Skip to main content

november 2010 (25e jaargang nr. 2)

De identiteit van een christen in Nederland

 

J.M. Burger

De identiteit van een christen ligt in Christus. Wat betekent dat wanneer je als christen in de Nederlandse samenleving naar een weg zoekt: terugtrekken in eigen kring of volop deelnemen? Het is mooi te weten dat het meest beslissend voor je identiteit het ‘in Christus zijn’ is. Maar wat betekent dat voor een christelijke opstelling in de Nederlandse samenleving, te midden van bijvoorbeeld niet-religieuze humanisten, moslims, en libertijnen?

Vraag één is dan wat we eigenlijk moeten verstaan onder ‘zijn in Christus’. In mijn proefschrift Being in Christ1 probeer ik die vraag te beantwoorden. Bijbels-theologisch gezien, zo concludeer ik hierin, kunnen we het bijbelse taalveld van ‘zijn in Christus’ begrijpen met behulp van twee modellen.

Twee modellen
Het eerste model hebben we nodig om het Paulinische spreken te begrijpen: delen in het verhaal van Christus. Jezus Christus is vertegenwoordiger van de mensheid. Zijn geschiedenis en identiteit zijn bepalend voor de geschiedenis en identiteit van ieder die in Hem gelooft. De gelovigen delen door de Heilige Geest in wie Hij is. We sterven met Hem en worden met Hem begraven; we lijden met Hem; en we zien uit naar onze verschijning met Hem in heerlijkheid om eeuwig met Hem te leven.
Het tweede model van het wederzijds in elkaar wonen hebben we nodig om het Johanneïsche spreken te begrijpen. Het ‘in mij’ (in het evangelie is Jezus zelf aan het woord) is direct verbonden met de keerzijde ervan: ‘Ik in jullie’. Paradigmatisch voor dit model is de relatie tussen Vader en Zoon. Vader en Zoon houden van elkaar en wonen in elkaar. Deze verbondenheid met de Vader vormt geen bedreiging voor de identiteit van de Zoon, maar is er juist de bron van. Wat de Vader is voor de Zoon, is de Zoon voor zijn leerlingen, zoals de ‘ik ben’ woorden in het Johannes-evangelie laten zien. De Zoon is de bron van leven (en dus van identiteit) voor zijn volgelingen.

Eschatologische spanning
Zeker bij Paulus is het ‘in Christus zijn’ direct gekoppeld aan de eschatologische spanning tussen reeds en nog niet. Wie in Christus is, is al wel met Christus gestorven maar nog niet met Hem in heerlijkheid verschenen. De uitdrukking hoort bij een tussentijd van leven in Hem (eerdere brieven van Paulus) of in Hem verborgen zijn in de hemel (latere of Deutero-Paulinische brieven). De identiteit van een christen in Christus is een nog verborgen identiteit: dat we kinderen van God zijn, is nog niet zichtbaar. In het Johannes-evangelie roept Jezus zijn leerlingen op om nu ze in Hem zijn, ook in Hem te blijven. Dat hangt samen met dezelfde spanning: ze zijn niet meer van de wereld, maar nog wel in de wereld. Wie zijn identiteit in Christus vindt, leeft nog ver van de Heer in den vreemde.
De eschatologische spanning die verbonden is met de nieuwe identiteit in Christus is belangrijk voor ons leven op aarde. We horen bij een nieuwe schepping, maar leven in een oude schepping die bezig is te verdwijnen. We leven nog wel in het vlees, maar we zijn opnieuw geboren. We hebben al wel een voorschot gekregen in de Heilige Geest, maar we wachten nog op een voltooiing van het nieuwe in de verheerlijking van ons lichaam. In de tussentijd leven we hier op aarde als vreemdelingen en als burgers van een rijk in de hemel. We horen al bij een nieuwe mensheid, een nieuwe schepping, die universeel is dankzij de eschatos (laatste) Adam.
Christen zijn betekent dus deel uit maken van een beweging die nationale en etnische verbanden overstijgt. Het doet er niet meer toe of je Nederlander bent of Marokkaan, maar beslissend is of je in Christus bent. De ontwikkeling van na de Reformatie richting landgebonden kerken betekent een verlies. Bij ‘kerk’ moeten we niet denken aan een nationaal kerkverband of een volkskerk, net zomin als een christelijke krant een Nederlands dagblad zou moeten heten. De christelijke kerk is katholiek en daarom internationaal. Christenen zouden zo bezien mensen moeten zijn die tegenstellingen tussen volken en bevolkingsgroepen proberen te overbruggen. Dat betekent dat christenen in Nederland zonder makkelijke verheerlijking van een multiculturele samenleving een (misschien wel de enige) weg kunnen wijzen naar een gemeenschappelijke identiteit in een de facto multicultureel Nederland.

