Skip to main content

39e jaargang nr.  2 (maart 2025)
thema: Dona nobis pacem. Over oorlog en vrede

Teun de Ridder
Vrees niet
Over oorlogen en preken

Waar zou het over moeten gaan in de lokale gemeente in dreigende tijden? Welke toon tref je in je preken? Wat zijn fundamentele christelijke overtuigingen die boven komen? Wat hebben we eigenlijk in huis in tijden van oorlog? In dit artikel trek ik enkele lijnen, niet zozeer tegen de oorlog, maar vooral tegen de angst voor oorlog en hoe je dat zou kunnen verwoorden.

1. Ecclesia ad bellum – Nee tegen oorlog?
Ieder weldenkend mens is tegen oorlog. We zouden het te allen tijde moeten vermijden. Toen ik als legerpredikant een missie in Afghanistan meemaakte, gooide een jonge militair na drie rustige maanden in de groep dat hij het jammer vond dat ‘er nog geen schot gelost was’. Zijn sergeant ging helemaal uit zijn plaat. Deze had op eerdere missies bermbommen meegemaakt en kameraden gewond zien raken. ‘Houd je bek, je weet niet wat je zegt’, siste hij. Oorlog betekent dood en verderf, chaos en verdriet. Dat zag ik daar elke dag om mij heen. Elke romantisering vervliegt in de confrontatie met het echte werk. Oorlog is niet ‘Call of Duty’ in het echt. Oorlog is tohu wabohu, een terugkeer naar het ongereguleerde en onbeteugelde. Vermoorden, verkrachten, bedrog en geweld krijgen ruim baan. Met generatielange trauma’s tot gevolg.
Het pacifisme lijkt me dus geen exclusieve stem uit het evangelie, maar vooral een diep doorleefde wijsheid van ieder die oorlog aan den lijve heeft meegemaakt. De kerk voegt zich bij het brede koor van stemmen dat roept ‘dit nooit meer’. De kerk draagt hier wel een unieke kwaliteit aan bij, omdat wij een diepe en wijde verteltraditie van meer dan drieduizend jaar hebben. Wij vormen een gemeenschap waarin wij zovéél crises, oorlogen en geweld gedenken. Wij herinneren ons in de kerk de slavernij in Egypte, de wrede Assyriërs en Nebukadnezar, de Romeinse legioenen, vergeefse kruistochten en de Turken voor Wenen. De kerk is de plek waar deze donkere verhalen mogen klinken, waar we ze kunnen meevoelen en er samen wijzer van worden. Hopelijk.
De kerk is dus tegen oorlog. De vraag is echter: heeft het zin dat te zeggen? En tegen wie dan? Want als de geschiedenis een ding duidelijk maakt, is dat er niet naar geluisterd wordt. Er komt altijd weer een volgende machthebber, een nieuw wereldrijk en bijbehorende oorlog. Ze gaan op, blinken en verzinken. Machten en belangen botsen met elkaar. Het loopt altijd weer uit op vechten. Onvermijdelijk. Ik zou zeggen dat we zo luid en duidelijk mogelijk ‘bewaar zo lang mogelijk de vrede’ roepen, maar tegelijk het ius ad bellum van de staat erkennen. Oorlog is niet te vermijden, paradoxaal genoeg zeker niet als je een beetje liefde hebt voor vrijheid en recht.
Dat wij in de kerk vóór de vrede zijn, lijkt me een no-brainer. Van meer belang is de vraag wat we doen en zeggen als we de oorlog voelen naderen en de spanningen toenemen, en wat we vervolgens doen als het oorlog wordt.

