maart 2010 (24e jaargang nr. 4)
Ervaringsverhalen
Vorm en inhoud verweven
L.W. Smelt
Utrecht, Jacobikerk 1975 - Na de belijdeniscatechisatie bij ds. A. Kool neem ik voor het eerst aan het avondmaal deel in de Jacobikerk. De grote U-vormige tafel spreekt mij aan. Ik vind het ook niet erg dat er meerdere tafels zijn. Kan ik nog stil wat nagenieten. Ik beleef vooral de voorsmaak van de eeuwige rust. En geniet van de orgelmuziek. Maar alles gaat voor mijn gevoel wel snel. Ik beleef er vaak minder aan dan ik wens. Ik ken eigenlijk alleen de medestudenten. De meerwaarde van een avondmaalsdienst wil ik wel graag beleven, maar eigenlijk houd ik meer van een gewone dienst met een langere goede preek.
Lima, Peru 1982 - Onze eerste avondmaalsdienst in Peru. We zitten met zeven personen om een wankele keukentafel. Dat zijn alle belijdende en actieve leden van de gemeente. Als een kleine ‘familia Dei’. Er is geen formulier. Alleen de bijbeltekst (Luk. 22:14-20) spreekt. De ouderling leidt de dienst. Wat mij het meest raakt, is dat ieder rond de tafel een dankgebed en een voorbede uitspreekt. Zo hoort het ook: avondmaal vieren is dankzeggen. Eucharistie. En dan elkaar aanvullen, want niemand heeft op z’n eentje genoeg goede dankwoorden.
Later groeit de gemeente en we krijgen een nieuw kerkgebouw. Ik introduceer het minimale van een liturgisch centrum: preekstoel, doopvont en tafel. Die tafel wordt uitgebouwd tot een lange tafel waar alle belijdende leden omheen kunnen zitten. De hermanos vinden een tafelviering eerbiediger en ervaren meer de gemeenschap met elkaar. Ik vraag (ter vervanging van het formulier) steevast aan de gemeente: Noem mij minimaal zeven redenen waarom wij het avondmaal vieren. Ieder zoekt hardop sprekend mee naar het antwoord. Door herhaling is het in menig geheugen opgeslagen. We geven elkaar een hand (de vredegroet) na de communie. Ik vraag aan minimaal drie deelnemers (vrouwen of mannen) of ze willen danken en voorbede doen. Wat een ander bidt ontroert me vaak meer dan wat ik zelf bid. Op avondmaalszondagen gaan we meestal ook samen eten in de kerk. Zo komt het avondmaal weer meer naast het liefdemaal te staan. Het geestelijk leven wordt zo geïntegreerd in het gewone leven.
Terug in Holland, 1992 - Het is voor ons schokkend dat het zo formeel en afstandelijk toegaat in een avondmaalsdienst. Het bord met brood en de beker met de wijn worden telkens teruggezet op de tafel en naar de naaste doorgeschoven in plaats van aangereikt. De aangeprezen hartelijke gemeenschap met Christus kan weinig beleefd worden als de gemeenschap met elkaar geen ruimte, vorm en oog krijgt. De benaming van de avonddienst ‘dankzegging H. Avondmaal’ vind ik een misser. Ook dat deelnemers dan snel – zonder preekje of soms zelfs Schriftlezing - aan tafel worden verwacht. Het Woord is toch belangrijker dan het sacrament?
Eerst is het voor de Wezepers en Hattemerbroekers even vreemd: dat ik bid en dank aan tafel in plaats van op de preekstoel en vooral dat ‘hantie gev’n’. Veranderingen worden echter als verdiepend ervaren, juist ook door de op geloofservaring gerichte gemeenteleden. Als je als dominee maar niet bang bent en goed weet en uitlegt waarom je iets zo doet of zegt, is er veel mogelijk. Bijvoorbeeld een zendelinge met verlof laten participeren in dankgebed en voorbeden en streven naar vergroting van de avondmaalstafel. Dit omdat vier of vijf tafels een positieve beleving blokkeren, want de diensten duren dan bijna twee uur. Tijdens de communie wordt het op prijs gesteld dat de organist zachtjes bekende liederen speelt. Ik leer om me in elke viering vooral te concentreren op één aspect van wat Jezus Christus voor mij betekent. De tekstkeuze voor de preek en de daarbij passende liederenkeus en Schriftlezingen aan tafel stempelen sterk mijn beleving. Ik leer vaker rustig op en rond te kijken en verheug mij in de medegenodigden.
