maart 2011 (25e jaargang nr. 4)
Kroniek - 25 jaar Kontekstueel
P.L. de Jong
In zijn Kroniek in het laatste nummer nam ds. Jan Maasland al een voorschot op de Kroniek die de redactie mij voor dit jubileumnummer toeschoof. Maasland is abonnee vanaf het begin, hij herinnert zich zelfs de brief die ik 25 jaar geleden aan hem en anderen schreef met de vraag om aandacht te besteden aan de start van een nieuw opiniërend tijdschrift waarvoor een groepje vrienden en geestverwanten zich sterk had gemaakt.
In zijn bespreking als lid van de redactie van het Gereformeerd Weekblad ( intussen verdwenen!) hield hij toen nog wel een slag om de arm. ‘Voorlopig houd ik me nog maar bij het objectieve van het heil Gods in Christus’, schreef hij naar aanleiding van het beeldbepalende openingsartikel van prof.dr. C. Graafland getiteld Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek. Hij was niet de enige die toen nog een slag om de arm hield, later zou Maasland overigens een gewaardeerd Kroniekschrijver van Kontekstueel worden. In De Waarheidsvriend zag dr.ir Jan van der Graaf in 1986 de bui al hangen van een nieuwe colonne mogelijk lastige bondsdominees. En in Theologia Reformata ‘verbeterde’ prof.dr. W.H. Velema de initiatiefnemers meteen met zijn opmerking, dat zij wel zouden bedoelen actualiseren en vertolken van wat gereformeerd is. ‘Het zoeken betreft niet het wezenlijk gereformeerde. Dat hebben wij toch wel gevonden’, meende hij.
Waarom Kontekstueel?
Er waren ook toen tijdschriften, kerkbladen en podia in kranten als Trouw, ND en RD genoeg om je mening te geven. Om nog een nieuw tijdschrift toe te voegen moest je moed hebben en vooral drive en visie. En die hadden we. Als jonge predikanten zagen we de samenleving heel snel om ons heen veranderen. Dat raakte ook diep onszelf. God was als een steeds kleiner wordende stip in je achteruitkijkspiegel aan het raken, schreef dr. O. Jager op een bepaald moment. Niet slechts voor deze en gene, maar voor heel de context waarin we werkten en preekten. Je besefte dat de vertrouwde modaliteitsindeling binnen de Ned. Herv. Kerk en binnen de gereformeerde gezindte iets van voorbij was. De culturele context haalde je aan alle kanten in. Daarom hadden we behoefte aan een ontmoetingspunt om elkaar te prikkelen en te bevragen over een manier van gereformeerd en gelovig blijven vandaag en in de kerk van morgen en te zoeken naar zoiets als een manier van ‘gereformeerd belijden nu’ of gereformeerd ‘in rapport met de tijd.’ Zeg een soort derde weg tussen een creatiefloze stilstaand water orthodoxie - in de belijdenis is in principe alles gezegd en that’s it - en een dynamische visie die snel wegvoerde van de bronnen van de gereformeerde theologie en spiritualiteit richting halve of hele vrijzinnigheid.
Voor sommigen gold aanvankelijk misschien nog de visie van Velema - actualisering, frisse vertolking, meer niet - maar al snel beseften we dat ook vernieuwing van theologische inzichten niet was te vermijden, ook op grond van de verschuiving van de dogmatiek naar de bijbelse theologie. Met name ook in de preek. Wie daarvoor aandacht vroeg in bijvoorbeeld De Waarheidsvriend werd een week later door een GB-prominent gefileerd en afgeserveerd. In principe was immers alles gezegd. Daar hadden we snel genoeg van. Tijdens studieweken op Hydepark geleid door prof.dr. C. Graafland ontstond het idee van een nieuw tijdschrift als ontmoeting en herkenningspunt voor predikanten en gemeenteleden die dezelfde aanvechting voelden en een weg zochten, luisterend naar de Schrift en de culturele context serieus nemend.