2. Ecclesia in bello – Wat dacht je dan?
Misschien helpt het ons als we beseffen dat we allang in oorlog zijn. Theologisch gezien is de kerk als una sancta immers altijd wel ergens verwikkeld in dit grote kwaad. Wij zijn toch in Christus verbonden met broeders en zusters die op dit moment in conflicten leven, in Soedan en Gaza, Oekraïne en Nagorno-Karabach? Wij denken toch als lokale gemeente niet in eerste instantie nationalistisch aan ons eigen hachje in Nederland?
Dit perspectief en de toenemende dreiging in ons eigen land kan ons helpen opnieuw te doordenken wat onze plek in de wereld is. Heeft het ‘westers christendom’ zich niet te veel mee laten slepen in een soort politiek maakbaarheidsdenken? Hebben we ons in laten pakken door de utopie van internationale vooruitgang? Hebben we niet een te rooskleurig beeld van de wereld en ons eigen kunnen gekregen? We moeten ons verlangen naar vrede niet verwarren met de verwerkelijking daarvan.
Ik herinner me een intens gesprek met mijn moeder een paar jaar geleden. In onze hele familie waren er steeds weer problemen. Mijn moeder zei: ‘Ik hoop zo voor jullie dat het ook gewoon een keer goed gaat, dat er even niets is.’ ‘Mam’, zei ik, ‘ik deel het verlangen met je, maar wat verwachtte je dan? Je hoort al je leven lang gereformeerde preken over gebrokenheid en zonde. Een lang en gelukkig en gezond leven, dat is toch de uitzondering in deze wereld? Toen je ooit trouwde klonk toch in het huwelijksformulier al dat “de gehuwden in de praktijk van het leven als gevolg van de zonde velerlei tegenspoed en leed overkomt”?’
In de kerk doen we aan nuchter verwachtingsmanagement: we hopen op vrede, we verlangen er diep naar, we werken eraan, maar tegelijk weten we dat het nooit zover zal komen. Zoals Pascal het opmerkte in zijn Gedachten: ‘Jezus is in doodsnood tot aan het einde der tijden.’ In die wereld leven wij nu eenmaal. Wij volgen de woorden van Jezus die enerzijds zei ‘Zalig zijn de vredestichters’ (Mat. 5:9), maar anderzijds ook waarschuwde ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’ (Mat. 10:34). De wereld is een gevaarlijke plek, wil Hij maar zeggen, een plek van strijd, een plek waar goed en kwaad botsen. En als zijn volgeling sta je niet aan de zijlijn, maar meng je je daar ook nog eens in, en dat is levensgevaarlijk.
We kunnen maar beter eerlijk zijn in de kerk. Oorlog is er altijd geweest en zal er altijd zijn. En als je je alleen maar zorgen maakt over je eigen hachje, dan ben je Christus niet waard (Mat. 10:37-38).

3. Ecclesia paret bellum – Zijn we er klaar voor?

Wij zijn niet bang voor de oorlog; dan zijn we juist op ons best. Dat is de toon die mag klinken in de kerk. ‘Vrees niet’ is het hart van een Bijbelse preek. Op de momenten dat het spannend wordt, wordt het steeds weer als opdracht geformuleerd door God en zijn profeten (Gen. 15:1; Ex. 14:13; Joz. 8:1; 2 Kon. 6:16). Niet als ontkenning van angst, maar als uitnodiging tot geloof, hoop en liefde in de zwaarste omstandigheden. ‘Wees niet bevreesd voor wat u lijden zult’ (Op. 2:10). Wij zijn niet goed voorbereid op de oorlog omdat we een goede Defensie hebben en een noodpakket met water en macaroni in huis. We hebben iets veel beters dan dat.

a. Wij kunnen tegen de dood
Wij zijn niet bang voor de dood. Wij vallen daar niet van om. Allereerst in praktische zin. Als het oorlog wordt, wordt er gesneuveld. Dan zijn er doden die begraven moeten worden en is er verdriet dat ruimte moet krijgen. Toen ik als legerpredikant met het overlijden van militairen te maken kreeg, merkte ik hoezeer onze seculiere cultuur zonder taal en rituelen zit en de dood liever wegstopt. Met militairen die opgeleid werden tot ‘Gravendienst’ bezocht ik meermaals mortuaria in de krochten van ziekenhuiskelders om ze te laten wennen aan de dood. Als predikant begeleid je regelmatig een stervende, maak je een dood van nabij mee en ben je geoefend in wat je dan wel en niet moet zeggen en doen. Hiermee dienen we de samenleving als het erop aan komt. Ten tweede zijn wij ook niet bang voor de dood omdat wij wekelijks samenkomen op de opstandingsdag van de Heer. Wekelijks vieren wij dat de dood niet het laatste woord heeft. De dood is zeker nog een vijand (1 Kor. 15:26), maar zelfs die kan ons niet meer scheiden van de liefde van Christus (Rom. 8:38). Deze les moeten we steeds opnieuw leren. Wat heerlijk als je het van de preekstoel gezegd krijgt en ontvangen mag.

b. Wij kunnen tegen het kwaad
Wij zijn niet bang voor de ethische modder van de oorlog. Zelfs als een oorlog gerechtvaardigd is, is het een lesser evil, waarin mensen bloed aan hun handen krijgen. In de kerk zijn wij geschoold in de complexiteit van deze morele vraagstukken. Wij laten ons niet meeslepen in zwart-witdenken over mensen, groepen en naties en oorlogen. Wij kunnen en willen geen ongenuanceerde kant kiezen in een oorlog. Aan beide zijden vechten mensen tegen mensen en raken besmeurd met schuld, schaamte en verdriet. Met dat soort dingen weten wij raad in de kerk. Tenminste, is dat zo? In het verleden heeft de kerk door enkel de vredestrom te roeren veel militairen van zich vervreemd: ze voelden zich gekrenkt in hun motivatie om onze samenleving te beschermen. Generaal b.d. Mart de Kruif heeft regelmatig opgemerkt dat hij het gevoel kreeg dat er voor hem en zijn beroep geen plek meer was in de kerk. En wat hebben we veel veteranen die terugkwamen met moeilijke verhalen uit Nederlands-Indië en Afghanistan in de kou laten staan. Daarmee hebben we hen en Christus tekortgedaan. In de kerk zou toch juist plek moeten zijn voor die ingewikkelde en donkere kant van het leven? Wij weten toch van zondaar-zijn, tragiek, genade en verzoening? Wij bieden daarom ruimte aan militairen en veteranen. Wij brengen die knoop van trauma en schuld bij God in liederen en gebeden. Wij kennen rituelen rondom biecht, vergeving en verzoening.