Omdat er vraag is in Ede-Zuid naar viering van het avondmaal op Goede Vrijdag neem ik de kans waar om uit te leggen dat het dan origineler is dit op Witte Donderdag te doen. We voegen dus een extra dienst toe in de Stille Week en vieren het avondmaal zonder grote tafel, maar wel zittend in twee grote halve cirkels. Het gedeelte van de ‘gedachtenis van Christus’ spreekt mij in de lijdenstijd extra aan. Zo houden we de Goede Vrijdagavonddienst laagdrempelig zonder avondmaal en weren de vanouds vrijzinnige invloed van het willen vieren van een gedachtenismaal juist op Goede Vrijdag.
In De Bilt en Bodegraven, mijn volgende gemeenten, is het al traditie geworden om op Goede Vrijdag avondmaal te vieren. De pas bevestigde belijdende leden worden dan aan de eerste tafel genodigd.
Op bezoek in Lima, vanaf 2003 - Ik merk dat de viering van het avondmaal frequenter (bijna wekelijks), formeler en eerbiediger is geworden en dat de rol van de bedienaar groter is geworden. Er is geen participatie in de voorbeden meer. Ik krijg te horen dat velen het avondmaal minder diep beleven. De preek en het sacrament zijn te los van elkaar komen staan. De rauwe werkelijkheid van wereld en kerk komt minder binnen.
Zo wordt mij vanuit Peru en in Nederland steeds duidelijker hoezeer vorm en inhoud met elkaar vervlochten zijn. Vormen brengen inhoud mee of blokkeren. Als er daarom wat betreft de vorm nog veel te wensen overblijft, ga ik ook niet verlangen naar een hogere frequentie van avondmaal vieren. Directer van Christus kunnen zingen heeft invloed op de geloofservaring.
Gaandeweg ben ik er meer van overtuigd geraakt dat de gemeenschap met Christus (de verticale balk van het kruis) nauw verweven is met de gemeenschap met elkaar als leden van het lichaam van Christus (de horizontale balk). Het eerste kan niet los van het tweede landen in onze werkelijkheid. Juist als ik weerstanden ervaar om mijn broeder of zuster te vergeven (vanwege diens zondige oppervlakkigheid, hetzij progressief of conservatief geuit), krijg ik de vergeving van God in Christus extra nodig. Het is de Heilige Geest, die dit verticale en het horizontale op een diepe wijze met elkaar verbindt. Ik vind het daarom een gouden greep van Calvijn om de rol van de heilige Geest bij het vieren van het avondmaal en de heiliging van het leven nauw met elkaar te verbinden. Een van mijn favoriete teksten is: ‘De Geest en de bruid zeggen: Kom! (Openb. 22:17). De gestalte van Christus wordt voor mij groter naarmate het pneumatologisch en eschatologisch gehalte van het avondmaal toeneemt.
Drs. Leo Smelt is predikant (PKN) te Bodegraven.
---------------------------
Het wordt in je hart gelegd dat Jezus Christus de enige is
E.K. Foppen
Het avondmaal is voor hem steeds meer gaan betekenen. Juist ook bij het ouder worden. In de eenvoudige tekenen van brood en wijn proeft hij de eeuwigheid, de goedheid van God. De vierentachtig jaar oude Cornelis Fijan uit Bleiswijk, oud Indiëganger en dorpsfietsenmaker, zoekt zorgvuldig naar woorden in het gesprek dat wij hierover voeren.