‘Ph. J. Hoedemaker’
Op een avond in Rotterdam werd de knoop doorgehakt. Enkele jaren eerder (begin jaren tachtig) hadden studenten in Leiden (onder wie Cor van Dis) en van andere faculteiten de Vereniging Ph.J. Hoedemaker opgericht, met als doelstelling theologische studenten van diverse disputen, modaliteiten en kerken te prikkelen zich samen sterk te maken voor meer gereformeerde theologie aan de faculteiten. In deze actie speelde de benoeming van dr. G.H. ter Schegget een hoofdrol. Al snel ebde deze motivatie weg. Het was stoppen of een nieuw spoor inslaan. Cor van Dis voelde het meest voor een nieuwe start waarin anders dan bij Ph.J. Hoedemaker het accent vooral zou liggen op het tijdschrift, terwijl de betekenis van de vereniging teruggebracht zou worden tot waakvlamhoogte.
Het voelde heel goed die avond. Met Ph.J. Hoedemaker was er al een spoor uitgerold. Wim Dekker werd de regisseur. Hij schreef een pamflet en stelde een inhoudelijk puntenplan op. Bert de Leede zou voorzitter van de redactie worden, ik zou de eindredactie verzorgen. In een zaaltje in Leiden vond een soort oprichtingsvergadering plaats. Onder de aanwezigen waren onder anderen Cor van Dis, André Verweij, Bert de Leede, Wim Dekker, Gerard van Velzen, Ton van der Hoeven, Andries Zoutendijk, Maarten Geleijnse, Bas Plaisier en Bob Poot. De laatste - 60 jaar - zei, dat hij, omdat hij ‘afgaand was onder de mannen’, alleen beschikbaar was als Kroniekschrijver, samen met Hette Abma. Poot, zo herinner ik me, waarschuwde iedereen dat je je carrière als bonder kon vergeten als je meedeed. Samen met Bert de Leede bezocht ik kort daarna professor Graafland met de vraag of hij mee wilde doen. Hij zei meteen ja, op voorwaarde dat het geen blaadje zou worden met onze stokpaardjes. Ook Jacob Westland zei meteen ja, evenals Jan Seton (helaas vroeg overleden) die toen een van de dominees was in de Herv. Kerk met een uitgesproken evangelisch-charismatische profiel. Met Riet Bogaard was er ook een vrouw in de redactie. Onder de medewerkers bevond zich onder anderen ds. Marja Terlouw-Sterk, voor een enkeling reden om meteen af te haken, denkend aan de waarschuwing van ds. Poot. Verder prezen we ons gelukkig met de namen van prof.dr.J. Veenhof (Geref. Kerk, VU) en prof.dr.J.P. Versteeg (Chr. Geref. Kerk, TU Apeldoorn, helaas het jaar erop plotseling overleden) onder de medewerkers. In Rodenrijs vonden we Wim en Nel van der Louw bereid het tijdschrift te gaan drukken en de eerste jaargang voor te financieren. Zodoende hadden we een jaar de tijd geld bij elkaar te krijgen via abonnementsgelden en giften. Dat ging goed. In Nunspeet - ik was er nog maar pas predikant, dan heb je nog veel krediet - ging ik bij een paar zakenmensen langs. Een van hen gaf me een stapeltje buitenlandse bankbiljetten dat omgewisseld een flink bedrag opleverde. Ik vroeg niet naar de kleur. Ook de kas van het oude ˋHoedemaker ‘ kwam goed te pas. Zo ging Kontekstueel van start.
