminium pannen te krijgen, wat vele moeders met jonge kinderen naar de keukenafdeling heeft gelokt. Onder hen Alec, Vern, Ben en de tweeling Jo en Valerie. Spufford laat de tijd vertragen wanneer hij poëtisch beschrijft hoe een V2-raket in aantocht is om tijd en materie te splijten. Het gegeven is op historische werkelijkheid gestoeld: bij de explosie waren onder de 168 dodelijke slachtoffers vijf jonge kinderen. De auteur pakt dit op en geeft er een bijzondere draai aan. Wat als deze peuters verder hadden geleefd? Het gedachte-experiment raakt je des te meer als je op je netvlies de bombardementen in Oekraïne en de door aardbeving instortende flats in Turkije en Syrië hebt. Wat als… het anders was gegaan?
‘Kom, andere toekomst. Kom genade, onzichtbaar in de tijd; kom kennis die de tijd ons niet kan geven. Kom, andere kansen. Kom, onpeilbare diepten. Kom, onvoorwaardelijk licht. Kom stof.’
Zo ontstaan vijf levensverhalen van mensen in de ‘working class’ in de fictieve wijk Bexford. Spufford volgt niet de grote lijnen van hun leven in veranderend Londen, maar doet elke paar jaar een dieptepeiling. Een paar uur uit leven van Val, twintig jaar na de inslag in Woolworths. Een paar uur uit het leven van Alec, dertig jaar na dato. De explosie, en daarmee de splijtende aanwezigheid van de dood, geeft een donker kader rondom de levensverhalen die zich ontvouwen. Maar in Spuffords universum zorgt die donkere achtergrond van niets en eindigheid juist voor licht. Hij roept het dankbare besef op dat elk mensenleven een wonderlijk geschenk is, een kostbaar moment tussen iets en niets. Dat tijd en het verstrijken van de tijd iets met genade te maken hebben. Spuffords sprankelende schrijfstijl draagt daar in belangrijke mate aan bij.
‘Als christen neem ik mijn uitgangspunt als schrijver radicaal in het goede,’ zegt hij ergens in een interview. ‘En waar je je blik richt op het goede, dringt ook het kwade zich aan je op.’ Ging het in zijn eerste roman Golden Hills, die zich afspeelt in het 18e-eeuws New York tegen de achtergrond van de opkomende slavenhandel om het goede als gerechtigheid, in deze tweede roman ligt het accent op gewone mensenlevens, die hij tot in detail met liefde weet op te roepen. Zo is er Jo, die jarenlang voor haar moeder zorgt en daarna in de States een popcarrière maakt. Bij terugkomst in Engeland wordt ze muziekdocent. (Het lijkt wel of Spufford van binnenuit overal iets van weet: de stakingen in Thatcher-Engeland, de werking van een V2-raket, het geven van een zangles aan een klas onwillige pubers). En als zeventiger vraagt zij zich bij een bezoek aan haar bipolaire echtgenoot op de psychiatrische afdeling af: hoe kan dit haar leven zijn, hoe kan dat haar geliefde zijn, als het allemaal op zulke toevalligheden berust? ‘Maar dan komt net zo plotseling en net zo duidelijk de gedachte door: nou en? Niemand kiest uit van wie hij houdt. Iets bezitten, iemand zijn, van een ander houden, die dingen sluiten de rest uit. De wereld wordt rustiger als je je keuze hebt gemaakt. Zo is dat nu eenmaal. Ze zet de laatste mok in de melaminekast en gaat afscheid nemen van Claude.’
Ik heb de neiging nog veel meer te vertellen, want wat valt er veel moois te delen uit dit boek. Spufford heeft iets van de gave van de grote 19e-eeuwse romanschrijvers als Tolstoi, om zeer levensechte mensen tevoorschijn te roepen van wie je gaat houden. Hij geeft alle ruimte aan het gewone leven, vol zintuiglijke waarnemingen en steekt je als lezer aan met de liefdevolle, dankbare en verwonderende blik waarmee hij zijn stad en haar inwoners beziet. Zijn personages blijven je bij. Zoals de ontroerende tramconducteur Ben, die jarenlang worstelt met vreselijke angsten, tot hij op wonderlijke wijze de liefde vindt bij de Nigeriaanse Marsha, in wiens kerk zijn demonen verdreven worden. ‘Loof Hem in alle postcodes’, denkt Ben wanneer hij op zijn sterfbed ligt. ‘Loof hem in de forensentreinen; loof hem met drums en bas. Loof hem in het Ritz; loof hem in de ondergepiste portieken. Loof hem in de nagelsalons; loof hem met baardolie.’
C.S. Lewis schijnt gezegd te hebben dat de lezer voor elk modern boek dat ze tot zich neemt ook een klassieker zou moeten lezen. Dat is goed, om voeling te houden met wie ons zijn voorgegaan, en om de waan van de dag te kunnen relativeren. Ik herlas laatst met veel plezier Jane Eyre van Charlotte Bronte. Het is een van de eerste romans die in de ik-persoon zijn geschreven, maar wel een waar klassiek-christelijke noties in doorklinken. Wat betreft de hoofdpersoon: wat een unieke vrouwenstem roept Charlotte Bronte hier tevoorschijn. Jane staat haar mannetje, in weerwil van een liefdeloze jeugd vol ontberingen en een kwetsbare sociale positie. Ze observeert haar medemensen scherp en is de waarheid meer toegedaan dan de genadige mildheid. Dat is precies waarmee zij het hart verovert van de kortaangebonden Mr. Rochester, die haar als gouvernante voor zijn Franse pleegkind in dienst neemt. Jane’s oprechtheid kraakt zijn harde schalen, maar het duurt lang voor Rochesters hele levensverhaal aan haar geopenbaard wordt. Een van de thema’s in dit boek is: schijn en werkelijkheid, hoe een mens zich voordoet en wat daarachter schuilgaat. Jane is zich van die discrepantie scherp bewust. Wanneer eindelijk de waarheid over Rochester aan het licht komt, kraakt Jane’s wereld in zijn voegen en valt haar toekomstperspectief in duigen. Ze ontvlucht het landgoed en Mr. Rochester, geeft daarmee een eindelijk gevonden thuis op, en trekt berooid een onzekere toekomst tegemoet. Alles liever dan ingaan op Rochesters voorstel om met hem als zijn maîtresse in het buitenland te leven.