Toen in de redactie gesproken werd over een nummer over de verschuivende beleving van het heilig avondmaal en er gepleit werd voor een paar ‘ervaringsverhalen’, moest ik al direct aan broeder Fijan denken. In de tijd dat ik predikant te Bleiswijk was, belde hij mij immers elk najaar op met de vraag wanneer in het komende jaar – Deo volente – het avondmaal gevierd zou worden. Dit in verband met de planning van de vakantie(s). De avondmaalszondagen, als ook de zondag voorafgaand, wilde hij namelijk niet ergens in Nederland of het buitenland zijn. Uit deze telefoontjes en in pastorale contacten bleek zijn grote betrokkenheid op de bediening van dit sacrament.
Wanneer we op de geplande middag met elkaar in gesprek gaan, blijkt opnieuw de grote zorgvuldigheid. De alvast toegestuurde vragen zijn minutieus voorzien van verschillende aantekeningen. Wanneer ik daar iets over opmerk, is de reactie: ‘Ja, er zijn natuurlijk dingen die onverwacht op je pad komen, maar anders moet je de zaken toch goed voorbereiden. Dat geldt dus van dit gesprek, maar zeker ook van het heilig avondmaal. Ik hecht voor mijzelf daarom erg aan een week van voorbereiding. Dat geeft een bepaalde diepte in de ervaring. Anders word je toch makkelijk opgeslokt en wordt het bijzondere teken wellicht gewoon. Mijn vrouw en ik gebruiken al jaren de vier boekjes van drs. N.C. van Velzen met verschillende bijbelteksten, gebeden en mooie stukjes die in de traditie over het heilig avondmaal geschreven zijn. Dwars door deze stukjes heen worden je gedachten gestuurd en het verlangen naar de avondmaalsviering opgewekt.’
Door de tekenen heen weet broeder Fijan zich dichter bij Christus gebracht. ‘Het zijn natuurlijk maar heel eenvoudige tekenen. Een klein stukje wit brood, een klein slokje wijn. En toch… toch laat God zich daarin kennen. Ik denk aan een van de laatste vieringen vorig jaar. We zongen aan de tafel uit psalm 42: ‘Want Gods goedheid zal uw druk eens verwisselen in geluk’. Natuurlijk heb ik deze woorden vaak gezongen. Maar mede door het avondmaal kwam het nu zo krachtig op me af dat ik tranen in mijn ogen kreeg. Even later las de dominee: ‘En God zal alle tranen van de ogen afwissen’. Het was voor mij een heel bijzondere zondag. Nu is niet elke avondmaalsviering even bijzonder, dat hoeft ook niet, maar de Here sprak mij dit keer bijzonder aan. Ik mocht de goedheid van Jezus Christus ervaren Die ook voor mij aan het kruis heeft gehangen. Tot voorheen vond ik het wel eens wat zoetsappig wanneer mensen zeiden ‘God is goed’, maar ik heb het aan de avondmaalstafel op een bijzondere manier geproefd. Het kwam heel dichtbij. Echt waar, God is goed.’
‘De onderlinge gemeenschap speelt voor mij geen grote rol. Natuurlijk is het goed om met anderen het heilig avondmaal te vieren, maar dat is voor mij niet doorslaggevend. Wellicht speelt hierbij een rol dat ik als enig kind ben opgevoed. Vroeger werd er ook niet zo’n grote nadruk gelegd op de onderlinge gemeenschap. Tegenwoordig is daar meer aandacht voor. Dat is wellicht best goed, maar ik ben wel eens bang dat het horizontale aspect het verticale aspect gaat overheersen. Je zit toch ook persoonlijk aan het avondmaal. Als ik opsta en naar de tafel loop en aanzit valt voor mij even de hele wereld om me heen weg. God en ik alleen. Je staat dan op heilige grond. Ik proef de vergeving. Ik ervaar dat ik door Jezus bij God mag horen, dat wordt even heel tastbaar. Het geeft een diepe vreugde. Het wordt in je hart gelegd dat Jezus Christus de enige weg is en je ervaart dat je door Hem bij God mag horen. Dat geloof, dat de wereld zo vreemd vindt, wordt hier versterkt. Juist ook daarom is het heilig avondmaal voor mij steeds belangrijk geworden. Ik kan er niet meer buiten. Ook heb ik de genade ontvangen dat ik mijn vijanden kan liefhebben, het heilig avondmaal versterkt deze genade’.
