Skip to main content

januari 2011 (25e jaargang nr. 3)

Vroomheid: waar zetten we nu op in?

Een afronding

E.K. Foppen

‘Van de wereld naar God bekeerd worden en van God weer naar de wereld bekeerd worden. Dat is ware vroomheid, de ware godsvrucht in gereformeerde zin, dat je om zo te zeggen twee keer bekeerd wordt. Je moet eerst losgemaakt worden van de wereld en dan moet je weer opnieuw midden in de wereld gezet worden.’ Dit zijn woorden van wijlen ds. A. Kool, destijds predikant in de Utrechtse Jacobikerk.
Deze woorden komen uit een kerstpreek waarin hij het spoor van de herders van Bethlehem volgt. Herders die de schapen - symbool van het dagelijkse en ruwe bestaan - ‘loslaten’ om het Lam te gaan aanbidden. Om vervolgens het Lam weer achter zich te laten en naar de schapen terug te keren. Kool spreekt in dit verband over de ‘heen- en de terugreis’ van de herders en acht, zonder het geestelijk leven van de herders normatief te maken, het ‘wel van wezenlijke betekenis, dat wij ook iets dergelijks ervaren in ons leven’. 

Samenvatting
In dit nummer van Kontekstueel is veel geschreven over vroomheid. Dekker poogt in zijn artikel het (nieuwe?) verlangen naar vroomheid in onze tijd te duiden en maakt daarbij gebruik van een essay van de Leidse filosoof Gerhard Visser. Hoek vergelijkt in een kleine vingeroefening de spiritualiteit van de populaire ‘oudvader’ Henri Nouwen met die van de klassiek-gereformeerde oudvaders. Verder een aantal openhartige ervaringsverhalen waarin men vertelt hoe de persoonlijke omgang met God wordt vormgegeven en ervaren. Mijn artikel is samenvattend, bezinnend en eindigt met een klein aantal aanzetten tot het bevorderen van een vroomheid die up to date is. Bovenstaande woorden van ds. Kool zijn daarin richtinggevend en leidend. Het gaat ons als ‘tijdschrift voor gereformeerd belijden nú’ immers ook om ware godsvrucht in gereformeerde zin. Wat staat er dan nu op het spel? Waar moeten kerken en voorgangers vandaag vooral op inzetten? Anders gevraagd: wat zijn de schapen die we vandaag moeten loslaten? En waar is het Lam vooral te vinden?

Typen vroomheid
Dekker schildert het huidige culturele decor met drie typen vroomheid. Allereerst het postmoderne type. Men gelooft niet meer op grond van rationele overwegingen, maar ‘niets is ook zo kaal’. Er is, vaak op de kruis- en knooppunten van het leven, toch een religieuze behoefte. Lang is deze behoefte nog redelijk orthodox-christelijk ingevuld. Zo zong men op bruiloft en begrafenis toch nog de psalm of het lied dat als kind geleerd was en waar men ‘warme herinneringen’ aan had. Men geloofde het misschien niet meer echt, kon het niet meer geloven, maar vond het toch goed om dit te doen. De dominee was blij dat hij nog ergens aansluiting had. Velen zullen het herkennen.
De vraag is wel wat deze aansluiting precies is geweest. Is het de inhoud van het lied? Of de melodie? Of de herinnering aan de kindertijd? Helaas kwam dat vaak niet boven tafel. Van een afstandje zag het er nog redelijk christelijk uit. Vandaag de dag gaat het anders en wordt deze religieuze behoefte veelal niet christelijk meer ingevuld. Er zijn rituelen met kaarsen, ballonnen et cetera. Wie een beetje kan allegoriseren kan en mag als hij dat wil er nog iets christelijks in zien. (Er is inmiddels al jaren een HBO-opleiding ritueelbegeleiding om deze behoefte op een ‘passende’ manier te bevredigen.) Op plekken waar de secularisatie nog niet helemaal is doorgedrongen, vind je soms een mix van verschillende ingrediënten. Men zingt bij het open graf in de oude psalmberijming over het ‘opgaan tot Gods altaren’ en men laat daarna een ballon op en zegt tegen de kleinkinderen: ‘Die is voor opa…’ En ‘mooi’ is een woord dat vaak bij dat soort gelegenheden valt.