c. Wij staan voor de humaniteit
Wij zijn niet bang voor het beest ín ons en buiten ons. In de spiegel van het evangelie van Christus leren wij onszelf kennen als zondaren. Wij kennen onze driften. We weten hoe gemakkelijk we ertoe over gaan anderen te kleineren. We gaan niet vanzelfsprekend uit van menselijkheid en gelijkwaardigheid, maar beseffen dat dat waarden zijn die ons geschonken zijn en die we moeten koesteren en hoog moeten houden. Van Kaïn, via Saul, tot Judas en Petrus weten we hoe gemakkelijk we onze broeder uit het oog verliezen, overgaan tot geweld, verraad of verloochenen. Daar ligt de urgentie in de kerk voor geloofsopvoeding: dat is niet enkel een overdracht van belijden, maar de vorming van een weerbaar karakter. Allereerst tegen het ‘zelf’. Zelfbeheersing, vriendelijkheid en zachtmoedigheid zijn vrucht van de Geest (Gal. 5:22). We leren elkaar waakzaamheid voor die plekken waar de humaniteit in het gedrang komt. En met oorlog komt dehumanisering in het kielzog mee. En andersom ook: zonder dehumanisering wordt het geen oorlog. De kerk staat hiermee voorgesorteerd om een rots in de branding te zijn. Niet omdat we zo sterk zijn, maar omdat we onze zwakheden kennen. In gesprekken met jonge militairen die geen enkele christelijke vorming meekregen, merkte ik hoe moeilijk je waarden als barmhartigheid en medelijden nog krijgt uitgelegd als die basis weg is. Dan is het enkel ‘wij tegen zij’. Maar wij weten van hogere waarden. Van waarden die zelfs hoger zijn dan de waarde van mijn eigen leven.
Hoewel de kerken in de Tweede Wereldoorlog onthutsende steken hebben laten vallen, is het toch opvallend dat in het verzet het aantal dominees en kerkleden oververtegenwoordigd was. Met dankbaarheid gedenken we kardinaal De Jong, Jan Koopmans, Klaas Schilder en vele anderen die geïnspireerd door de Geest van Christus hun angst overwonnen en voet bij stuk hielden vóór de humaniteit.

d. Wij kijken over de oorlog heen
Wij zijn niet bang voor de oorlog omdat we ons er niet blind op staren. Er is leven ná de oorlog. Wij putten onze hoop uit het visioen op het vrederijk van God. Zelfs de tachtig- en honderdjarige oorlogen liepen af. Elke oorlog gaat voorbij. Zelfs deze wereld gaat voorbij. Dan pas zal het echt vrede zijn. Dit licht schijnt zelfs in de grootste duisternis. Misschien komen we binnenkort in oorlog met Rusland of China, maar ín de oorlog zullen we ons al voorbereiden op de komende vrede en verzoening. Poetin zal het veld ruimen. We laten de haat niet toe in ons hart, we verzorgen de gewonden en krijgsgevangenen. We laten ons niet vergiftigen door de wanhoop. Niet omdat we vertrouwen op onze menselijke macht om het tot een goed einde te brengen, maar omdat we kyrie eleison roepen met de kerk der eeuwen. Dat leidt tot een zekere relativering van het nieuws van de dag. We betrachten afstand tot de hijgerigheid en paniekerige sfeer in de media.
Als het oorlog wordt, hoeven we niet bang te zijn. Omdat we van Christus zijn. En omdat wij beter dan wie ook voorbereid zijn op oorlog en met die afschuwelijke realiteit kunnen dealen. Een oorlog is immers een prima gelegenheid voor het beoefenen van geloof, hoop en liefde. Laat het de toon van je preken bepalen. Misschien zullen we in onze generatie gaan merken of dit theologisch hout snijdt. En of het mijzelf dragen kan. Maar als er geen oorlog komt, des te beter.

T. de Ridder is werkzaam bij Areopagus, een centrum voor contextuele en missionaire prediking en onderdeel van de IZB, en was eerder krijgsmachtpredikant.
Mailadres: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

  • Raadplegingen: 59