H.G.J. van Dolder
Een persoonlijk document
Breed en vreemd
Het stemt bescheiden het boek ‘Missionair en marginaal’ - in de ondertitel aangeduid als ‘kleine theologie’ - te bespreken. Want er passeert heel veel de revue. Naast klassiekers zoals Augustinus, Calvijn, Barth en Bavinck komen ook veel discussies en publicaties van de laatste tien jaar langs. Aan belezenheid en analytisch vermogen ontbreekt het de schrijver niet. Het is ook een persoonlijk boek en dat maakt het tot een theologie die herleidbaar of herkenbaar is. De puzzelstukjes van artikelen, lezingen of preken van Dekker komen in een breder verband te staan.
Het boek begint expliciet heel persoonlijk en het blijft een persoonlijk document. Dat maakt het ook tot een spannend boek. Het doet wat met je. Je voelt herkenning of het gaat schuren. Het is geschreven vanuit geloof, verlangen en teleurstelling. Bij het lezen ga je je daar ongemerkt aan spiegelen. Wanneer en waar ben ik zelf opgegroeid en hoe heeft dat mijn theologiseren beïnvloed? Zelf studeerde ik in de tijd van ‘Godsverduistering’ en kijk daar niet met verlangen op terug. In mijn beleving moest ik gaandeweg echt bekeerd worden van een ongeloof in evangelie en kerk om nog aansprekend te zijn in deze tijd. De Angelsaksische praktijk en theologie zijn daarbij een grote bron van inspiratie, die ik kon gebruiken in gemeenten in Nederland waar wat gebeurde: de Nieuwe Kerk en de Jacobikerk in Utrecht, de Oude Kerk in Rotterdam-Delfshaven, nu in De Brug in Amersfoort. Ik besef dat ik in een inspirerend deel van de kerk gewerkt heb en werk, maar om de diepgaande vragen van Dekker over onze cultuur en de kerk kan ik niet heen.
Oordeel
Het boek zet echter veel te zwart en te zwaar in met verhandelingen over crisis en oordeel. De secularisatie en kerkverlating in Nederland zijn ernstig. Maar door direct veel op de kaart van het oordeel te zetten, komt het boek in de schaduw van een bepaald godsbeeld te staan waar Dekker meer nuance in had kunnen aanbrengen. Voor de inbreng van de notie ‘oordeel’ beroept hij zich met name op de omgang van God met Israël in de woestijn en rond de ballingschap. Dit oordeel staat bijbels-theologisch in de context van dat deel van het Oude Testament, waarin zegen en vloek zich vaak concreet in het leven zelf manifesteerden. Later ontwikkelden zich de apocalyptiek en eschatologie, waardoor ook noties als oordeel verschoven. In het Nieuwe Testament wordt niet meer zo direct het oordeel van God herkend, zonder dat dit afdoet aan het geloof in de Heer, die hemel en aarde regeert.
Door meer achtergrond te schetsen, zoals de schrijver later in hoofdstuk 5 rond het Koninkrijk van God doet, had hij hier meer blauw tussen de wolken gegeven. Geloof in een oordeel van God kan betekenen, dat je gelooft dat wie Gods wegen niet gaat, te gronde gaat. Dat kan op een immanente manier (God geeft zijn geboden omdat Hij weet wat de gevolgen zullen zijn) of op een transcendente manier (God straft door persoonlijke inmenging in onze levensgang). Nadruk op de eerste of laatste geeft een ander Godsbeeld. Dat God ons in onze verregaande verering van onze autonomie vrij laat maar ook tegen de gevolgen op laat lopen, geeft een ander beeld dan van een God, die ons straft door ellende of verminderde aanwezigheid. Toch is dat laatste beeld voor mijn gevoel dominant in de schildering van crisis en oordeel.
Vervolgens zet Dekker stevig christologisch in en voert een pleidooi om dit weer echt serieus te nemen, ook als dit moeilijke discussies oplevert. In deze gedeeltes zitten we dicht op de passie van Dekker. We kunnen niet om Jezus Christus heen. In Hem ligt ons heil. Daar moeten we het zoeken met een radicaliteit als van Bonhoeffer. In deze lijnen zitten de goede vragen aan de kerk van vandaag. Ik hoop dat het boek stimulerend is om met deze vragen aan de gang te gaan in breder verband.
Vreemd
In de lijn van Barth wordt het evangelie als ‘vreemd tegenover’ een sterke stem in het boek. Deze theologie is zeker goed als geweten. Om ons scherp te houden of wij God niet voor ons karretje spannen. Deze stem klinkt regelmatig in het boek en we moeten haar zeker niet het zwijgen op willen leggen. Maar het strenge benadrukken van het vreemde in het evangelie sluit veel wegen vroegtijdig af om te verkennen als het om de missionaire vragen gaat. Aanknopingspunten, geloof in iets, ervaring (buiten de preek), rationaliteit, ethiek, vormen: veel zaken worden gewantrouwd als factor die het tij van evangelie en kerk in het westen zou kunnen keren. Daarin vind ik het als boek voor een missionaire organisatie (Dekker werkt bij de IZB, vereniging voor zending in Nederland) die midden in de praktijk staat, teleurstellend. Ook lijkt Dekker niet zoveel boodschap te hebben aan de enorme veranderingen in de cultuur, die naast de secularisatie een rol spelen. Om in hoofdstuk twee de neergang van de kerk in Rotterdam-Delfshaven als ‘het afsterven van het graan’ puur theologisch te duiden, gaat voorbij aan het sociologische feit dat de grootste oorzaak van de enorme krimp migratie was. De middenklasse verhuisde naar de buitenwijken en veel andere culturen bevolkten de goedkope huurhuizen in de oude wijken. In missionair opzicht moet de kerk vandaag theologisch én sociologisch een antwoord vinden.