‘Het gaat voor mij in het avondmaal vooral om het geloof in Jezus Christus. Hij voor mij, daar ik anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dat is de hoofdzaak. De rest komt dan toch als vanzelf. Laten we die volgorde ook vasthouden. We moeten – ook bij het avondmaal – niet in zondebesef blijven steken, maar wel blijven vasthouden dat ik als een goddeloos mens alleen door Jezus wordt gerechtvaardigd.’
Nog één slotopmerking: ‘Laat het vooral stil zijn, wanneer God spreekt’.
Drs. Bert Karel Foppen is predikant (PKN) te Katwijk aan Zee en redacteur van Kontekstueel
---------------------------
Een leesrooster in de voorbereidingsweek
C.C. den Hertog
Enkele jaren geleden begon ik met het maken van een klein leesrooster voor gemeenteleden voor de week van voorbereiding. Ik merkte namelijk dat mensen niet goed wisten hoe ze invulling konden geven aan een voorbereidingsweek. Ondanks dat de week ervoor voorbereiding gehouden was, hoorde ik op avondmaalszondagen nog wel eens zeggen: ‘O ja! Het is vandaag avondmaal’. Je hoeft dan niet te vragen of de voorbereiding ook gefunctioneerd heeft… Zolang je vasthoudt aan een afzonderlijke voorbereidingsdienst, denk ik dat het goed is de gemeenteleden wat te helpen bij het invulling geven ervan.
Hoe heb ik dat rooster opgezet? Het is van belang te weten dat ik probeer voorbereiding, viering en nabetrachting zoveel mogelijk uit hetzelfde bijbelgedeelte te doen – ik ben daarin vast niet de enige. Dat geeft een beperking aan de stof die ik in het leesrooster naar voren breng: in de week moet het niet ineens over iets heel anders gaan. In een kort inleidend stukje grijp ik even terug op de preek van de voorbereidingsdienst. Vervolgens geef ik de drie punten weer waar het zelfonderzoek volgens het klassieke formulier om draaien moet. Ze staan zo met enige nadruk voorop en ik adviseer de lezer om die vragen iedere dag te lezen. In de week probeer ik vervolgens die drie aspecten van ellende, verlossing en dankbaarheid naar voren te laten komen – overigens zonder dat met zoveel woorden expliciet te maken. Bij het gelezen bijbelgedeelte geef ik een korte uitleg, ik noem enkele gebedsintenties – gekozen in nauwe aansluiting bij L.M. Vreugdenhil, Lees je bijbel, bid elke dag, 71-85 – en geef een aantal verzen uit een psalm of lied op om te zingen.
Ik leg het rooster klaar zodat na de voorbereidingsdienst mensen het mee kunnen nemen en ik mail het rond via de zogenaamde Preekpost – dat is een e-mail die ik wekelijks rondstuur met de aankondiging van de lezingen van de zondag en een vraag of gedachte om de mensen vast over de teksten te laten nadenken. Ik heb niet goed zicht op de hoeveelheid leden die gebruik maakt van het leesrooster. Wel weet ik, dat als het me een keer niet gelukt is om het klaar te krijgen, diverse leden me aanschieten en vragen of ik het soms vergeten ben. En dan zeggen ze erbij dat ze het missen. Een mooie gedachte vind ik zelf altijd dat verschillende leden van de gemeente zo in de week stilstaan bij hetzelfde bijbelgedeelte en voor dezelfde zaken bidden.
