Skip to main content

37e jaargang nr.  5 (mei 2023)
thema: Gereformeerd belijden nú

Jeroen Hagendijk
De particulariteit van God
Jesaja 43:3-4

Wij kunnen het als moderne mensen best wel lastig hebben met wat de profeet Jesaja hier allemaal zegt. God spreekt via de profeet tot het volk Israël. Het zijn warme, liefdevolle woorden. Maar ze hebben voor ons ook iets stuitends.

Want Ik, de HEER, ben je God,
de Heilige van Israël, je redder.
Voor jou geef Ik Egypte als losgeld,
Nubië en Seba ruil Ik in tegen jou.
Jij bent zo kostbaar in mijn ogen,
zo waardevol, en Ik houd zo veel van je
dat ik de mensheid geef in ruil voor jou,
ja alle volken om jou te behouden. (NBV21)

Heeft God een lievelingetje? En hoe geloofwaardig is het dat God een lievelingetje zou hebben? Dat Hij alles en iedereen zou overhebben voor dat ene volk. Dat zelfs de mensheid Hem gestolen kon worden, als Hij maar niet zonder dat volk zou zijn. Zo rond het verschijnen van dit nummer vieren we Pinksteren. Dat feest is gemakkelijker uit te leggen, want dat beweegt van dat ene volk naar alle volken. Hier, in Jesaja 43, is de beweging omgekeerd. ‘Alle volken voor jou’, zegt de Here God tegen Israël.

Het doet denken aan het verhaal van Jozef en zijn broers (Genesis 37). Jozef is de jongste van het stel en wordt vertroeteld door zijn vader Jakob. Jakob hield meer van Jozef dan van zijn andere zonen. Hij wordt voorgetrokken en krijgt in tegenstelling tot zijn broers een prachtig bovenkleed in allerlei kleuren. Dat is geen goed ouderschap, vinden wij. En Jozef zelf wordt er een onuitstaanbaar mannetje van. Hij gaat op een gegeven moment ook zelf denken dat hij meer is dan zijn broers. Zijn broers gaan hem hoe langer hoe meer haten en we begrijpen dat best. Een vader zou geen lievelingskind moeten hebben. Maar kan God zich dat dan wel permitteren? Egypte als losgeld, Nubië en Seba om te ruilen? De mensheid als het nodig is?!

Universele wetenschap
Wat dit voor ons als moderne mensen zo ongeloofwaardig maakt, is dat wij geoefend zijn om in absolute termen over de werkelijkheid te spreken. Dat je de grote God van hemel en aarde toevalligerwijs zou kunnen kennen, is veel te willekeurig voor het moderne denken. Wij geloven in feiten die je altijd overal kunt controleren. Denk aan het anonieme peer-reviewsysteem waarmee in de academische wereld gewerkt wordt. Je schrijft een artikel voor een academisch tijdschrift, en een andere wetenschapper aan de andere kant van de wereld moet jouw werk kunnen controleren en beoordelen.
De Franse Verlichtingsdenker René Descartes is een klassiek voorbeeld van dit denken in absolute termen. Van hem is die bekende uitspraak: ik denk, dus ik besta. Hij wilde kennis verzamelen waar hij absoluut niet aan kon twijfelen. En dan begint hij met de constatering dat hij bestaat, omdat hij denkt. Dat is een absoluut begin. Zijn uitspraak is iets dat iedereen die denkt altijd kan zeggen.
Wij zijn in de lange schaduw van de Verlichting opgegroeid. Wij hebben ook geleerd om in algemene, brede termen over waarheid te spreken. Heel alomvattend. Je komt het tegen als iemand zegt dat al die verschillende religies in de wereld min of meer over dezelfde God gaan. ‘Uiteindelijk gaat het er toch om dat je goed bent voor anderen?’ Of een ander voorbeeld: iemand is geen kerkganger, maar brengt wel zijn kinderen naar een christelijke school. Hij zegt: ‘ik geloof niet in Jezus, maar waar hij voor stond, was wel goed. Ik wil graag die normen en waarden meegeven.’
In deze voorbeelden is religie oké, maar moet men zich niet te fanatiek voor één religieuze overtuiging geven. ‘Denk jij echt dat God één religie heeft uitgekozen om zichzelf in te openbaren. En dan heb jij zeker nou net de juiste overtuiging? Nee, je moet het dus breder zien. Het gaat bijvoorbeeld om het gedachtegoed, of om de normen en waarden.’