Preek
Wanneer Dekker op zoek gaat naar het centrum waar de ‘ervaarbare reële bemiddeling van het heil’ plaats moet vinden, komt hij bij de preek uit. Voor de vernieuwing van het protestantisme dient de preek weer een centrale plaats te krijgen. Hier is de schrijver op vertrouwd terrein. Hier ligt zijn hart, zijn gave. En hij kan hier heel mooie dingen over schrijven. De gedeelten over relationele hermeneutiek zijn het herlezen waard. Hierin zijn de vele ervaringen rond Areopagus, IZB-centrum voor contextuele en missionaire prediking, te proeven. Maar ook hier dringt zich weer de vraag op: zijn er dan geen andere wegen dan de preek, die ervaarbare bemiddeling van het heil zijn of hier minstens aan bij kunnen dragen? De sacramenten zouden meer aandacht moeten krijgen, klinkt het. Maar geen woord over de plaats in de kerk van ‘het beeld’ waardoor de cultuur om ons heen voornamelijk communiceert. En mogen we de preek ook verbreden tot verkondiging, waardoor we een veel breder palet van mogelijke communicatiemogelijkheden gaan zien, waarover christenen en de kerk beschikken? Zo zou ook de IZB door dit boek nog een paar goede cursusideeën krijgen: bijvoorbeeld ‘cursus voor contextuele en missionaire liturgie’?
Binnen en buiten
In hoofdstuk 8 wordt uitgelegd waarom het niet goed is alleen maar naar voren en naar buiten te kijken. We moeten goed naar binnen en naar achteren kijken. Toch ben ik blij dat er allereerst een afdeling ‘missionair werk en kerkgroei’ ontstaan is in plaats van ‘gemeentevernieuwing en geloofsverdieping’. Zelf geloof ik in de genade die ons volgens Dekker mogelijk weer gegeven zou kunnen worden, dat in het delen van het evangelie we zelf ook weer dichter bij de kern komen. Maar ik geloof ook dat hier de belangrijkste bron van gemeentevernieuwing ligt. Wanneer we wat ons ten diepste beweegt op een manier willen delen die mensen buiten de kerk echt bereikt, zullen we ook andere vragen moeten gaan stellen. Ook de vraag of de ledenuittocht uit onze kerk mede een gevolg is van de subcultuur waar christelijk Nederland in terecht gekomen was en gedeeltelijk nog steeds in leeft. Kunnen we zonder het vreemde van het evangelie van Jezus Christus op te geven, wel onze eigen vreemde cultuur opgeven als zij in de weg staat om te communiceren met de mensen om ons heen. Dan moet de kerk wel weer opnieuw contextualiseren.
In deze noodzaak van contextualisatie zie ik ook missionaire gemeentevorming. Het is jammer dat Dawn in dit hoofdstuk als voorbeeld genoemd wordt. Het zou interessanter geweest zijn als nieuwere bewegingen in ons eigen land in het verhaal betrokken waren: zoals Redeemer, International Church Plants of Urban Expression. Praktisch is de IZB-studiesecretaris weer heel breed en ruim: in nieuwe projecten ziet hij het liefst oecumenische samenwerking en er moet ruimer nagedacht worden over ambt en sacramenten op de pioniersplekken. En ook hier klinkt het pleidooi: wees duidelijk over je identiteit.
Biografie en theologie
Het boek sluit af met een mooi verhaal van Nouwen over twee ongeboren kinderen die discussiëren of er meer is buiten of na de werkelijkheid die zij op dat moment ervaren. Hoe kunnen we als christenen iets zeggen over de werkelijkheid van God in Jezus Christus? Op een van de laatste bladzijden van het boek stelt Dekker zichzelf de interessante vraag, waarom hij helemaal niet uit de voeten kan met de apologetiek zoals Alister McGrath,Tim Keller en Tom Wright die beoefenen. Ligt het aan zijn persoonlijkheidstype? Ik denk dat het daar mee te maken heeft. Ik kan wel wat met deze drie theologen. Dat zal ook vast wel te verklaren zijn. Ons theologiseren is onlosmakelijk verbonden met de tijd waarin we leven, de geografie waar onze roots liggen, hoe we psychologisch in elkaar zitten. Maar er zijn zeker ook constanten, waar we elkaar op aan mogen spreken. Ik hoop dat dit boek veel goede gesprekken op gang brengt over onze biografie en theologie, maar zeker over wat we geloven over Jezus en het heil in Hem en hoe we dat delen met anderen.
Naar aanleiding van:
Wim Dekker, Marginaal en misisonair. Kleine theologie voor een krimpende kerk, 205 blz.; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2011
Drs. Hans van Dolder is predikant (PKN) te Amersfoort