Skip to main content

1e jaargang nr.  2 (1986)

H.M. Kuitert, Alles is politiek maar politiek is niet alles
ds. E. Westrik

Kuitert heeft een spannend boek geschreven over de verhouding geloof en politiek. Het boek is soms zelfs meeslepend. Hij signaleert grote ontsporingen en analyseert enkele begrippen. Maar ook simplificeert hij als het hem uitkomt en maakt hij van zijn tegenstanders een karikatuur.

De kerk moet politiek spreken?
Kuitert heeft zijn boek geschreven vanuit een grote teleurstelling. Politieke prediking was lange tijd een ‘hot item’ in de theologie. Er was een geweldige opbloei in de politieke belangstelling.
De titel van dit boek vat dit alles bondig samen: Alles is politiek maar politiek is niet alles. Je kunt niet alles met politieke middelen bereiken. En, (dat is de rode draad door het hele boek) je moet uitkijken dat je de christelijke inzet niet vergokt en dat je op het verkeerde paard wedt. ‘De kerk moet politiek spreken’, zo luidde de leus. Maar deze leus heeft volgens Kuitert een desastreus gevolg gehad: het christelijk geloof werd een geloof van doeners. In onze daden zagen we het Koninkrijk Gods reeds gloren. Nu, daar werden we geweldig optimistisch van: men weet niet meer van ophouden. Of we werden er pessimistisch van: de wanhoop sloeg toe. Maar ook het fanatisme greep om zich heen. Zelfoverschatting en fanatisme zijn de wrange vruchten geweest van deze leus.
Intussen is het woordje ‘christelijk’ samen gaan vallen met 'geloven in wat niet kan’.
Je kunt niet anders zeggen dan dat Kuitert dit probleem glashelder uit de doeken doet en ook aan den lijve ondervonden heeft. Heeft het politieke spreken van de Kerk, de Kerk geen kwaad gedaan? Heeft het de boodschap niet uitgehold en gefrustreerd? Er zijn voorbeelden te over die dat illustreren. Neem de discussie over kernbewapening.
Het gesprek is al bijvoorbaat gefrustreerd door starre posities van ICTO en IKV, een gesprek is bijna niet meer mogelijk. Ook vraag je je af: zit er in de politieke belangstelling van de kerk niet een grote willekeur. Wel oproepen tot gebedsdiensten voor Nicaragua en Zuid-Afrika, maar niet voor…. vul maar in. De kerk zelf raakt verstrikt in de details van de politieke machtstrijd. Haar eerste taak dreigt ze te vergeten en te verspelen: het doorgeven van het evangelie. Het evangelie is ingeruild voor een kerk met een boodschap met een specifiek, politiek programma.

Wellicht zijn er mensen die Kuitert reeds in een bepaald kamp zien staan. Dan is het goed te zien, dat Kuiterts slogan theologisch een zware tol eist. Maar daarover straks meer. Kuitert legt de vinger bij een gigantisch probleem, maar of het medicijn voor de wonde plek deugdelijk is, betwijfel ik.

Begripsverheldering
Er is Kuitert veel aan gelegen begrippen te verhelderen.
Waarom zijn politieke debatten vaak zo emotioneel? Wie in vertrouwde familiekring een politiek onderwerp aansnijdt, kan opeens terecht komen in een heftig debat met overslaande stemmen.
We moeten beginnen, zegt Kuiter, met het verhelderen van begrippen. Waar spreken we over? We moeten goed afspreken wat politiek is.
Hij maakt de volgende definitie, waarin politiek uit twee componenten bestaat: idealen en machtsverwerving.
Het zwaartepunt in zijn definitie ligt bij de factor ‘macht’. Politiek is machtsverwerving. Wie een politiek ideaal bijvalt, valt een machtsstrijd bij. Het is juist deze factor die de discussies zo belast. Elke discussie over politiek raakt het vlak van de machtsverwerving.
Hoewel Kuitert zegt dat hij niet wil overdrijven, vind ik toch dat hij de politiek iets te dik aanzet als het gaat om de factor machtsverwerving. Politiek is een zaak van vuile handen. Dat is het beslist. Maar er is meer. Het gaat ook om het paal en perk stellen van het kwaad.
Het kan in de politiek er ook heel elegant aan toe gaan. Trouwens, wat in de politiek gebeurt, gebeurt in alle samenlevingsverbanden, ook in de kerk. Maar Kuitert is er voor zijn stelling bij gebaat de politiek zo smerig mogelijk te maken. Het is de vraag of dat wel eerlijk is.

