november 2011 (26e jaargang nr. 2)
Bijbelstudie
Behalve in zijn boeken en artikelen komen we het theologische gedachtegoed van Van Ruler ook in zijn meditaties op het spoor. Wie deze aandachtig leest merkt hoe hij dacht over God, over de Zoon en over de Geest van God. Luisterend naar de Schriften legt Van Ruler de vinger bij wat de bijbelverzen over God en zijn daden zeggen. En hij doet dat op zo’n manier dat de lezer erdoor wordt verrast.
Een mooi voorbeeld is de meditatie die we hieronder opnemen. Van Ruler heeft nogal eens aandacht gevraagd voor het eigen werk van de Geest. Zo ook in deze overdenking, opgenomen in de bundel Dichter bij Marcus. Over het evangelie naar Marcus 1-8 (Nijkerk 1974). Waar de Geest werkt komt de tegenstrijdigheid erin. Wat bedoelt hij?
A.A. van Ruler
WOESTIJN
En terstond dreef de Geest hem uit naar de woestijn. En hij werd in de woestijn veertig dagen verzocht door de satan en hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden hem.
Marcus 1:12, 13
Drie dingen vallen ons hier op:
1. de tegenstelling;
2. het tegendeel;
3. de tegenstrijdigheid.
Tegenstelling
Het eerste is de tegenstelling. Onmiddellijk volgen op elkaar de doop in de Jordaan — dat is een hoogtepunt, in het water — en de verzoeking in de woestijn — dat is een dieptepunt. Zo gaat het in het messiaanse leven van Jezus. Deze twee dingen staan aan het begin van zijn messiaanse optreden. Zij blijken daar vlak bij elkaar te liggen: het verhevene en het ridicule; het heerlijke en het erge; de glanspunten en de donkere vlekken.
Wat de messias beleeft, beleeft hij in onze plaats, met ons mee, verhevigd en verdiept. Wij kennen ook dat verlopen van het leven in zo felle tegenstellingen. In het natuurlijke leven van onze stemmingen: zó zijn wij boven op de berg en zó tuimelen wij bodemloos diep in de afgrond. In het morele leven van onze zedelijke inspanning: zó leven wij midden in een ophoping van zedelijke energie en zó zijn wij prijsgegeven aan de ergste verzoeking. In het geestelijke leven van ons hart: zó maken wij hoogtijdagen door van intens geestelijk leven en prompt daarop komen de meest triviale dingen van het alledaagse bestaan; na een lichte avondsmaalszondag de grauwe praktijk van de maandag.
Tegendeel
Maar de dingen gaan dieper. Wij graven door deze tegenstellingen heen tot in het tegendeel dat in de tekst verscholen ligt. Jezus was vol van de Heilige Geest, zegt Lucas. Hij werd door de Geest geleid, zegt Marcus. Máár: zo werd hij in de verzoeking geleid.
Wij maken ons daar gewoonlijk andere voorstellingen van: als iemand vol is van de Heilige Geest, gaat het volgens ons ook alles hoog-geestelijk toe bij zo iemand. Het moet bij elkaar passen. Maar dan leert de bijbel ons anders. Het past niet. Er is het tegendeel. De Geest verkeert in zijn tegendeel, gaat in in zijn tegendeel. De Geest leidt in in het vlees. Hij doet het vlees kennen. Hij maakt openbaar wat het vlees is. Hij doet erkennen dat men vlees is. Dat is echt het werk van de Heilige Geest: niet dat men al geestelijker wordt en steeds hoger stijgt, maar dat men steeds meer en steeds dieper en inniger erkent dat men vlees is en anders niet. Een mens houdt dan op te begeren tegen het oordeel van God.
God zegt dat wij vlees zijn en door het werk van de Geest leren wij dit waar te laten zijn. De Geest ‘dreef’ (Marcus) Jezus uit de woestijn ‘om’ (Mattheus) verzocht te worden door de duivel — en zó, werkelijk worstelend met de verzoeking was hij ‘vol’ van de Heilige Geest. Hier geldt voortdurend het tegendeel: wie vol is van de Heilige Geest, is leeg in zichzelf: wie rijk is in de Geest, slijt zijn dagen in geestelijke armoede; wie werkelijk leeft het leven van God, sterft alle dagen; wie met Gód leeft, is méns — en anders niet. De Geest kleedt zich in het gewaad van zijn eigen tegendeel. Van het leven tasten wij alleen de dood; van de waarachtigheid van God alleen de leugen; van de genade alleen de zonde; van de overvloeiende volheid alleen de gapende leegte.
Tegenstrijdigheid
Dit brengt ons dan meteen tot het derde: de tegenstrijdigheid. De Geest drijft ons in de woestijn. Dat is de plaats van de onherbergzaamheid. Daar voelen wij ons niet thuis. Denk aan wat de mystieken, de grote bevindingsmensen van alle eeuwen gezegd hebben: hij laat mij gedurig in de duisternis en in de barre eenzaamheid; waar ik géén gevoel van Gods genade heb; waar ik geestelijk dor en doods zonder bevinding, zonder een levendige indruk van Gods liefelijkheid ronddool. Het hart wordt een woestijn. Het leven wordt ons een woestijn. De hele wereld komt als een woestijn om ons heen te liggen. Dat is echt werk van God en van de Heilige Geest, want dan pas wordt het echt-geestelijke geboren.
Het gevoel is slechts het begin van de mystieke weg en van de gemeenschap met God. Wanneer het leven geestelijk rijpt, komt de tegenstrijdigheid erin; dan leer ik in alle dorheid en doodsheid tegen alles in vast te houden aan zijn Woord. Zoals Jezus in de woestijn deed, tegen de verzoeker in, toen hij dus het tegengestelde ondervond en zei: er staat geschreven. Daartoe brengt God ons gedurig in de woestijn om ons te leren genoeg te hebben aan zijn beloften. Het volop geestelijke is: blijven in wat God gesproken heeft, voortschrijden in het oordeel van God over alle dingen, wandelen in zijn raad. Hart en leven en wereld worden dan steeds meer een woestijn: zij zijn zo totaal anders dan wat God erover zegt. Hij wil zijn heerlijkheid over alle dingen en wij zien telkens weer in het verderf.
De woestijn is verschrikkelijk; wij dreigen om te komen in ons verloren bestaan. Maar God weet niet van ophouden. Wij worden niet alleen in de woestijn binnengeleid, maar wij worden ook in de woestijn rondgeleid. Er wordt nadrukkelijk in het evangelie naar Lucas gezegd dat hij rondgeleid werd in de woestijn door de Geest en voortdurend verzocht werd door de duivel. Zo maakt de Geest zijn gang en treden vast in het Woord. Daarom moeten wij ons niet verbazen over ons dode hart, ons geteisterde leven, deze schrikbarende wereld. Zij zijn woestijn. Inderdaad, zij worden het steeds meer. Maar in het leven met God is de tegenstrijdigheid wezenlijk. Er zit iets van het kruis in. De Geest brengt ons in de onherbergzame oorden van de verschrikking, opdat wij in de tijd werkelijk op God zelf geworpen zijn. Zo dienen de engelen ons. Zo zijn wij bij de wilde dieren. De diepten en de demonen staan om ons heen. Maar door de boodschappers en de woorden van God worden wij op de been gehouden. Op een andere wijze kan men niet mens zijn en leven in de tijd.