R.J. van Elderen
Profetie als gave van de Geest aan de gemeente
Als predikant in een niet al te grote dorpsgemeente, waar mensen in de kerk nog redelijk traditioneel zijn ingesteld, vind ik het een uitdaging om mee te denken over wat profetie is en voor ons vandaag kan zijn. Hoeveel ruimte is er voor profetie in een ‘gewone’ gemeente waar de kerkdienst nog een redelijk vast patroon volgt, en waar de vrouwenverenigingen (er is een nieuwe mannenvereniging, die straks met ruim 20 leden begint!) hun onderwerpen bespreken?
Volgens mij gaat het dan niet alleen maar om het vinden van vormen van profetisch spreken. Wil profetie gehoord kunnen worden, dan moet er ook geluisterd worden. Daarmee bedoel ik niet in de eerste plaats, dat er tijdens de preek meer aandacht moet zijn, maar nog veel meer, dat we samen verwachten dat God, onze Heer, met ons onderweg is en ons ook duidelijk wil maken waar Hij met ons naar toe wil gaan.
Inschakelen
Profetie is één van de gaven die de Geest geeft aan leden van de gemeente ten gunste van de gemeenschap. Het gevolg is dat een of meerdere leden van de gemeente in woorden laten horen welke oproep, bemoediging, correctie, aansporing, belofte of opdracht van de Heer er is voor een of meer leden van de gemeente of voor de gemeente als geheel. Daarbij gaat het niet om absolute uitspraken, die klakkeloos moeten worden aangenomen, maar om woorden die getoetst moeten worden. Stemmen ze overeen met de hoofdlijn van de Schrift, gaan ze niet in tegen specifieke uitspraken van de Schrift? Worden ze herkend door degenen die aangesproken worden?
Wanneer het gaat om de gaven van de Geest, moeten we niet in de eerste plaats denken aan blijvende vermogens die aan enkelingen geschonken worden, maar aan de manieren waarop de Geest mensen inschakelt om anderen te bereiken. Bijbels gezien is het juister om te zeggen dat degene die zich aangesproken weet meer een geschenk van profetie van de Geest ontvangen heeft dan degene die de betreffende woorden uitsprak. Wij overzien lang niet altijd hoe de Geest door ons heen werkt, maar we zijn geroepen in ontzag voor en vertrouwen op God te leven, en onze naasten bewust vanuit liefde te benaderen. Dan kan de Geest ons handelen en spreken tot een gave voor anderen maken. Blijkbaar was het in de situatie die Paulus kende zo, dat sommige mensen vaak door de Geest gebruikt werden om profetische woorden te spreken, zodat ze ook profeten genoemd konden worden (cf. 1 Kor. 14:29vv).
Bijbels gezien kan ik geen argumenten vinden om te stellen, dat de Geest dergelijke gaven niet meer kan of wil geven.
Richtingwijzend
Profetie betrek ik in mijn benadering bij het concrete leven van de enkeling of de gemeenschap. Ik denk daarbij niet aan proberen zicht te krijgen op de ontwikkelingen in de wereldgeschiedenis, om de weg naar het Koninkrijk te ontcijferen. Het verbaast me hoeveel mensen de woorden van de Here Jezus negeren: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden’ (Hand. 1:7). Zij doen alsof zij toch bij de Here God kunnen spieken en hun nieuwsgierigheid kunnen bevredigen. Profetie is in het Nieuwe Testament betrokken op de weg en opdracht van de gemeente en de gelovigen in hun concrete situatie, niet op bevrediging van nieuwsgierigheid naar de eindtijd.
In de bijbel is profetie vaak het belichten van de situatie waarin het volk of enkelingen zich bevinden, zodat zij zien welke weg de Heer hen wijst. Op grond van de situatie die benoemd wordt, klinkt dan ook vaak wat de Heer zal doen om het bestaande onrecht (dat men doet of ondergaat) recht te zetten. Wanneer er daarbij ook gesproken wordt over de verder verwijderde toekomst, dan is dat om te laten verstaan waarheen de Heer met zijn volk en zijn wereld onderweg is, ter bemoediging, als aansporing tot hoop en standvastigheid. Waar veroordeling klinkt, is dat eigenlijk altijd in het licht van de uiteindelijke heilsbedoeling van de Here God. Zijn oordeel in de geschiedenis is erop gericht mensen tot omkeer te brengen.
Aangesproken worden
Waar het gaat om de individuele gelovige, die oplet wat hem of haar door de Heer wordt aangereikt, zal eerder de luisteraar dan de spreker verstaan wanneer er sprake is van een gave van de Geest. Het gaat daarbij naar mijn ervaring vaak niet om woorden die als profetie worden bestempeld. Wie gespitst is op de weg die de Heer met haar of hem gaat, wordt meer dan eens geraakt door de woorden van een lied, een gebed, een bijbelgedeelte, woorden uit een boek, toespraak of preek, een opmerking van een vriend. Waar dit de weg wijst in het leven als volgeling van Christus, mag dit aanvaard worden als een profetisch woord, een geschenk van de Geest. Dan wordt bevestigd dat de levende Heer onze weg kent en ons op onze weg richting wijst. Hierbij gaat het vooral om een persoonlijk verstaan van de wijze waarop wij door de Heer in ons leven gevormd worden. Degene die spreekt zal zich er zeker niet in alle gevallen bewust van zijn, dat hij of zij woorden spreekt die voor de ander een vingerwijzing van God zijn. Maar waar gesproken wordt vanuit de verbondenheid met de Heer en met liefde voor degene met wie men in gesprek is, daar kan de Geest onze woorden in zijn dienst nemen en er meer mee doen dan wij ons realiseren.