Barth
De theologie van Barth is voor Kuitert voortdurend hèt front.
Kuitert noemt een leus van Barth: alles is ‘ganz und gar politisch’. Voor mij zijn dit de vermoeiendste passages uit het boek.
Het is bekend dat Kuitert een fervent bestrijder is van de ‘barthiaanse theologie’. Maar er zit in de discussie iets tragisch. Ze begrijpen elkaar niet en maken een karikatuur van elkaar. Naar aanleiding van het boek ‘Wat heet geloven’ werd eens een discussie gehouden tussen Kuitert en zogenaamde aanhangers van Barth. Het resultaat was frustratie, ergernis en irritatie. Ik geloof dat ik nu begrijp, waarom dat zo is. Men praat op twee niveau’s en schiet dus volledig langs elkaar heen.
Waarom irriteert Kuitert zijn tegenstanders bij voorbaat al?
Ik denk omdat hij Barth niet echt recht doet. Alles werkt als een rode lap voor een dolle stier. Verder komen we niet. Dat is jammer want Kuitert denkt te werken met de evidentie van heldere argumenten. Ook het ‘antropologisch vloertje’ komt op de proppen. Met deze term wil Kuitert spreken over de Algemene Openbaring. Ook in dit boek krijgt dat een zwaar gewicht. Let op de volgende uitspraak: ‘we weten allang wat democratie is (via, zeg Rousseau, John Paine en Montesquieu), we weten allang dat martelen van gevangenen, uitbuiten van zwakken, vermoorden van onschuldigen niet mag; het zijn vaste regels die in elke samenleving bekend zijn’ (pag. 40). Kortom: je hoeft geen theologie te studeren om mensen te helpen, want mensen kunnen op vele manieren geholpen worden. Er bestaan veel betere vormen van hulpverlening.
Merkwaardig is dat van Kuitert: enerzijds schildert hij de politiek zo donker mogelijk. Hij is er zeer wantrouwig over. Maar over de algemeen menselijke inzichten doet hij zeer positief. Is daar reden voor?
Is dat niet in tegenspraak met wat hij zo negatief over de politiek zegt? Is het waar dat elke samenleving allang weet dat martelen van gevangenen niet mag? Dat lijkt mij teveel gezegd. Woorden als ‘democratie’, ‘mensenrechten’, ‘vrede’, worden in elke samenleving anders ingevuld. Wat ‘vrede’ in het Oostblok betekent, dat is het nog niet in West-Europa.

Sociologie
Kuitert wil zich kritisch laten bevragen door de sociale wetenschapen. Deze leren hem allereerst dat godsdienst over het algemeen systeem bevestigend werkt. Godsdienst leidt binnen een voorhanden zijnde symbolische universum, integreert de enkele mens daarin en werkt op die manier mee aan sociale cohesie en morele consensus. Empirisch gesproken is de funktie van de godsdienst: ‘to make people want to do, what they have to do anyway’ (Wallace). Met de kerk als instituut kun je dan ook niet uit de voeten.
De enkeling kan dat in zekere zin wel; de menselijke persoon moet het doen. De kerk moet niet aan politiek doen. De kerkleden wel. Een onvervalst Kuyperiaans standpunt in een modern jasje!
Grote moeite heeft Kuitert met kontekstuele theologie. Er is niets op tegen uit te gaan van de ervaringen van de armen, de vrouwen, de zwarten enz. Alleen, de vrouwenstrijd, de strijd van de zwarten berust op normatieve ideeën omtrent vrouwen, armen en zwarten.
Voor die normatieve ideeën heb je geen theologie nodig! Daar is alleen het besef van recht en onrecht voor nodig. Er theologie van maken belast de strijd met allerlei onnodige en ingewikkelde theologische strijdvragen.
Om kontekstueel te kunnen functioneren moet de maatschappij geanalyseerd worden. En dat kan de theologie niet! Theologen kunnen op dit terrein alleen maar napraters of beunhazen zijn. De theologie is niet het geëigende vak om de maatschappij te veranderen en dat moeten we niet erg vinden.
Wie de wereld wil veranderen, kieze liever voor een ander vak!
De theologie heeft geen oplossing te bieden voor de problemen van de samenlevingsvraag­stukken. Zij mist er eenvoudig het instrumentarium voor.
Hier rekent Kuitert af met vele moderne theologie, marxistisch of niet. Sölle en Gollwitzer worden met name genoemd.
Maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Kuitert hier doorslaat. Mag je de theologie zo isoleren van andere wetenschappelijke vakken? Gaat Kuitert er niet te gemakkelijk van uit dat de sociologie objectief werken kan? Is de sociologie met zijn verschillende analyses niet net zo ‘bevooroordeeld’ als de theologie? De theoloog van Kuitert wordt een eenzame figuur, die vanuit een ivoren torentje wat toekijkt. Zijn blik is namelijk elders op gericht: het hiernamaals.

Wat is het goede?
Als de theologie geen directieven kan aangeven voor de samenleving, waar komen dan de waarden en normen voor de samenleving vandaan? Kuitert heeft geen vertrouwen in een christologie die de directieven moet geven. Je gaat christologisch zeggen, wat we allang weten. Bekend is de uitspraak van Van Ruler: de enorme berg van christologische concentratie is bezig een kolossaal klein muisje van de zuiverste natuurlijke theologie te baren.
Centraal staat de vraag: hoe weten we wat het goede is? Kuitert geeft op die vraag consequent het antwoord: dat weten we uit de schepping. Vandaaruit levert hij kritiek op Bonhoeffer en Moltmann. Ook de theokratische gedachte levert geen winst op volgens Kuitert.
Dan zijn het de handlangers van God, die de directieven meedelen aan de samenleving.
Meer heil verwacht Kuitert dan ook van een Twee Rijkenleer. Kerk en volk moeten we uit elkaar houden. Zo ook schepping en verzoening. Ook de heiden beschikt over de kennis van goed en kwaad. Een ieder die z’n gezond verstand gebruikt, kan de maatschappij vorm geven.
Vanaf de schepping weten we dus al heel veel. Maar, wat is dat nu: vanaf – de schepping – weten, vraagt Kuitert? Is dat niet veel meer een historische ontwikkeling geweest. Een vrucht van het historische denken. Niet de scheppingsordeningen zijn de bodem onder de Twee Rijkenleer, maar de menselijke persoon. De menselijke persoon blijft het enige punt waar God en wereld elkaar raken. Openbaring heeft geen andere trechter dan de persoon!

De Bergrede
De bergrede gehoorzamen kan wel, zegt Kuitert, maar dat veronderstelt wel een christelijke kerk die van de wereld niets meer te verwachten heeft. De bergrede roept op alles te verwachten van het Koninkrijk der hemelen. Het gaat niet om de vervulling van een opdracht voor vrede en gerechtigheid hier en nu. Wat voor zin heeft het mensen zalig te spreken als de armen, treurenden, en vervolgden hier al geholpen worden. Compensatie wordt hen gegeven in het Koninkrijk der hemelen!
In de politiek doe je dus niets met de bergrede. In de politiek gaat het om machtstrijd, een strijd waarvan je je juist volgens de bergrede moet afzien, ter wille van het Koninkrijk.
Deze visie op de bergrede hangt nauw samen met het slothoofdstuk van Kuiterts boek: het christelijk geloof is hiernamaals-geloof. De relatie met God gaat alle andere relaties te boven. Het christelijk geloof heeft iets te zeggen over de toekomst van de mens, die reikt tot over dood en graf. De fout die christenen nu maken is dat ze alles hier en nu gerealiseerd willen hebben. We willen hier en nu gelukkig worden. En als je het nu niet krijgt, krijg je het nooit, want er is verder niets. Dat is de consequentie van politieke overschatting van het vermaatschappelijkt geloof. Het getuigt van een enorme zelfoverschatting waarbij je vergeet dat je zelf ook mens bent met vuile handen. De keerzijde van deze zelfoverschatting is een ongebreideld hedonisme: de angst dat het met de dood allemaal uit is, maakt van mensen consumenten die niets meer kunnen laten staan.
Daarom is een geloof in het hiernamaals zo goed: we geloven in een compensatie in het Koninkrijk der hemelen.