Met een echtpaar uit onze gemeente waarvan ik weet dat ze het leesrooster trouw gebruiken en ook de gebedsintenties overnemen en samen het aangegeven lied zingen – boeder en zuster Fokke en Rika van der Heide - heb ik onlangs gesproken met het oog op dit nummer van Kontekstueel. Eerst raakten we aan de praat over het fenomeen van een aparte voorbereiding. ‘Het gevaar ervan’, zo zeiden ze, ‘is dat door een aparte voorbereiding te houden voor het avondmaal je de viering van het sacrament een extra lading geeft ten opzichte van de woorddiensten. Alsof je voor de ontmoeting met de Here in het teken van brood en wijn meer bereid zou moeten zijn dan voor de ontmoeting in het Woord. Bij een praktijk van vijf keer avondmaal vieren per jaar kunnen die vijf voorbereidingsdiensten ‘contraproductief’ werken – alsof een christen niet iedere moment bereid zou moeten zijn om de Here te ontmoeten’.
Op mijn vraag wat het leesrooster voor hen betekent, zeiden ze: ‘Zo’n leesrooster geeft vooral iets extra’s. Het verdiept de viering van het avondmaal, omdat je er in de week steeds meer naar toe leeft. Natuurlijk komt normaal gesproken ook iedere dag de bijbel op tafel, maar het gebruik van zo’n rooster geeft iets extra’s. En het heeft ons samen ook aan het zingen gebracht. Soms kennen we de melodie van een lied dat opgegeven is niet, maar dan lezen we de tekst ervan samen door’.
Gevraagd naar de lijnen die vanaf de avondmaalstafel lopen – de verbondenheid met Christus, met de broeder en zuster en met de naaste in nood – is het antwoord: ‘Waar de Geest van Christus werkt en het geloof leeft daar zijn alle drie die lijnen tegelijk aanwezig. En wij beleven dat zo ook. Bij brood en beker weten we ons door de Geest verbonden met Christus die in de hemel is. Maar ook met onze broeders en zusters – en dat is zo mooi: de avondmaalstafel zet ons met onze gedachten over anderen onder de kritiek van het evangelie. Die ander zie ik hetzelfde brood ontvangen dat ik zojuist kreeg. En natuurlijk de naaste in nood. Als ik deel krijg aan het werk van de Here Jezus, dan is dat omdat Hij om mij bewogen is. En zoals Hij mij in mijn nood zag en ziet, zo leert Hij mij ook te kijken naar de wereld om mij heen. Avondmaal vieren zonder de gaven bijeen te brengen en te bidden voor de naaste in nood kan niet.’
Drs. C.C. den Hertog is predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Surhuisterveen.
---------------------------
Nu zouden we het ‘Ere zij God’ moeten aanheffen
H.M. Schormans-Marchand
Mevrouw Jannie Konings (1944), lid van de Eben Haezergemeente in Nijkerkerveen, is bereid met mij over het heilig avondmaal te spreken.
‘Ik deed belijdenis in het jaar dat wij trouwden, 1965. In Putten, waar we toen woonden, ging ik voor het eerst aan. Dat was wel onwennig, het ging er zo vormelijk toe. Ik had meer blijdschap verwacht. Ik beleefde het wel op mijn manier. In de jaren voordat ik zelf aanging, kreeg ik te horen: ‘Het was een goeie dienst, want er gingen weinig mensen aan’. De sfeer was beklemmend. Het was ook een heel traject: een voorbereidingsdienst, zelfonderzoek, nabetrachting. Dat gaf wel druk. Als je aanging, dacht men heel wat van je. Heel tegenstrijdig, want je moest ook weer doordrongen zijn van je eigen ellende. Terwijl je de diepte van je ellende toch niet kunt doorvoelen. Het komt aan op de verlossing en juist als je zwak bent moet je gaan.’