Dekker schetst vervolgens wat hij noemt de bevindelijk gereformeerde geloofsopstelling: weinig ruimte voor reflectie, wetenschap buiten de deur houden. Toch betwijfel ik of deze opstelling tegenwoordig nog zo beminnelijk en zachtmoedig is. Vooral via de moderne media - een forum als Refoweb of dergelijke - komen scherpe oordelen die eerder alleen ‘binnenskamers’ werden uitgesproken naar buiten. Om deze oordelen te verdedigen grijpt men vervolgens vaak naar neo-gereformeerde en evangelische wapens. Niet voor niets is de veelal uit Amerika afkomstige apologetische lectuur erg gewild in de reformatorische zuil. De discussie over schepping en evolutie, waarbij het relatief jonge Amerikaanse creationisme veelal als werkelijk ‘reformatorisch’ wordt aangemerkt, is mijns inziens een typerend voorbeeld. Juist door de moderne media is het bevindelijk gereformeerde geloofstype haar oorspronkelijk zachtmoedige karakter aan het kwijtraken. Een eigen provider verandert daar weinig aan. Ten slotte beschrijft Dekker kort de meer agressieve geloofsopstelling van neo-gereformeerden en evangelischen.

Verkeerde vragen
De beschrijving van Dekker geeft veel om over te denken. Wat wordt er juist ook met het oog op de vormgeving van de ware vroomheid van ons gevraagd? Wij helpen mensen niet wanneer we zeggen dat we ‘Genesis niet letterlijk moeten lezen’. Maar we helpen evenmin als we heel stoer blijven zeggen dat we het vooral wel letterlijk moeten blijven lezen. De bijbel geeft ons namelijk helemaal geen wereldbeeld, dat in het licht van de huidige wetenschap niet langer houdbaar is en dat vervolgens dus ontmythologiseerd moet worden. Wie wel zo denkt leest verkeerd en stelt de verkeerde vragen. Zo’n manier van denken en praten bevordert trouwens ook de gedachte dat God bestaat zoals Sinterklaas bestaat, namelijk door onszelf aangekleed en in stand gehouden.
Dat betekent niet dat we uit reactie alle systematische reflectie maar moeten mijden of moeten bestrijden met dezelfde wapens als waarmee er aangevallen wordt. Eerlijk is eerlijk: veel postmoderne (on)gelovigheid en vroomheid is ontstaan als reactie op moderne gelovigheid waarin gedacht werd God te moeten bewijzen op een manier die past binnen onze wetenschappelijke kaders. Vanuit die gedachte heeft de kerk veel postmodern ongeloof aan haar eigen ‘gelovigheid’ te danken. Het komt er allereerst op aan opnieuw duidelijk te maken dat God aan onze werkelijkheid voorafgaat en onze werkelijkheid omvat! Niet voor niets zei Van Ruler al: ‘Grondstelling van de gereformeerde mystiek is deze: God staat buiten, boven en tegenover ons.’ Toch is dit juist het spannende punt, omdat dit haaks staat op de huidige ervaring. Waar men echter niet vanuit deze basis denkt en gelooft wordt de vroomheid veel te menselijk. Hier ligt veel huiswerk voor de kerk

De ziel
Via Visser, en daarmee Eckhart, brengt Dekker vervolgens de ziel ter sprake: de ziel als ontvangstruimte, of als ledig gemoed. Na wat aarzeling stemt hij toch (gedeeltelijk) in met deze levensfilosofie, al stelt hij wel dat vroomheid ook met gemeenschappelijkheid en gehoorzaamheid te maken heeft. Dat zien we, denkend aan de preek van ds. Kool, ook bij de herders in Bethlehem: ze komen door gezamenlijke gehoorzaamheid aan Gods boodschap tot aanbidding van Jezus Christus. Die gehoorzaamheid is echter wel van groter belang dan de structuurmomenten van geboorte, dood en de ander. Waar deze gehoorzaamheid aan Gods stem niet wordt beoefend, gaat op de structuurmomenten van het leven namelijk niet plots wat christelijks in de ziel resoneren, maar klinken vaak andere ervaringen. Zo leeg is onze ziel niet… We zijn op zijn minst vol van onszelf en onze eigen geschiedenis.   