Ik denk dat Kuiterts oplossing hier wel erg simpel is. Het lijkt erop als of hij zeggen wil: hier heb je een lolly, houd je maar stil, straks wordt het beter. In de vorige eeuw werden de arbeiders daarmee gesust: straks in het Vaderhuis wordt alles vereffend.
De uiterste consequentie van zijn opvatting van de bergrede is dat wanneer de rijken de armen uitbuiten, zij zichzelf nog verdienstelijk maken ook voor het Koninkrijk der hemelen.
Kuitert is wel heel gauw af van de bergrede!

Twee Rijkenleer
Uiteindelijk komt Kuitert uit bij een Twee Rijkenleer. Een Twee Rijkenleer kan heel heilzaam werken. Het maakt je nuchter en realistisch. Wat we bereiken kunnen in deze wereld laat zich vaak beter in negatieve dan in positieve termen formuleren: minder onrecht, minder rassenhaat, minder honger, minder terreur. Heb geen illusies over politieke idealen!
Wat Kuitert hier zegt, dat is, zou je kunnen zeggen reeds lang gemeengoed in Christendemocratische kringen. Niet zoveel nieuws dus!
Alleen, Kuitert wil er een grote prijs voor betalen! Hij laat de twee rijken geïsoleerd staan. Elk rijk heeft zijn eigen waarde, die onopgeefbaar is. Die twee manieren zijn onverwisselbaar: scheppen is niet verzoenen, en omgekeerd. Evenmin kunnen ze in elkaar geschoven worden. Je hebt aan de ene kant: binnenwerelds heil (=welzijn} en aan de andere kant: eeuwig leven. Tussen deze beide grootheden loopt geen lijntje.
Doodgaan is door geen politieke of maatschappelijke aktie te keren.
Wat mij verbaast in de redenering van Kuitert is, dat hij de twee rijken zo volstrekt uit elkaar wenst te houden. Mogen ze zelfs niet naar elkaar verwijzen? Hebben ze niets met elkaar te maken? Moet er zo’n strenge scheiding lopen? Kun je God dan niet dienen in de politiek?
Weer zie je het ‘eeuwig heil’ geïsoleerd staan temidden van het politieke gewoel van alle dag. Er komt zelfs een tweeheid in God! Hij is Schepper, maar op een heel andere manier Verlosser!
Deze tweedeling komen we voortdurend tegen bij Kuitert. In de openbaringsleer staat de algemene openbaring tegenover de bijzondere openbaring; in de praxis staat de politiek los van de kerk; in de soteriologie staat de humaniteit tegenover eeuwig leven. Deze tweeheid heeft m.i. te maken met gespletenheid.

Hoe weet de staat wat het goede is?
Voor de ethiek vertrouwt Kuitert blindelings op de voorhanden zijnde humaniteit. Men hoeft geen christen te zijn om te weten wat goed handelen is.
De wereld valt mee, zei Abraham Kuyper en, zo zei hij er achteraan: de kerk valt tegen. De wereld is niet puur van de duivel. Mijn vraag aan Kuitert is: ‘how do you know?’. Is het de ervaring die dat leert?
De gebeurtenissen van de geschiedenis leren ook heel ander dingen. Is de humaniteit met zo’n geïsoleerde christenheid, die zich terugtrekt in zijn eigen bastion van hiernamaalsgeloof, wel veilig?
Maar Kuitert kent hier geen argwaan!
Deze argwaan kent hij wel als het over de politiek gaat. Dan opeens is er zonde. Blijkbaar tast de zonde veel aan, maar niet het gezonde verstand van mensen, niet de voor handen zijnde humaniteit en de kennis van goed en kwaad.
Terecht merkt Kuitert op dat voor politieke realisering je rekening moet houden met een kink in de kabel. Om het Rijk Gods te bereiken is meer nodig dan erheen op weg te gaan. De obstakels liggen in de mens zelf!
Die schakel kunnen we alleen maar overslaan tot eigen schade en schande! Wie verbetert de verbeteraar!
Maar moet je ten aanzien van de ethiek niet net zo argwanend zijn?