Vitale gemeenschappen
Maar de werkelijkheid is weerbarstig en in een postchristelijk Nederland hebben we eerst een andere opgave: als christenen gemeenschappen te vormen waar vanuit de verbondenheid met Christus de gelijkvormigheid aan Hem gevoed wordt en kan groeien. Ik acht het denkbaar dat de ruimte om als christen deel te nemen aan de samenleving en de politiek in Nederland steeds kleiner wordt. We hebben behoefte aan vitale gemeenschappen om tegen de weerstand van het postchristendom het geloof vast te houden, en waarin we elkaar stimuleren om Christus aan te trekken en werkelijk te leven als nieuwe mensen.
Dat wil zeggen: als mensen die het onbehagen, hun onderbuik, de verveling en het nationale egoïsme uittrekken en de liefde aandoen om eerst maar eens in het klein te laten zien dat het kan: verbinden en leven in gemeenschap. Dat kan in de vorm van een gemeente in kringen, maar net zo goed in sterke christelijke huwelijken. We hebben prikkelende gemeenschappen nodig die uitnodigen om mee te doen: eerst het koninkrijk van God zoeken en zijn gerechtigheid.2 Wij gaan deze wereld niet redden, dat is aan de Heer. Er is herschepping nodig en daarom een gemeenschap die bidt om de komst van de Heer: Maranatha! Voor ons begint het met geworteld en gegrond zijn in Jezus Christus en zo steeds meer door Hem gestempeld worden.

Getuigen
Toch betekent dit niet dat christenen zich terug moeten trekken uit de samenleving en zich afkeren van de politiek. Jezus is de laatste Adam, die de dood heeft overwonnen en als eerste uit de dood is opgestaan. In Hem bestaat de nieuwe schepping en de nieuwe mensheid. In Hem heeft Gods rijk overwonnen over de machten van deze aarde. Hij regeert aan Gods rechterhand over hemel en aarde. Zo meteen misschien al zal Hij verschijnen op de wolken. Dat is een werkelijkheid die ieder mens en iedere Nederlander aangaat, hoe ontkerkelijkt ons land ook mag zijn. Laten we daarom leven als de vrouw uit 1 Petrus 3: haar man weigert Gods boodschap te aanvaarden, maar wie weet wordt hij gewonnen door haar gedrag, omdat dat zuiver is uit ontzag voor God. Wie weet wat het voor gevolgen heeft. Wie zijn wij om voor te schrijven hoe ver de invloed van het evangelie mag reiken?
Ook al gaan we dan niet voor onze eigen christelijke belangen en streven we als christenen niet naar macht, we mogen wel leven in de overtuiging dat Christus regeert en dat Gods oordeel in Christus definitief is en geldig voor alle mensen. We mogen getuigen van Gods rijk en van wat dat betekent: onrecht wordt rechtgezet en er komt een eerlijke wereld. Ook ons gedrag kan daarvan getuigenis afleggen.
Dan is het mogelijk dat je geroepen wordt om in de tussentijd waarin we leven, je in te zetten voor vrede en gerechtigheid. Dat kun je toch niet weigeren, wanneer de komst van Gods rijk vrede en gerechtigheid zullen brengen? Hier kan ik genieten van de nuchterheid van Oliver O’Donovan, die bij alle kritiek op ‘christendom’ en het Constantijnse tijdperk de reële vraag stelt: Wat hadden christenen anders moeten doen toen de Romeinse keizer zich aan Christus’ koningschap onderwierp dan hem helpen Christus te gehoorzamen? Had hij in zijn ambt als keizer heidens moeten blijven? Misschien is het schrikken voor meer of minder geseculariseerde Nederlanders, maar net als de islam heeft het evangelie politieke implicaties. Machtige mensen in deze wereld kunnen zich onderwerpen aan Christus en ernaar verlangen zijn oordeel leidend te laten zijn voor hun oordeel.3 Zo kunnen christenen vandaag de ruimte krijgen om de heilzame boodschap van het evangelie door te laten werken in onze samenleving. Laten we daar dankbaar voor zijn.