Gereformeerd belijden nú
De naam Kontekstueel had Cor van Dis bedacht. Volgens de nieuwe spelling die later weer werd teruggedraaid. In het accent op nu lag voor ons de uitdaging. Je moest uiteraard wel iets hebben met het gereformeerd belijden en de gereformeerde belijdenisgeschriften als je meedeed, maar dan vooral in die zin dat je overtuigd was dat in die gereformeerde spirituele stroom van christelijk geloof en theologie antwoorden sluimerden - op z’n minst de goede richting - voor de vragen waarvoor we alle dagen stonden in cultuur, kerk en theologie, voorlopig samengevat in het acht puntenplan van Dekker (zie zijn artikel in dit nummer). Maar dan niet op de uitgekauwde manier waarbij nog weer eens wat letters en woorden van de belijdenis werden opgerekt, gedekt door het plurifomiteitsidee van A. Kuyper, maar veel meer inhoudelijk. Wat mijzelf betreft: ik had juist mijn scriptie afgerond over onder anderen Daniël Chantepie de la Saussaye (1818-1874). En van hem en de ethische theologie had ik geleerd dat de gereformeerde belijdenis minder een juridisch document is als wel de oogst van de geestelijke opwekking van de 16e eeuw en in zoverre een bron van zaad voor elke nieuwe tijd. Daaruit putten en je laten inspireren vormde de betekenis van de gereformeerde belijdenisgeschriften.
Een discussie over de vraag of het spoor van de kerk zou moeten zijn ‘in gemeenschap met het belijden’ (zo de Kerkorde van 1951) of ‘in overeenstemming met‘ (zo bij hoog en laag de opvatting van de GB) leek een discussie van gisteren. Sowieso hadden we het gevoel dat de modaliteiten in de kerk aan het oplossen waren en er een tijd kwam waarin synodebesturen en hoofdbesturen geen vanzelfsprekend gezag meer hadden, ook wegens de vergaand congregationalistische trend. We wilden zelf dan ook geen partij of belangengroep in de kerk zijn. Al helemaal geen anti-partij of renegatenclub. We waren vooral heel erg vóór een aantal dingen. Het stichtingsbestuur opereerde daarom bewust op de achtergrond, vrijwel anoniem.
Waargemaakt?
Maar of je dit ook kunt waarmaken? Is de typisch ethische positie met haar verbinding van evangelie en cultuur (Vermittlung), op z’n minst haar gevoeligheid hiervoor, begin vorige eeuw uiteindelijk niet totaal verzand in psychologie en pedagogiek? En zou het ons en onze kinderen ook niet zo vergaan? Dat voelde voor mijn besef heel spannend 25 jaar geleden. Maar waarom het niet proberen? Al was het maar voor vijf jaar.
Als ik terugkijk op de afgelopen 25 jaar en nadenk over impact en resultaat, word ik eigenlijk best opgewekt. Het katholiek gereformeerde bleef ons altijd doortrekken en inspireren, - dat zijn we nooit kwijt geraakt, daarbij ook steeds kritisch naar ons zelf kijkend. Ik denk aan veel gesprekken in de redactie en tijdens de ontmoetings/lezersdagen over uiteenlopende onderwerpen als de prediking van de verzoening, ambten, ecclesiologie, vrouw in de kerk, Israël, homoseksualiteit, Samen op Weg, beleving van de sacamenten, de islam, de evangelische en charimatische golven in de kerken, de dertigers, kerk in de stad, de missionaire roeping van de kerk of een uitdagend gesprek met de mensen van ˋOp Goed Gerucht’. Vele van deze gesprekken werden zo nergens elders in de kerken gevoerd. De spannendste gesprekken in de redactie gingen ook altijd over de vraag in hoeverre je nu juist vanuit een gereformeerde positie iets zinnigs, creatiefs en wegwijzends zou kunnen inbrengen. Niet alleen actualisering en opfrissing. Naar mijn idee is ons dat vaak gelukt en zijn vele lezers in de loop van de tijd daar dankbaar en erkentelijk voor geweest.
Ook voor hen die deze positie afwezen werd Kontekstueel toch een oriëntatiepunt. Je moest het wel lezen als theologisch student of predikant om te weten waar je zelf dan stond in kerk en theologie. En toen in de kringen van de Evangelische Omroep de twijfels begonnen toe te slaan en er veel ‘boodschap en de kloof’ verlegenheid was, heeft Kontekstueel naar mijn inschatting voor een aantal beleidsmakers daar wezenlijk iets betekend. Zo ook voor het achterveld van het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad en voor leidinggevenden in de Protestantse Kerk in Nederland en andere kerken. De Kontekstueel-manier waarop onderwerpen werden bekeken en behandeld vond erkenning.