‘Die eerste keer zat mijn schoonmoeder naast me. Ik glimlachte naar haar, maar ze keek me aan alsof ik een wildvreemde was. Dat leidde me af. Ik had het gevoel dat ik alleen aan tafel zat, ik miste het met elkaar vieren van de dood en opstanding van de Heer. Toch vond ik het fijn deelgenomen te hebben aan de tafel van de Heer. Ik ben niet gelovig opgegroeid en later heb ik wel eens gedacht: misschien waren mijn verwachtingen in die eerste tijd ook wel te hoog gespannen. Toen we verhuisden werden we lid van een andere kerk, daar vierden we lopend avondmaal. Het aanbod was daar ruimer, het was alsof er meer blijdschap was, meer openheid. Je vierde het ook meer samen. Toch dacht ik daar wel eens: het is fijn dat we verlost zijn, maar waarvan eigenlijk? Dat kwam daar eigenlijk niet aan bod.’
‘Later heb ik een ervaring gehad die heel bepalend voor mijn geloof is geweest. Ik wist me in de ruimte gezet. Ik had er wel willen blijven. Duizelingwekkend, dat wij zo klein zijn en God zo groot. Ik besefte: ik hoef niets te doen, het is allemaal al gedaan. Na deze ervaring ging ik heel anders aan het avondmaal. Ik kon wel huppelen. Ik zou het nu ook in de Grote Kerk van Putten niet meer beklemmend vinden. Ik heb een vrijere blik op mensen gekregen. Gergem of huppelaar, we zijn familie, broeders en zusters. Waar gaat het om bij het avondmaal? Het eerste wat heel belangrijk voor mij is, zijn de nodigingswoorden: Komt want alle dingen zijn gereed. Dat vind ik zo mooi: het is al klaar en je hoeft alleen nog maar te komen. Dat doet me zoveel, dat kan ik niet zeggen. Het tweede is dat het brood en de wijn het offer van Christus symboliseren. Dat ik dat mag proeven, dat betekent voor mij echt een vernieuwing van mijn geloof. Het ondersteunt me, ik voel me erdoor opgefrist. Als het moeilijk is, dan komt er kracht vandaan. Het geeft me zicht op een nieuwe wereld, het is een voorsmaak van de hemel. Iedereen zit er door elkaar, van schoonmaakster tot burgemeester, van intellectueel tot heel eenvoudig. Dat vind ik ook heel mooi. Het belangrijkst is dat de Heer zelf aanwezig is, maar je viert het ook met broeders en zusters. Het is een feestmaaltijd, en daar moeten dan ook zo veel mogelijk gelijk gestemde mensen zijn. Als ik van tafel kom, denk ik wel eens: nu zouden we het Ere zij God moeten aanheffen.’
‘Voorbereiding in de week vooraf? Ik leef er wel naar toe, ik zie er naar uit. Dat is het. De avondmaalscollecte, die betekent helemaal niets voor mij. Ik vind het zelfs storend, het leidt me af. Als het dan toch moet, dan beter voor die tijd. Dan kun je je helemaal wijden aan wat er daarna komt. De eerste christenen stelden hun gaven toch ook ter beschikking vóór ze aangingen. Waar ik wel bij stil sta tijdens het avondmaal vieren, is dat wij de vrijheid hebben om het te vieren en heel veel christenen niet. Zij moeten het missen en dat voel ik toch een beetje als collectieve schuld. En ik denk ook aan mensen die niet geloven, en die ik het ook zo zou gunnen. Mensen die zoveel gelukkiger konden zijn.’
‘In de gemeente waar we nu lid zijn, werden de twee manieren van avondmaal vieren, lopend en zittend, in het afgelopen jaar afgewisseld. Zelf vind ik het zittend aangaan wel rustiger, geconcentreerder. Maar ik vind het wel weer mooi dat bij lopend avondmaal de diaken of predikant je het lichaam van Christus persoonlijk aanreikt en er iets bij zegt, maar als de predikant het vanachter de tafel zegt, dan komt het bij mij net zo binnen.’
Drs. Leneke Schormans-Marchand is predikant PKN te Workum en redacteur van Kontekstueel.