Profetie in de gemeente
Nadrukkelijker wordt er in het Nieuwe Testament gesproken over de functie van profetie in de gemeenschap van de gelovigen. In het Oude Testament staat de profeet vaak tegenover de koning en de machthebbers. Om hen in Gods naam de weg te wijzen, om hen terug te roepen naar de trouw aan God en zijn geboden, om hen te waarschuwen dat onrecht door God gezien wordt en niet ongestraft zal blijven. Uit hun mond klinkt vaak: ‘Zo spreekt de Heer’ (bv. in Ez. 6:11; 37:5). Mannen van God, die met groot gezag spraken, afgezanten van de Allerhoogste. Mannen van naam, van wie de roeping beschreven wordt. Mannen van kracht, die de moed moesten hebben om als eenling tegenover de koning, de machthebbers en het volk te staan. ‘Zo spreekt de Heer!’ Ook mannen van bemoediging, die het volk hielpen om zich na straf van Gods zijde weer op Hem te richten en hun heil en herstel van Hem te verwachten. Mannen van blijvende invloed, want hun woorden werden opgeschreven en doorgegeven, zodat wij er tot op de dag van vandaag door onderwezen, gecorrigeerd en bemoedigd worden.
In het Nieuwe Testament is de situatie radicaal anders. Het volk van God overstijgt de grenzen van volk, staat en taal. Joden en heidenen worden een nieuwe gemeenschap. Het Woord is vlees geworden, er heeft nu één stem gesproken, die alles bijeenbrengt wat de profeten vroeger gesproken hebben. Jezus, de Zoon van God. ‘Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft’ (Hebr. 1:1v HSV). Waar de profeten stukjes van de puzzel lieten zien, voor zover dat in hun tijd nodig en mogelijk was, is het hele beeld ons getoond in Jezus, de enige Zoon van God.
Toetsing
In het vernieuwde volk van God zijn ook de gezagsverhoudingen gewijzigd. Christus is het hoofd van allen, maar de gelovigen onderling zijn broeders en zusters. Zo lezen we in Matteüs 23:7b-11 (NBG): ‘Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. En gij zult op aarde niemand uw vader noemen, want één is uw Vader, Hij, die in de hemelen is. Laat u ook geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn.’ Dit lijkt mij toch een sterke rem te zetten op elke vorm van hiërarchisch denken in de kerk van Christus. Het gezag van de apostelen ligt in het feit dat zij ooggetuigen geweest zijn van Jezus in de periode van zijn onderwijs en daden en van zijn kruis en opstanding. Profeten functioneren nu in het midden van de gemeenschap, en moeten getoetst worden (1 Kor. 14:29, 1 Tess. 5:21v). Dat betekent dat hun gezag anders is. Zij zijn niet gezaghebbend doordat zij profeet heten, maar hun woorden kunnen gezag krijgen, als ze als profetie, als een gave van de Geest herkend worden.
Een typerend voorbeeld vinden we in Handelingen 21:10-14: Na enkele dagen kwam er een profeet uit Judea, die Agabus heette. Hij zocht ons op, pakte Paulus’ gordel en bond daarmee zijn eigen handen en voeten vast. Toen zei hij: ‘Dit zegt de heilige Geest: Zo zal de man van wie deze gordel is, worden vastgebonden door de Joden in Jeruzalem, die hem aan de heidenen zullen uitleveren’. Toen we dit hoorden, drongen wij en de gelovigen van Caesarea er bij Paulus op aan om niet naar Jeruzalem te reizen. Maar Paulus antwoordde: ‘Waarom proberen jullie me door je tranen te vermurwen? Ik ben niet alleen bereid me in Jeruzalem gevangen te laten nemen, maar ook om er te sterven omwille van de naam van de Heer Jezus.’ Omdat hij zich niet liet overreden, deden we er het zwijgen toe en zeiden alleen nog: ‘Laat gebeuren wat de Heer wil.’ Hier gaat het niet zozeer om de inhoud van de profetie, maar om de conclusie die eraan verbonden wordt. Waar de anderen het verstaan als signaal dat Paulus niet naar Jeruzalem moet gaan, verstaat hij het als bevestiging dat hij zich moet voorbereiden op gevangenschap en veroordeling. Deze profetie was al meerdere keren uitgesproken (zie Hand. 20:23).