Postmoderniteit
Inmiddels is onze cultuur dat absolute denken van de moderniteit ook wat gaan relativeren. Je merkt het als mainstream-media worden gewantrouwd of als wetenschappelijke experts domweg worden tegengesproken door de man op straat. Geconfronteerd met de eindeloze diversiteit van meningen, culturen en levensstijlen in de mondiale maatschappij, zeggen mensen nu niet snel meer dat waarheid iets is dat altijd overal geldt, maar dat waarheid vooral iets is wat voor jóu waar is, wat voor jóu werkt. Dat kan wat religie betreft dus ook van alles zijn. De één christen, de ander moslim, de derde spiritueel humanist… Uiteindelijk praten we over dezelfde dingen, toch?

God heeft voorkeur
Waar we als moderne en postmoderne mensen moeite mee hebben, is verkiezing. Dat God blijkbaar één volk verkiest. Dat God dus op één heel specifieke manier gekend kan worden, doordat God zichzelf verbonden heeft aan één specifiek volk en één specifieke geschiedenis uit dat volk: het evangelie.
Dat is toch niet eerlijk? Dat één groep van mensen voorrang heeft in het kennen van God? Het is toch ongeloofwaardig dat God op die manier een lievelingetje heeft? In dat geval zijn we als mensen niet gelijk. Dan hebben sommige mensen meer recht van spreken dan anderen en dan werk je toch ongelijkheid in de hand? Dat zorgt dan voor verwaandheid aan de ene kant en jaloezie aan de andere kant. Met Jozef en zijn tien grote broers ging het ook mis. We hebben als moderne en postmoderne mensen meer met gelijkheid dan met verkiezing. Gelijkheid is voor de moderne mens redelijk en voor de postmoderne mens het laatste cement van de samenleving. Verkiezing daarentegen heeft iets onredelijks, iets oneerlijks. Verkiezing is een beetje lukraak. Je moet er maar toevallig net bij horen. Dus heeft God een voorkeur? Of is het onzin om dat te beweren?
De verkiezing is een rode draad in de Bijbel. God kiest mensen uit aan wie Hij zich in het bijzonder verbindt. Jesaja 43 is één van de vele uitingen van die overtuiging. En dat God één groep mensen verkiest, is niet te beargumenteren, je kunt het alleen constateren, schrijft Bram van de Beek in zijn boek De kring om de Messias. Het zegt iets over God dat Hij een verbond aangaat. Dat Hij kiest en een lieveling heeft. Het maakt God persoonlijk en menselijk. Hij is geen spirituele kracht. Hij is niet een idee. God is een persoon. En zo komt hij naar ons toe. Met een stem die roept. Met ogen die zien. Met handen die dragen. En armen die vechten.
Ik begrijp niet waarom God zo is. En waarom God dat zo doet. Maar dat is het punt: als ik het redelijk zou kunnen uitleggen met principes en categorieën zoals correct en eerlijk, dan zou ik God dus een plekje proberen te geven in de principes die ik al had en in de categorieën die ik al hanteerde. Maar dan zijn die principes en categorieën belangrijker en groter dan God, en dan is God uiteindelijk overbodig. Dan moeten we niet God, maar onze principes vereren.
Echter, God komt nu juist door al onze principes en categorieën heen banjeren. Hij loopt alles overhoop, omdat Hij lukraak ons leven binnenstapte en een gesprek met ons aanknoopte. God is geen beginsel. God is iemand tegenover ons. En Hij begint niet bij een absoluut begin, zoals Descartes dat deed. Hij begint in ons leven ergens halverwege als Hij zonder goede reden zegt: jij bent kostbaar in mijn ogen. Het is misschien niet redelijk. Maar maakt dat het minder waar?

J.J. Hagendijk is predikant van de Pelgrimvaderskerk (Rotterdam-Delfshaven) en eindredacteur van Kontekstueel. Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 574