38e jaargang nr. 3 (mei 2024)
thema: Ezechiël. De heerlijkheid van de Heer in het geding
Sanity in het Israëlisch-Palestijnse conflict
Johan Visser
Wanneer ik dit schrijf, is het een half jaar geleden dat de wereld werd opgeschrikt door het gruwelijke terroristische geweld van Hamas in het zuiden van Israël. Een paar weken later trok het Israëlische leger de Gazastrook binnen en zijn er, na de 1.200 Israëlische doden, volgens schattingen 30.000 Palestijnen omgekomen. Ook in Nederland zijn de emoties rond de oorlog en het zo geladen conflict tussen Israël en de Palestijnen hoog opgelopen.
Te midden van al het publicitaire en activistische geweld verlangde ik naar wat de Engelsen sanity noemen – het woord dat ‘gezond verstand’ of ‘gezondheid’ betekent, maar waarin ook iets doorklinkt van bedachtzaam en gezuiverd denken en spreken.
Twee recente bundels trokken mijn aandacht tijdens die zoektocht naar zulk spreken. Een bundeling van opiniestukken en toespraken van de Joodse schrijver David Grossman, De prijs die we betalen: essays, en een bundel van voornamelijk Joodse Nederlandse schrijvers en opiniemakers met de intrigerende titel Wie over vrede spreekt, heeft moed. Ze schrijven vanuit het Joodse perspectief, maar niet zonder zelfkritiek en zonder oog voor het Palestijnse perspectief.
De bundel essays van Grossman begint en eindigt met de schok van het barbaarse kwaad dat Israël op 7 oktober trof, maar daartussen gaat het over een andere schok die Israël niet lang daarvoor had getroffen: de rechts-extremistische regering-Netanyahu die in 2023 honderdduizenden op de been bracht in protest tegen de juridische hervormingen. Grossman is niet mals in zijn kritiek op Netanyahu en zijn regering die wordt gesteund door fascistische splinterpartijen en religieuze fanatici. De woede en verontwaardiging over dit verraad van alles waar Israël in Grossmans ogen voor staat, proef je in de bijdragen. Ook hij zoekt naar sanity: naar een land waarin de menselijkheid en gerechtigheid van allen telt en ook naar een manier om innerlijke gezondheid en hoop te bewaren in een samenleving waar ‘de illusie van de wonderlijke nationale eenheid’ in diggelen ligt en de krachten van anarchie en dictatuur zijn opgeroepen.
Onwil en onmacht
Toch steekt Grossmans kritiek nog veel dieper als hij de vinger legt bij de bezetting van de Palestijnse gebieden en de onwil en onmacht van de Israëlische samenleving om die echt onder ogen te zien en te zoeken naar een politieke oplossing. Treffend vond ik dat Grossman vertelt dat de bezetting onder Israëli’s ‘de toestand’ wordt genoemd, waarin de berusting doorklinkt. Ik geef een wat langer citaat: ‘Wij, die in “de toestand” zijn geboren, hebben ons er al bij neergelegd dat onze kinderen en kindskinderen gedoemd zijn te leven met het zwaard en ook te sterven door het zwaard. We weten al dat macht geen garantie is voor de overwinning. Dat elk zwaard een tweesnijdend zwaard is. We weten het, maar sluiten ons ervoor af. We trekken ons meer en meer terug in onszelf en geven ons over aan apathie en fatalisme, aan de troost die wordt geboden door de godsdienst en aan de zelfverheerlijking die wordt geboden door nationalisme. En natuurlijk zoeken we naar comfortabele, makkelijk toegankelijke toevluchtsoorden, naar idols die voor onze glazige ogen schitteren en ons afleiden van de angstaanjagende en soms ontwrichtende vragen waarmee het conflict ons confronteert’ (blz. 44-45). En Grossman heeft hierbij een scherpe profetische blik als hij ziet dat de patstelling en ‘de vicieuze cirkel van geweld, wraak en tegenwraak’ een leegte heeft geschapen die gevuld wordt door 'een toestroom aan extremistische, nationalistische en fundamentalistische krachten’, die bedreigend zijn voor zowel de Palestijnen als de Israëli’s. Het bewijs daarvan werd gegeven op 7 oktober.