Redactie
De samenstelling van de redactie wisselde regelmatig. Een enkele keer zei iemand bij vertrek dat hij of zij was weggegroeid van de positie van Kontekstueel. Dat vonden we niet iets om over te treuren. We namen het wel ter harte en probeerden de samenstelling breed te houden. Daarom was van meet af aan een student lid van de redactie. Dat stamde nog uit de tijd van de Vereniging Ph.J. Hoedemaker. Wat de Ned. Herv. Kerk betreft ging het om bonders, confessionelen en evangelischen. Allemaal mensen met een open mind. Het tegenhouden van de ontkerkelijking en ontgeloving in de Herv. Kerk of het herstel van de volkskerk waren niet zozeer ons doel als wel vernieuwing van de Herv. Kerk - daar verlangden we oprecht naar - maar ook van de kerken van dezelfde hervormde en gereformeerde familie. Daarom ook de positieve inzet om het SoW-proces zo snel en zo goed mogelijk af te maken. Daarom werden ook bewust mensen uit andere kerken gevraagd mee te doen. In 1992 werd de chr. geref. dr. Gerard den Hertog, predikant in Leiden, lid van de redactie, exponent van een stroming in zijn kerk die in haar bezig zijn dezelfde oriëntatie had. Later functioneerde hij jarenlang als voorzitter. Recentelijk trad tot de redactie toe dr. J.H.F Schaeffer (GKV). De inbreng van de evangelische beweging werd onwillekeurig minder. Vooral na het ontstaan van het Evangelisch Werkverband en bewegingen als New Wine. Maar typisch evangelicale thema’s als duurzaamheid en armoede bleven wel in ons programma.
Prof.dr. C. Graafland was uiteindelijk maar enkele jaren lid van de redactie. Na hem vervulde prof.dr. M.J.G. van de Velden een belangrijke rol in de redactie. Beiden bleven actief voor Kontekstueel ook na hun vertrek uit de redactie evenals ds. A. Kool. Zij hebben naast anderen ieder op hun wijze veel voor het tijdschrift betekend. Een bijzonder redactielid was in de beginjaren Maarten Geleijnse, bij de start de enige niet-theoloog in de redactie. Voor de eerste tien jaargangen namen we samen de laatste redactie en correctie door. Meestal tussen 00 en 02 uur. Heel vaak bracht hij het daarna nog naar Van der Louw in Rodenrijs. Erg professioneel was het allemaal niet. Het was vooral een vriendengroep met een tijdschrift. Maar als een echte uitgever ons een voorstel deed het tijdschrift van ons over te nemen, waren we daar meestal snel mee klaar. We bleven liever onafhankelijk. We zouden wel zien als het geld op was.
Toekomst
Is er toekomst voor Kontekstueel? In de afgelopen jaren zijn er tijden geweest dat we serieus overwogen of de formule niet uitgewerkt was. En dus: afsluiten en zien wie er dan weer zou opstaan. Maar zover kwam het nooit. Het abonnementenbestand bleef behoorlijk op peil, de lezersdagen werden goed bezocht, nieuwe redactieleden traden aan. Al met al was en is er de overtuiging dat het tijdschrift niet overbodig is. Enkele jaren terug is ook de organisatie aanzienlijk verbeterd. Marja Brak werd eindredacteur en gaf de aanzet tot een website (beheerd door dr. Piet van den Heuvel) en een heldere taakverdeling tussen bestuur en redactie. Daartoe werd de slapende Vereniging Ph.J. Hoedemaker, die formeel nog altijd de uitgever was, ontbonden en de Stichting Kontekstueel opgericht. Wie bleef, was penningmeester Jan Bette, die al vele jaren de financiële en abonnementenadministratie verzorgt. Kortom, de zaken zijn op orde.
En de thematiek die op de jubileumbijeenkomst centraal staat, is ook weer helemaal Kontekstueel. Doorgaan dus!
Drs. Piet de Jong is predikant (PKN) te Rotterdam-Delfshaven en hoofdredacteur van Kontekstueel.