In Jane’s ogen is een dergelijk leven onvrijheid. Zij weigert te vluchten in een droomwereld waarin twee mensen romantisch in elkaar opgaan, maar die los staat van welke verplichting aan welke naaste dan ook. Werkelijke vrijheid, vrijheid volgens Jane, is wat de grote religieuze en ethische tradities leren: erkenning van grenzen, jezelf ten offer geven, liever dan de ander (in dit geval de waanzinnige vrouw van Rochester) te offeren. Met deze opvatting van vrijheid en waardigheid gaat Jane in tegen Rochesters eigen uitdrukkelijke verlangen. Hij verwoordt het moderne romantische idee waarin uiteindelijk het zelf centraal staat: ‘Wanneer jij mij verlaat, ga ik ten onder’. Maar voor Jane staan er zielen op het spel: de hare en de zijne. Zwichten voor zijn verleidelijke voorstel zou uiteindelijk tekort doen aan hun beider mens-zijn.
Als Jane uiteindelijk bij Rochester terugkeert, zijn de rollen omgedraaid. Ze treft een gebroken mens, die de hand van God zwaar heeft voelen drukken en daardoor is gelouterd. Weeskind Jane, in haar optreden tegelijk koninklijk, royaal en nederig, trouwt haar meester, die met lege handen voor haar staat. Deze prachtige en ontregelende, misschien ook vroeg- feministische variant op het bekende Assepoesterverhaal laat je met vragen achter: wat is vrijheid? Wie redt wie en waarvan moeten wij eigenlijk gered worden?
Tenslotte nog aandacht voor een recente Nederlandse roman, lichter en luchtiger en met minder psychologische diepgang dan beide andere boeken, maar lezenswaardig: Wij zijn licht van Gerda Blees. Een boek over het verlangen naar zuiverheid en verlossing. Blees liet zich inspireren door een krantenbericht, waarin melding werd gemaakt van de strafrechtelijke vervolging van leden van een Utrechtse woongroep, in wier midden een van de leden de hongerdood was gestorven. Het geeft een extra dimensie aan de roman dat de website van de groep met daarop uitgebreide blogs gewoon te vinden is. Blees vertelt het verhaal in een unieke narratieve vorm: ieder hoofdstuk komt een ander personage of een andere entiteit aan de orde, die een stukje van het verhaal vertelt. ‘Wij zijn de nacht’ begint het, en verderop horen we onder andere de buren, de plaats-delict, het brood, de vader van woongroepleidster Melodie en nog vele anderen. De schrijfster doet dat op mildironische toon en met de nodige humor. Zo beklaagt het dagelijks brood zich dat het in diskrediet is geraakt en veracht wordt door Melodie en de haren. ‘Wij weten niet of het u is opgevallen, maar toevallig zijn het vaak uitgerekend de mensen die met de mond het geloof in de universele kracht van liefde belijden die vervolgens komen met een eindeloze lijst van zaken die géén liefde zijn, die fout zijn en verkeerd, zoals wij, onschuldig brood uit een onschuldige fabriek.’ Zo ontvouwt zich een beeld van de kleine woongroep Klank en Liefde met vier leden, die onder leiding van Melodie proberen te leven van licht en liefde. Eten vermijden ze zoveel mogelijk. Happinezz-achtige mantra’s gaan samen met een dodelijke groepsdynamiek. ‘En jij Petrus? Hoe voelt het voor jou? Wil je daar iets over delen?’ Petrus sluit zijn ogen en schudt zijn hoofd, alsof hij wordt geplaagd door een insect dat hij niet weg durft te slaan. ‘Geeft niet,’ zegt Melodie. ‘Het is ook niet niks om je op zo’n intens moment meteen helemaal open te stellen voor alles wat je voelt. Het is niet niks, dat begrijp ik heel goed.’
Blees weet de ijle, lichaamsvijandige en gesloten sfeer van de groep goed te treffen. En tegelijk het verlangen naar verlossing en betekenisvol leven, van met name het kwetsbare woongroeplid Muriel. Er valt veel te glimlachen, veel te huiveren, maar het boek zet je ook aan het denken. Wanneer wordt overtuiging manipulatie? In welke mate zijn we verantwoordelijk voor elkaar? Wat betekent het om ‘wij’ te zeggen? Zijn er grenzen aan vrijheid, wanneer mensen zichzelf schade berokkenen?
Naar aanleiding van:
Gerda Blees, Wij zijn licht, 2020;
Charlotte Bronte, Jane Eyre, 1847;
Francis Spufford, Eeuwig licht, 2022.
H.M. Marchand is predikant van de Protestantse Gemeente Voorburg. Mailadres:
- Raadplegingen: 829