Zelfbevestiging
Hoek vraagt onze aandacht voor een drietal preken van Nouwen. Hoewel voorzichtig formulerend wordt toch duidelijk dat hij veel mist en deze preken van Nouwen op kardinale punten vindt afwijken van de klassiek-christelijke spiritualiteit. De spiritualiteit die uit deze preken opkomt, lijkt eerder aan te sluiten bij de huidige vraag naar zelfbevestiging en beheersing van het ingewikkelde levensproject. Men wordt aangeraden om het leven los te laten, te ontkrampen. Dit wordt ‘gedekt’ door het feit dat men geliefd is door God. In een opzwepende prestatiecultuur zijn deze woorden natuurlijk als een warm en ontspannend bad. Maar dit bad is - als ik Hoek goed begrijp - toch wel anders dan het bad der wedergeboorte. Een voorzichtige integratie van sommige hedendaagse spirituele benaderingen is naar zijn mening dan ook het hoogst haalbare. Hoek is vooral bang dat we met modernere vormen van spiritualiteit misschien wel loskomen van onszelf, en net als de herders heenreizen, maar dat de bestemming niet zozeer de aanbidding van de Zaligmaker is, maar vooral onze eigen innerlijke rust.
Dat lijkt ook mij een zeer reëel gevaar. Wat scherp en chargerend in woorden van ‘de heen- en terugreis’ gezegd: de herders gingen niet naar het Kind om even verlost te worden van het zware herdersbestaan en te horen dat zij er als herders mochten zijn, om er daarna weer een poosje tegen te kunnen. Zij gingen de Zaligmaker ontmoeten en daarna weer gewoon herder zijn met het Lam in hoofd en hart! Het Lam aanbidden en rust vinden voor je ziel is dus wat anders dan bevestigd worden in je bestaan. Natuurlijk geeft Jezus Christus ook rust, innerlijke rust, maar deze is wel van eigensoortige kwaliteit en gaat door bekering en dus afsterven heen. En bovendien: het zien en aanbidden van de Messias geeft ook verwachting voor een toekomst die verder gaat dan het eigen levensproject.

Onderscheid
Dat in hedendaagse spiritualiteit soms dezelfde gevoelvolle snaren worden aangeraakt en mystieke taal wordt gebruikt als in de gereformeerde ‘heen- en terugreis’ vraagt vooral een zorgvuldige onderscheiding van geesten. Dezelfde vlag kan wel eens een andere lading dekken. Naar mijn smaak is dus - wellicht nog meer dan Hoek stelt - terughoudendheid geboden als het gaat om het incorporeren van hedendaagse spirituele benaderingen. Vanuit de wetenschap dat God door de Here Jezus zijn schepping niet heeft losgelaten en zijn Koninkrijk bouwt vind ik rust. Toch is de boodschap van de bijbel allereerst een vreemde boodschap die mij stoort en mijn leven op zijn kop zet!

Verborgen omgang
Ten slotte de ervaringsverhalen. Aangrijpend en ontroerend. Eerlijk en herkenbaar. Al lezend heb ik ook (weer) gedacht: Wat is je levensgeschiedenis, je opvoeding, toch bepalend. Treffend is dat in de verschillende verhalen iconen en de meer oosters gerichte oren een rol zijn gaan spelen.
Een paar opmerkingen: de spiritualiteit van een IFES-weekend (bijdrage van Nico van Aken) is gericht op de aanbidding en dicht bij God zijn. Je komt los van het gewone leven met zijn vaak rommelige structuur. Van Aken schrijft dat je op zulke momenten wel eens ‘niet meer van het conferentieterrein af zou willen’. Deze houding neigt naar wat Kool in zijn genoemde kerstpreek de hyperbevindelijkheid noemt die hij wel begrijpt, maar toch een misverstand noemt. Wel hebben we zulke momenten nodig om de noodzakelijke terugreis aan te kunnen. Bijzonder vind ik dat slechts in één van de persoonlijke bijdragen de kerkdienst wordt genoemd. Speelt deze zo weinig een rol in de beleving van de verborgen omgang? Functioneren de erediensten nog als momenten van aanbidding? Is de zondag een dag van de heenreis en de aanbidding?
Een nummer over vroomheid, waarin ook aandacht gevraagd wordt voor de ziel. Terecht. De ziel dreigt juist vandaag te verkommeren in de drukte. We komen, gekweld als we vaak zijn, nauwelijks los van onszelf, laat staan van ons dagelijks leven en zijn dus niet in staat de heenreis naar het Lam te maken. Als vanzelf wordt dan ook de terugreis niet gemaakt. Intussen is er wel een dringende behoefte aan bevestiging en zekerheid die zich uit in aandacht en verlangen naar wat Dekker flow noemt, namelijk zelfverlies en overgave en opgenomen worden in een groter zijnsverband. Wie daar echter directe aansluiting zoekt komt niet zomaar uit bij de dubbele bekering waar het om gaat in de gereformeerde vroomheid. Kort door de bocht: zelfrealisatie is nog wat anders dan verzoening en vrede met God. Tegelijk is het zo dat juist deze vrede een echt mens van je maakt!

De kerk
Wat is in dit alles de roeping van de kerk, van de dominee? De gemeente draagt het geheim en de boodschap van de engel die met kerst de grote blijdschap van de geboorte van Jezus Christus uitriep. De dominee is als boodschapper (engel) tegelijk ook een herder die roept: Komt laten wij naar Bethlehem gaan en zien het Woord dat geschied is. In die zin heeft hij voorganger te zijn en de gemeente (inclusief zichzelf) als schapen bij het Lam te brengen. Praktisch gezien is er - net als toen in de stal - niet zoveel bijzonders te zien en te beleven. Het Kind dat zich in de doeken van Gods woord laat zien is niet zo fraai. We moeten het ook niet fraaier maken. Tegelijk geldt dat in die eenvoud toch echt alles is te zien en te beleven. We beleven het (persoonlijk) bestaan als verlost en ontvangen vertrouwen voor de toekomst waarin het Lam regeert.

Handreiking
Het is niet zo moeilijk om allerlei methodische ‘vroomheidsrecepten’ uit te schrijven voor gemeenten als geheel en voor individuen. Veel van die recepten zijn ook wel bekend. Soms krijgen ze iets drammerigs. Waar komt het in deze tijd vooral en in het bijzonder op aan? Een paar handreikingen van verschillend soortelijk gewicht:

  • Leef bij de Psalmen. Zij overstijgen veel gekunstelde ‘christelijke’ vroomheid doordat zij op een heel reële manier de herderlijke ‘heen-en-terugreis’ - zij het in oudtestamentische kleuren - weergeven en sturen. Bid de Psalmen (zie ook bijdrage Liesbeth Goedbloed).
    Laat er zowel in de gemeente als persoonlijk vooral ‘pure’ bijbeltijd zijn. De bijbel is een levend boek waarin Israëls God zich openbaart. Veel kerkdiensten en bijeenkomsten worden gevuld met afgeleide thema’s die heel actueel lijken, maar het uiteindelijk niet zijn. De bijbel krijgt vaak alleen in afgeleide zin het woord. Het wordt dan vaak een kerkelijke bijeenkomst in plaats van ontmoeting met de levende God (zie bijdrage Richard Saly)!
  •  De kerk is vooral geroepen om de eigenheid van de christelijke geloofsbeleving uit te dragen en deze niet allereerst te verpakken in een algemene terminologie die - indien gewenst - ook nog als christelijk kan worden geïnterpreteerd.
  • Gedachtig aan het feit dat de herders samen de heen- en terugreis naar Bethlehem maakten, is gemeenschap geen bijkomstige categorie.
  • De zondag is vooral een dag om de schapen los te laten en het Lam te zoeken en te aanbidden. Dat geeft andere rust dan relaxed genieten van ‘je schaapjes op het droge’.

Drs. Bert Karel Foppen is predikant (PKN) te Katwijk aan Zee en redacteur van Kontekstueel.