Vrolijk word je niet van het lezen van Grossmans beschouwingen. Hoewel 7 oktober de politieke situatie in Israël heeft veranderd, blijft hij pessimistisch over de toekomst. In de eerste bijdrage, die de angstige titel draagt ‘Wie zullen wij Israëli’s zijn als wij na deze tragedie herrijzen uit de as?’, geeft hij een somber vooruitzicht: verzoening tussen Joden en Palestijnen is, na wat er op en na 7 oktober is gebeurd, verder weg dan ooit en ‘Israël zal na de oorlog veel rechtser, militanter en racistischer zijn.’ De sanity die Grossman biedt is een grimmige en ontnuchterende voor wie hoopt op een minimale vrede en een basis van gerechtigheid voor alle mensen in het heilige land. Er is veel moed en tegendraadse hoop nodig om nu over vrede te spreken en de krachten van haat en geweld te weerstaan.
Hartenkreten
Dat proberen achttien Nederlandse auteurs in de bundel met deze moedige titel – al dekt deze in mijn ogen de lading niet helemaal. Het is ook meer, zo schrijft samensteller Leonard Ornstein in het voorwoord, ‘een hartenkreet, een schreeuw om begrip voor de complexe werkelijkheid waar Israëli’s en Palestijnen voor staan’. En deze hartenkreten zijn nog teveel geschokt om helder over de vrede te spreken. Bovendien zijn het stemmen uit Nederland, die, hoewel op allerlei manieren (intens) verbonden met de mensen en de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden, toch van enige afstand naar het conflict kijken. Voor de meesten speelt ook een andere realiteit die na 7 oktober is opgeroepen: het onbegrip voor Israël en het antisemitisme dat door de scheuren van de verontwaardiging en woede (of het cynisme) over het geweld naar buiten is gekropen.
Wat me raakte in vele bijdragen is hoezeer de gruwelijke terreur van Hamas de wonden en herinneringen van de Sjoa en het antisemitisme heeft opengereten en opgeroepen. Het woord ‘pogrom’ (‘het bekendste Russische woord’, aldus Tommy Wieringa) dat in veel bijdragen valt, spreekt boekdelen. Dit was de eerste pogrom na 1945, met meer dan duizend willekeurige slachtoffers, van wie er velen op gruwelijke, barbaarse wijze zijn omgebracht. Wat veel van de schrijvers steekt is het gebrek aan medeleven met dit gruwelijke lijden en hoe snel de daders van de pogrom ‘op mysterieuze wijze waren omgetoverd tot slachtoffers’ (Elma Drayer). Op verschillende manieren proberen de auteurs dit fenomeen te begrijpen – ook omdat men zich verraden voelt door progressieve bondgenoten. Waarom is hun morele verontwaardiging zo eenzijdig, hoe kunnen ze sympathie hebben voor de fundamentalisten van Hamas, en beseffen ze niet dat Israël de enige plek in die regio is waar ruimte is voor hun progressieve waarden? Is het omdat de Palestijnen meer slachtoffer zijn dan de Joden en slachtofferschap vandaag een bijzondere morele status oplevert? Is het omdat Israël in het progressieve discours van kolonialisme als een wit, Westers koloniaal project wordt gezien? Dat is voor de Joden als een niet goed in hokjes passende minderheid wel zuur, zoals Robert Vuijsje en Emile Schrijver duidelijk maken: ‘Joden zijn niet wit.’ Of is het toch gewoon het antisemitisme, dat veelkoppige monster dat nu weer in nieuwe gedaanten en met nieuw vuur de kop op steekt? Het laatste is de grootste angst en verontwaardiging die in de hartenkreten van deze bundel doorklinkt: dat de begrijpelijke en terechte woede over wat de Palestijnen meemaken en de geoorloofde kritiek op de staat en regering van Israël zich ook richt op Joden hier en vervlochten raakt met antisemitische stereotypen en haat (‘de Joden hebben de media, de banken en overheden in handen’; ‘From the river to the sea…’)
Uit de bijdragen wordt duidelijk wat een ingewikkelde kluwen van zoveel oorzaken, gevoelens, trauma’s, verhalen en visies het Israëlisch-Palestijnse conflict is. Juist dat ingewikkelde maakt het moeilijk om hoopvol naar de toekomst te kijken. Net als Grossman zijn deze schrijvers niet optimistisch over het vooruitzicht op vrede of het verdwijnen van het antisemitisme. Met Hamas als buur is niet te leven, maar het lijkt me realistisch als Marja Vuijsje achter de duizenden slachtoffers van de Gazaoorlog ‘een nieuw leger van getraumatiseerde broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes’ ziet opdoemen die ook weer in de cirkel van wraak zullen stappen.
