maart 2004 (18e jaargang nr. 4)
Vragenderwijs
Reactie op W. Dekker en C. Graafland
Mw.drs. A.L. Rijken-Hoevens
Noodzakelijke bezinning
Een bezinning op een provocerende uitspraak van de Engelse prof.dr. McGrath over het einde van het protestantisme is nodig. Je eigen kerk ten grave zien dragen raakt je. Zo'n scenario doet pijn, maar daagt aan de andere kant ook uit. Waar staat die protestantse kerk voor? Dat was toch de verkondiging van de genade van God voor mensen op deze aarde door de verzoening in Jezus Christus?
Een naam met inhoud. Die inhoud brengt zowel een kritische houding tegenover machthebbers van de maatschappij met zich mee (protest), als ook een staan voor wat je uitdraagt (protestare). De relevantie hiervan - ook voor vandaag de dag - staat buiten kijf.
McGrath preekt overigens voor eigen parochie: zijn eigen ˋevangelical’ traditie staat in de toekomst niet op de tocht, integendeel die heeft volgens hem de toekomst. Zo'n standpunt vanuit welbegrepen eigen belang geeft op zijn minst te denken. Beide inleiders gaven een analyse: professor Graafland over de protestantse kerk in Nederland en ds. Dekker over het protestantisme in West-Europa. We zijn hen dankbaar dat ze zulke duidelijke lijnen hebben getrokken in deze gecompliceerde zaak die ook op het grondvlak van de kerk speelt. Daardoor hebben zij mogelijkheden voor gesprek geopend.
De bleke PKN?
Graafland is het volledig met McGrath eens. Hij onderstreept dienst visie met het voorbeeld van de gefuseerde PKN. Een kerk die volgens hem uit financiële armoede is geboren en daarom aan chronische bloedarmoede lijdt. Die bleekheid wordt extra versterkt door de rationele inbreng van de synodaal gereformeerden. Die brengen niets bevindelijks, niets gevoelsmatigs in. Alleen van de inbreng van de evangelicalen is nog redding voor de PKN te verwachten. Dan komt er weer zicht op die verticale dimensie van geloven en op de verbinding daarvan met de horizontale dimensie.
Mijn eerste vraag is: wie of wat vergelijkt u met elkaar? U beschrijft de ontwikkelingen op het bestuurlijke vlak van de triosynode die nodig waren voor de fusie. De afstand tussen top en grondvlak is groot, inherent aan de verschillende taakstellingen. Die afstand is, als in het bedrijfsleven en de politiek, te groot en daar moet verandering in komen. U vergelijkt echter dit niveau met een plaatselijke evangelische gemeente. Om eerlijk te kunnen vergelijken zou u een goed draaiende SOW-gemeente - ook daarvan de beste vertegenwoordiger - als voorbeeld moeten nemen. Evangelische kerk, zegt u een paar keer. Mijn vraag is welke kerk heeft u dan voor ogen? U beschrijft deze nogal romantisch. Als de onbetaalde rekening van de kerk, zo schreef u ooit. Maar is u dan niet bekend dat het ˋrepeterende afscheiden’, dat u de kerken van gereformeerde signatuur verwijt, even goed bij de evangelischen voorkomt? In mijn woonplaats zijn in 25 jaar tijd ten minste 5 afscheidingen van de eerste evangelische groepering gekomen. Conflicten zijn er rond leergeschillen, die gemeenteleden niet kunnen benoemen, maar die dikwijls samenhangen met de karakters van voorgangers.
Van de vitaliteit van de ambtelijke structuur is naar mijn mening meer te verwachten voor de identiteit van de kerk dan de hiërarchische – mannelijke - raad van oudsten.
Kenmerkend voor de samenkomsten van evangelische stromingen is de nadruk op de emotie, vooral bij het zingen van liederen. Volgens Spijkerboer nogal bedenkelijke liederen. Ik kan dat alleen maar beamen, omdat vaak vanuit een ˋarrivé’ geloofsattitude wordt gezongen (de goede hymnen niet te na gesproken). Veel opwekkingsliederen beklijven niet, de eerste bundel is al in de vergetelheid geraakt. Waarom negeert u de voortreffelijke liederenschat (psalmen en gezangen) van de kerk?
Wat is volgens u die geloofservaring van de evangelicalen? Een verticale verbinding met boven zegt u. Oftewel een persoonlijke relatie met Jezus hebben. De commercie schiet voortreffelijk in op deze behoefte aan expressie van gelovigen, bijvoorbeeld een ˋWhat would Jesus do-bandje’ om de pols (een mode die inmiddels voorbij is) of een shirt 'I am Jesus freak’ of vissen op auto's. Met ds. Dekker ben ik het eens dat die relatie nauwelijks of geen invloed heeft op de geseculariseerde levensstijl.
In hun theologie is nauwelijks of eenzijdig aandacht voor Israël, voor de verbinding van OT met NT (niet als Christenen voor Israël, zoals Van den Heuvel onlangs in zijn Kroniek in Kontekstueel beschreef). Waar die aandacht ontbreekt, ligt het antisemitisme op de loer. Dat is de les van ervaringen met kerken achter het ijzeren gordijn.
What is in a name? Geloven protestanten niet in het evangelie? Het lijkt mij goed met elkaar af te spreken over wie we het hebben: de evangelicalen van McGrath kunnen wij niet zo maar verbinden met de evangelische stromingen in Nederland.
Kern
Wat mij verbaast is dat Graafland geen bijdrage van de lutherse kerk in de PKN verwacht. Terwijl hij alles verwacht van het Lutherse uitgangspunt van de rechtvaardiging van de goddeloze (terug te vinden in de Augustana en de Leuenberger Konkordie) noemt hij hen niet. Zij zouden als luis in de pels toch een goede bijdrage kunnen leveren? Temeer daar zij naast de calvinistische traditie (Woord en Sacrament) een eigen liturgisch accent van Woord en sacrament hebben gegeven in aandacht voor verantwoorde liturgie in de eredienst. Bovendien hebben de Lutheranen jaren ervaring hoe te overleven als minderheidskerk in de samenleving. Overigens zijn begrippen als ˋrechtvaardiging’ en ˋgoddeloze’ aan mijn catechisanten nauwelijks meer over te dragen. Daarvoor is inderdaad een vertaalslag nodig, zoals Dekker bepleit. Daar is veel tijd en creativiteit voor nodig. Juist die discussie gaan evangelische stromingen niet aan.
Werking van de Heilige Geest
Aansprekend is het pleidooi voor aandacht voor het werk van de Heilige Geest. Deze Geest zet mensen in de vrijheid van denken en handelen. Woorden worden in daden omgezet (vruchten der dankbaarheid) Leer en beleven horen bij elkaar. Daar is toch ook ruimte voor in de eredienst van gereformeerde signatuur?
Ds. Dekker hamert op het onderscheid overlevings- en belevingscultuur. Is het niet zo dat vandaag de dag in onze samenleving veel mensen op hun tenen moeten lopen om te overleven? Denk aan mensen die hun baan verliezen, scholieren die de zin van hun leven niet kunnen ontdekken, die geen baan in het vooruitzicht hebben. Allochtonen jongeren die geen hoop op een toekomst hebben enz.. Het is dus een andere strijd dan voedsel bemachtigen, maar het is wel een strijd. Dekker heeft gelijk dat vroeger mensen hun afhankelijkheid van God in crisismomenten beleefden en dat is nu anders. Maar die crisismomenten zijn er wel degelijk. Die brengen mensen niet direct terug bij God, maar ze zoeken wel steun bij andere mensen. Daar moet de kerk present zijn in ˋwillen luisteren’. Dat vereist van haar leden de wil om te leren, de durf om kwetsbaar te zijn, de energie om present te zijn.
Het juk van het moeten
Weet Dekker, dat hij ongeveer 20 x het woordje moeten heeft gebruikt in wat hij ziet als antwoord van de kerk op de belevingscultuur? De kerk moet dit en ze moet dat. Om doodmoe van te worden. Daar passen we voor zeggen jongeren en niet alleen zij. Wie organiseert dit allemaal en voor wie? Is dat niet uw eigen programma?
Vanzelfsprekend moet de kerk een kritische instantie blijven tegenover het leven, de levensstijl van mensen. ˋDe kerk staat wel in de wereld, maar is niet van de wereld.’ De klant is in de kerk niet koning (u vraagt en wij draaien). Er zijn andere waarden en normen die niet bij de genotscultuur passen. De kerk is per definitie overlevingscultuur. Door het verzoenend werk van Jezus Christus wordt de kerk in de vrijheid gezet, en mogen gemeenteleden leven uit de werken der dankbaarheid. De kerk moet niets, zij mag leven van genade en vruchten der dankbaarheid laten zien. Blijvend is een kritische reflectie op woorden en daden, - sporen die met het heilig Evangelie?
Bonhoeffer
Bonhoeffer past in een overlevingscultuur (nationaal-socialisme), zegt Dekker. Hij legt accent op de mondigheid van de mens en dat je God niet als ˋgatenvuller’ (Lückenbüsser) in je leven mag gebruiken. Maar past de leerroute die hij in zijn seminarie Finkenwalde (van de Bekennende Kirche) heeft ontworpen juist niet in onze belevingscultuur? In zijn prachtige boekje Leven met elkander beschrijft hij die leerroute: stil worden voor God, bijbelstudie, onderkennen van afbrekende machten van de tijd, weerbaarheidstraining, theologische vakken. Alleen een bekwaam theoloog is een goede predikant! (vgl. op dit punt Firet)
Hoop
God houdt zelf Zijn kerk - in welke gestalte dan ook - in stand. En Hij geeft daarvoor een bepaald stramien dat in Handelingen te vinden is. Dat is: volharden in bidden, in de uitleg van de Schriften, in het breken van het brood en in de gemeenschap der heiligen (koinonia). Waarbij de Heilige Doop als toegang tot de gemeente voorondersteld wordt. En het heil in Christus als verkondiging voor heel de wereld. Dat is een spannend gebeuren, een zaak van leven en dood. Merken gemeenteleden dat aan hun voorgangers? Zijn die betrouwbare identificatiefiguren? Kiezen zij wel eens tegen hun eigen belang in? Investeren voorgangers in gesprekken met gemeenteleden om kwaliteit te bevorderen? Hebben we oog voor Gods ongekende gang door onze geschiedenis? Bijbelgetrouwe dogmatici zijn aan de VU werkzaam met een geestdriftig elan (Van der Kooi, Talstra). En vakbekwame, inspirerende theologen aan de kerkelijke opleiding naast de - in geloofsmatig opzicht steriele - staatsopleiding (Immink, Vos, Van der Meulen; voorheen Van der Velden en Noordegraaf). Het gesprek gaat beslist verder.