Elkaar willen horen
Een gemeente die open is voor profetie moet een gemeenschap zijn die samen bewust oplettend is: wat wordt ons door de Heer aangereikt, op welke wijze belicht Hij ons leven en de weg van onze gemeenschap? Welke correctie, bemoediging, vermaning wordt ons gegeven, welke richting wordt ons gewezen? Zonder de dragende grond van een luisterende gemeenschap van mensen die het verlangen delen om zelf en samen hun Heer te volgen, is er weinig ruimte voor profetie.
Naast het samen luisteren is er ook de bereidheid nodig om naar elkaar te willen luisteren, om van elkaar te leren. Ontvankelijkheid voor de gaven van de Geest, waartoe de profetie behoort, betekent ook dat we verwachten dat ieder van de leden van de gemeenschap door de Geest kan worden ingeschakeld om inzicht te ontvangen of profetie uit te spreken. Ieder lid kan door de Geest worden gebruikt om een gave te delen met de gemeenschap. Dat is de vrijheid van de Geest (1 Kor. 12:11), die ons losweekt van de vaste patronen van erkenning en afwijzing, maar ons leert elkaar te zien als mensen door wie de Geest van God, de Geest van Christus kan werken ten goede van de gehele gemeenschap. Ook dat is een toepassing van de regel in Filippenzen 2:3 (NBG): ‘in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf’. Of om het anders te zeggen: ook hier geldt dat de vrucht van de Geest (Gal. 5:22) minstens zo belangrijk is als de gaven van de Geest. Want als liefde en zachtmoedigheid ontbreken, dan zijn we niet eens in staat om op te merken dat een niet-gerespecteerd gemeentelid woorden van wijsheid en waarheid spreekt. (Tegen deze hoogmoedige houding richt zich de argumentatie in 1 Korintiërs 12:20-26, terwijl in vs. 14-19 gewaarschuwd wordt tegen gevoelens van minderwaardigheid, waardoor gemeenteleden zichzelf diskwalificeren als iemand door wie de Geest kan werken.) Want dan weten we van tevoren al dat we niet willen luisteren naar hem die zijn stokpaardje weer berijdt, of naar haar die altijd wel iets aan te merken heeft.
Luisteren naar het Woord
Naast de voorwaarde dat een gemeenschap of gemeente zich verstaat en opstelt als een gemeenschap van dienaren van Christus, die met verwachting uitzien naar de wijze waarop hun Heer met hen verder gaat en hen inzet in zijn werk, is er de voorwaarde van de vertrouwdheid met het Woord. Zonder vertrouwd te zijn met de weg van God met zijn volk Israël, zonder thuis te zijn in de openbaring van Jezus Christus en het getuigenis van de apostelen, weten wij niet of wij wel meegaan op de weg die Jezus ons wijst. Het ontbreekt ons dan ook aan de noodzakelijke kennis om te beoordelen of wat gezegd wordt aansluit bij de weg van God, zoals die ons al is geopenbaard. Om te kunnen komen tot het doorgeven van profetie, moet ik thuis zijn in de Schrift. Het streven naar het profeteren (1 Kor. 14:1) omvat naar mijn inzicht in ieder geval het aandachtig lezen van de Schrift. Op verwachte en onverwachte momenten kan het luisteren naar wat geschreven staat, tegen de achtergrond van de vragen die in een bepaalde situatie leven, leiden tot dieper verstaan van wat we mogen verwachten of wat ons te doen staat. ‘Nu we vandaag dit stukje lezen, en nadenken over het jeugdwerk in onze gemeente, valt het me op dat hier staat….’ Ook in een pastoraal gesprek, waarin het luisteren naar elkaar en het stil zijn voor God een plaats krijgt, kan een bijbelgedeelte of een lied of een beeld, een plaatje dat zich vormt in iemand voorstellingsvermogen, een sleutel aanreiken om op een nieuwe manier te kijken naar de situatie. Dat kan bemoedigen en tot rust brengen, maar het kan ook aan het licht brengen waar problemen zitten die nader onder ogen gezien moeten worden.
Dat pleit ervoor om bijbellezing en gebed niet alleen standaardelementen te laten zijn bij de opening van een vergadering of bijeenkomst, maar aan elkaar te vragen wat dit teweeg brengt en oproept. Juist in de kleinere kringen binnen een gemeente kan hiervoor ruimte gemaakt worden, ruimte die ontbreekt in een kerkdienst. Daar is het aantal aanwezigen vaak te groot, en de vertrouwdheid met elkaar te klein om vrijuit te kunnen delen welke indrukken het Woord heeft achtergelaten. In de kleinere kring is er ook meer ruimte voor vertrouwelijkheid, waarin ook iets gedeeld kan worden van de uitwerking van de woorden die gesproken worden. Dat vraagt nog nadrukkelijker om een sfeer van liefde, van elkaar aanvaarden als mensen met wie de Heer onderweg is. Op die weg komen onze gebreken en fouten aan het licht, maar meer nog de manier waarop de Heer ons daar doorheen een weg wijst, waarin wij groeien in verbondenheid met Hem en openheid voor elkaar.
Dr. Reinhard van Elderen is predikant van de Gereformeerde Kerk (PKN) te Eemdijk
Mailadres: