januari 2011 (25e jaargang nr. 3)
Welk geloof houdt het?
Kontekstueel 1986-2011
W.J. Dekker en H. de Leede
In 2011 is het 25 jaar geleden dat het eerste nummer van Kontekstueel verscheen. Al die jaren is geprobeerd de betekenis van het gereformeerde belijden over het voetlicht te brengen in de context van deze tijd. We stoppen er nog niet mee, want we menen dat het nodig is dat we verder gaan met ons te bezinnen op wat ons vanuit de gereformeerde traditie wordt aangereikt. Op zoek naar adequate antwoorden op vragen en ontwikkelingen die zich voordoen in cultuur, kerk en theologie.
We hopen dat Kontekstueel zo ook de komende jaren verder helpt in al datgene wat op ons en onze kerken afkomt. Daarom hebben we ervoor gekozen om ter gelegenheid van het jubileum een studiedag te organiseren, waar we die vertolking en actualisering van grote woorden uit onze gereformeerde traditie oefenen. Thema: ‘Ik voel, dus ik geloof’ – Welk geloof houdt het?
Actualiteit
Onze belevingscultuur staat open voor religieuze ervaring. Liefst in meervoud: spirituele ervaringen. Dat gaat de kerken niet voorbij. Maar is wat voor geloof doorgaat ook bijbels geloof, dat van Abram en al die anderen? Geloof dat het uithoudt als de kwade dagen komen? Geloof dat kracht geeft tot handelen als het erop aankomt. Geloof als zeker weten, zonder de uitkomst te weten.
Wat hebben de reformatoren ons op dit punt te zeggen? Zij die in hun tijd zochten naar een nieuwe verankering van de zekerheid van het geloof. Sola fide, zeiden ze. Wat zeiden ze daarmee? Zij hadden het dan over geloof dat zijn houvast, zijn zekerheid, vindt en heeft buiten zichzelf, extra nos. Wij weten omdat het ons gezegd wordt. Zij ervoeren dat als waar. Immers, het geloof kan niet zonder ervaring, maar is ervaring. Het is het wéten van het hart.
Wat we beogen
Onze belevingscultuur verlangt naar (religieuze) ervaring. Hoe bieden we onze cultuur meer dan waar ze zelf om vraagt? Door een oeroud reformatorisch adagium opnieuw naar voren te halen en vruchtbaar te maken voor geloven in de 21ste eeuw. Wat is de actuele betekenis van het sola fide in een context van veel religieuze ervaring en een verlangen naar geloofsbeleving? Theologisch gesproken gaat het deze studiedag over de verhouding geloof en ervaring.
25 jaar geleden
Deze thematiek is van alle tijden, maar ook door de tijden heen anders. Het is ook een steeds terugkerende thematiek in Kontekstueel. 25 jaar geleden ging het gesprek nogal eens over de verhouding reformatorisch-evangelisch. Eigenlijk ging het over de plaats van de beleving, het hart. Die kwam in veel orthodox-gereformeerde gemeenten tekort, was de ervaring van velen. Zij misten de aandacht voor het hart en de expressie van het geloof in de kerkdienst en de prediking, die vooral op het hoofd, het verstand gericht waren. Voor velen was de inbreng vanuit de evangelische beweging zeer welkom. Hoe wordt geloven een echte belevenis?
Veranderd religieus veld
Nu, 25 jaar later, is het protestants kerkelijke leven in Nederland sterk veranderd. We leven kerkelijk, theologisch en cultureel gezien onder een ander gesternte. De invloed van de evangelische beweging binnen de kerken is groot en divers. Daarnaast zien we vormen van spiritualiteit, in en buiten de kerk, die zich moeilijk laten bevragen op waarheid. Ze bevinden zich op de grens van christelijk geloof en esoterie. En we leven in een samenleving die meer en meer multireligieus geworden is; de moskee is om de hoek. Het lijkt ons van belang om in die geheel nieuwe context weer aandacht te vragen voor de ‘pool’ van het geloof. En kan de wijze waarop de reformatoren ‘geloof en ervaring’, en ‘geloven en zeker weten’ met elkaar verbonden ons nu verder helpen?
Deelthema’s
Op de jubileumdag zal het in elk geval over de volgende vragen gaan:
1. Wat is de oorspronkelijke betekenis en wat was de zeggingskracht van het sola fide? Voor Luther stond niet minder op het spel dan ‘de vrijheid van een christenmens’. Luther ervoer zijn tijd als een apocalyptische, en niet alleen hij. Wat was toen het geheim van die bevrijdende kracht van het sola fide? Bij Luther en anderen vormen geloof en ervaring een eenheid. In het geloof ervaren wij de gemeenschap met Christus.
2. Hoe komt het dat dit ‘door geloof alleen’ voor ons die directe zeggingskracht mist? Dat is de inschatting achter de vraagstelling voor deze dag. Dat onze zekerheid zou zijn dat het heil buiten onszelf verankerd is, en dat dat een bevrijding is? Heeft het gelovig zoekend en verlangend hart daar nog contact mee? Of is het hooguit nog een bekende catechismuswaarheid die ons doet geeuwen?
Als deze waarneming klopt, hoe komt dat dan? Omdat we die eenheid zijn kwijtgeraakt? Sinds Descartes hebben wij te maken met het uiteengaan en tegenover elkaar staan van geloof en ervaring, van objectief en subjectief et cetera. Dus de context waarin wij erover spreken nu is een andere dan ten tijde van Luther.
3. Onze tijd roept om ervaring, en geloof gaat ook met ervaring gepaard. Maar om welke geloofservaring zal het dan moeten gaan? Geloofservaring is vandaag vaak antropologisch van aard en psychologisch van duiding, hoewel dat laatste soms pneumatologisch wordt genoemd. Dat onderscheid is vaak flinterdun geworden.
De geloofservaring van Luther c.s. is christocentrisch van aard: Hij in ons en wij in Hem. De kern van deze ervaring is de gemeenschap met Christus (unio mystica cum Christo). Wat is de waarde, de betekenis, het heilzame van díe geloofservaring? Hoe krijgen wij weer duidelijk voor tijdgenoten dat ons in déze geloofservaring meer geschonken wordt dan we in al ons verlangen naar ervaring kunnen wensen, én waarin dat meerdere dan zit? Een eerste antwoord: dat heilzame ligt vooral daarin dat zij excentrisch is; zij verlost ons van onszelf .
Excentrisch mens zijn
De bekende uitdrukking uit het klassieke avondmaalsformulier, ‘dat wij de zaligheid buiten onszelf moeten zoeken’ (vgl. ook zondag 1), is een treffende illustratie van de verschillende belevingswerelden waarin we terechtgekomen zijn. Deze zin uit het formulier lijkt op het eerste gehoor aan de ervaring voorbij te gaan. Het klinkt als een nogal verstandelijk gebeuren, hooguit een wilsbeslissing. Maar de Reformatie verwoordde hier de geloofsovergave aan Christus als levende persoon, die ons verlost van het incurvatus in se – het over onszelf gebogen zijn (Luther). Daarvan verlost komt er de ruimte om voor de ander een Christus te worden (Luther). Antropologisch gezien gaat het hier om werkelijk een ander mens worden en daarmee onze eigenlijke bestemming vinden. W. Pannenberg toont aan dat de humanistische antropologie, die het excentrische van het menszijn onderkent en de christelijke verkondiging hier geenszins concurrenten zijn.
Heilzaam voor mens zijn
Kortom, het sola fide zoals de Reformatie dat bedoelde, leidt ons van het naar binnen gekeerde naar het excentrische mens zijn. Het zou best wel eens kunnen dat dit aansluit bij ons schepsel zijn. Een mens is van zichzelf een relationeel wezen, dat pas echt tot zijn recht komt wanneer hij niet zijn midden vindt in zichzelf. Niet met jezelf bezig zijn maakt gelukkig, maar wanneer we 180 graden andersom aan de slag gaan.
Drs. Willem Jan Dekker is predikant (PKN) te Delft en voorzitter van de redactie van Kontekstueel. Dr. Bert de Leede is senior docent homiletiek / onderzoeker aan de Protestantse Theologische Universiteit en één van de grondleggers – ook vele jaren redacteur - van Kontekstueel.