De enige hoop die een aantal auteurs koesteren is dat mensen ooit een keer moe worden van het geweld, zoals Marcel Möring, die in zijn bijdrage met de treffende titel ‘Wachten op de uitputting’ Noord-Ierland als voorbeeld oproept. Na honderd jaar is de ellende aan weerszijden zo groot, dat men de strijdbijl erbij neergooit. Anderen, zoals Marcel Levi, hopen net als Grossman dat aan beide kanten de zwijgende meerderheid wakker wordt en de moed krijgt om zich uit te spreken voor de vrede en tegen de fanatici die hun toekomst gijzelen. De minderheden aan beide kanten van het conflict die koppig blijven zoeken naar verbinding en vrede, leggen helaas weinig gewicht meer in de schaal van de hoop.
Scheurtjes
God speelt nauwelijks een rol in de bijdragen van deze seculiere en redelijk beschaafde en goedwillende mensen. Grossman verontschuldigt zich bijna voor zijn atheïsme en de anderen spreken niet over God, of het moet de gevaarlijke partijgod van de fundamentalisten en de nationalisten zijn. Ik moet bekennen dat het ontbreken van God in deze bijdragen me eerst wel een gevoel van sanity gaf. Ik heb het moeilijk met al het ijdel en simplistisch gebruik van het Woord en de zaak van God in dit conflict en ik deel de verontwaardiging over het religieuze fanatisme dat uit zogenaamde liefde voor God een grof gebrek aan eerbied en liefde voor mensen tentoonspreidt – mensen die het beeld van God dragen. Beseffen ze dan niet dat in elk slachtoffer het beeld van God kapot wordt gemaakt? Maar hoe langer ik in het seculiere universum van deze bundels vertoefde, hoe meer ik ging verlangen naar scheurtjes in het ‘immanente frame’ waarin de laatste hoop ligt in de verrijzenis van de weldenkende, maar zwijgende, of de door het conflict murw gebeukte meerderheid.
Dit zo religieus geladen conflict vraagt toch om God, om de niet minder realistische en ernstige, maar wel hoopvolle sanity van het wachten op God. God, die lijdt aan de onmacht en onwil van ons mensen om vrede te stichten. God, die de cirkel van de dood en de wraak kan openbreken en een weg door de zee en de woestijn banen – Hij heeft het al vaker gedaan.
David Grossman, De prijs die we betalen: essays (Cossee, 2024);
Robert Vuijsje e.a., Wie over vrede spreekt, heeft moed: Nederlandse schrijvers over de oorlog in Israël en Gaza (Prometheus, 2024). De opbrengst van het boek gaat naar het vredesproject Hagar voor Joods-Arabisch onderwijs voor gelijkheid.
J. H. Visser is predikant in de protestantse Noorderkerk te Amsterdam. Mailadres:
- Raadplegingen: 98