De Kerk
Over de politisering van de kerk zegt Kuitert een aantal rake dingen en m.i. ligt hier een belangrijke spits van zijn betoog.
Hoe gemakkelijk zijn er door de kerk geen politieke uitspraken gedaan, terwijl het gesprek over die onderwerpen alleen maar gefrustreerd werd.
De kerk spreekt. Ja, maar wie spreekt er dan? De kerkleiding of de kerkleden? Vaak wordt het eerste bedoeld! Daarmee worden Synodes en Raden tot een factor in de politieke machtstrijd. De kerk wordt een pressiegroep, subject van politieke machtstrijd: object en speelbal tegelijk. En voor welk doel?
Profetisch spreken wordt dat versluierend genoemd!
Maar ondertussen doet men uitspraken, die de kerk niets kost: ze kan er niet om bestraft worden, alles is gratis, niemand kan afgezet worden.
De kerk kan zich beter buiten de politiek houden. Slechts in noodsituaties mag de kerk proberen stem te geven aan de stemmelozen… Dat doet zij bijvoorbeeld ook met de diakonale zorg, die onvervangbaar is. Ze doet wat niemand anders doet, namelijk de vergeten groepen helpen.
De kerk heeft ook de voorbede. Daarin beveelt zij de Here God geen oplossingen aan, maar zij beveelt zich zelf Hèm aan.

Kuitert prikt hier vele ballonnen door. Inderdaad, de kerk heeft vaak heel gemakkelijk gesproken. Maar de oplossing die Kuitert biedt, lijkt wel erg minimaal. Het gebed van de kerk mag toch een geweldige dimensie hebben. Ons gebed heeft ook te maken met ons gedrag, met macht ook! Wie bidt om vrede, zal soms de regering bijvallen, maar soms ook tegenwerken. Daar komt nog dit bij: een kerk die zich bepaalt bij zijn eigen kerkelijkheid kan politiek grote gevolgen veroorzaken. Kijk naar de Duitse kerken in de strijd tegen Hitler!
De politiek heeft de kerk als ‘tegenpool’ soms hard nodig!
Jammer dat Kuitert de rol van het profetisch spreken volstrekt minimaliseert. Maar dat kan ook niet anders meer, als je de bergrede zo opsluit in een hiernamaals-geloof en zo het Oude Testament buitenspel hebt gezet!

Zelfoverschatting
Den Uyl raakte in zijn IKON-interview een gevoelige snaar: denken christenen het vaak niet beter te weten doordat zij met de polsstok van het geloof net iets verder komen dan de niet-christenen?
Kuitert wil alle hoogmoed uit het politieke bezig-zijn uitzuiveren en hij legt daarbij de vinger bij de wonde plek van veel christelijke politiek. Kuitert zoekt een oplossing door de kerk keurig netjes weg te houden van het politieke gedruis. Hij wil de kerk vrijwaren van de modder van het leven. Het is de vraag of dat kan. Laat de kerk, laat de theologie zich zo isoleren?
Ik word op twee sporen gezet: welzijn en eeuwig heil. Ik hoef het niet meer erg te vinden dat het verlangen naar het Koninkrijk der hemelen onvoltooid blijft. Die pijn wordt weggemasseerd! Maar moet die pijn nu juist niet blijven? Moet dat verlangen naar het Koninkrijk van God mij niet oproepen tot vernieuwing, tot nieuwe stappen, tot ‘bekering’, tot heiliging van het leven.
Spijkerboer zegt in zijn boekje ’t Is niet te hoog, ’t is niet te diep: Wanneer goed tot je door dringt dat alleen Jezus Christus Koning is, komt er een ogenblik waarop je je afvraagt: wat moet ik nog met koningen, keizers, admiraals, ministers, rechters, politieagenten? Weg met die hele troep! Als die gedachte nog nooit bij je opgekomen is, is het de vraag of het wel ooit tot je doorgedrongen is dat alleen Jezus Christus Koning is. Maar die gedachte wil Kuitert bij voorbaat al in de kiem smoren. Hij wil er helemaal van af. Het is heel goed ons zelf er steeds weer op te wijzen dat we het kwaad niet zomaar te boven komen, en dat we zelf het goede einde van Gods koninkrijk niet naar ons toe kunnen halen.
Maar moet je daarvoor zo’n hoge prijs betalen? Uitschakeling van het Oude Testament, een gespleten geloof, een geïsoleerde theologie, een bergrede zonder tanden.
De pijn van het Koninkrijk van God wil Kuitert niet meer voelen.
Ik zie de gevaren die Kuitert mij schildert levensgroot voor mij.
Maar ik voel me door hem ook op een dood spoor gezet.

  • Raadplegingen: 25