Tussentijd
Het evangelie heeft in onze samenleving doorgewerkt. We hebben er onze rechtsstaat aan te danken. Tal van waarden in die rechtsstaat hangen immers samen met de manier waarop Gods rijk komt. Denk alleen aan de waarde van de tolerantie. Die is wezenlijk verbonden met het ‘zijn in Christus’ en de tussentijd waarin we leven. In die tussentijd is ruimte voor bekering en voor dwaling. Het oordeel komt niet aan ons toe, maar aan Christus.
Tegelijk moeten we van het handelen van mensen die rekening houden met Gods koninkrijk niet te hoog opgeven. Het blijft menselijk handelen dat gekenmerkt wordt door ambivalentie. Bovendien kunnen waarden in onze rechtsstaat los komen te staan van het evangelie en van karakter veranderen. Het christelijke vrijheidsbegrip heeft zich verder ontwikkeld in de richting van het libertijnse, dat zo maar in intolerantie om kan slaan.4
Wat betekent dit alles in Nederland, waarin we een beweging zien weg van God en van zijn rijk? Het kan zijn dat God de kandelaar wegneemt en de kerk bijna verdwijnt uit ons land. Zo is het gegaan in Turkije, zo is het gegaan in Noord-Afrika. Er kan vervolging komen. Laten we reëel zijn: noch de islam, noch Geert Wilders, noch de libertijnen kennen de tussentijd van het ‘zijn in Christus’ met de bijbehorende opschorting van oordeel omdat straks Gods oordeel komt. Of onze rechtsstaat en de waarden van vrijheid en tolerantie bij hen veilig zijn, is dus onzeker.
Maar we leven in het nu van de genade, en dus heeft het zin om te herinneren aan de christelijke wortels van onze rechtsorde en te getuigen van Jezus Christus en van Gods rijk. Dan gaat het niet om invloed van christenen of om normen en waarden van christenen. Het moet gaan om het perspectief van Gods rijk en het koningschap van Jezus Christus. Daardoor gedreven mogen we ons constructief en creatief inzetten voor vrede, overal waar we daar ruimte voor krijgen. Laat zulk handelen gedragen zijn door gebed en door een overtuiging: wij doen dit omdat wij geloven dat Jezus regeert en terugkomt. Hij zal definitief recht doen en alles nieuw maken.

Dr. Hans Burger is predikant van ‘De Voorhof’, de Gereformeerde kerk (vrijgemaakt) in Franeker-Sexbierum.

Noten
1.  Hans Burger, Being in Christ. A Biblical en Systematic Investigation in a Reformed Perspective. Eugene, Oregon: Wipf and Stock, 2008. Hierin ga ik o.a. in op de apostelen Paulus, Johannes en de theoloog Oliver O’Donovan, die in dit artikel een rol spelen.
2.  Meerdere auteurs hebben de laatste jaren het belang benadrukt van dergelijke gemeenschappen en een dergelijke manier van leven. Ik denk bijvoorbeeld aan Bram van de Beek, Shane Claiborn, Stanley Hauerwas, James Kennedy en Graham Tomlin.
3. Zie Oliver O’Donovan, The Desire of the Nations. Cambridge: Cambridge University Press 1998, 193-242.
4. Inzichtgevend is hier O’Dononvan in Desire of the Nations, 243-284.