38e jaargang nr. 4 (juli 2024)
thema: Onopgeefbaar verbonden?! De relatie tussen kerk en Israël
Koos Snaterse
Is het beloofde land vervuld in Christus?
Is de belofte van het land vandaag nog geldig of al vervuld in Christus en hiermee ten einde? Het antwoord op deze vraag bepaalt mede hoe wij tegen het conflict tussen Israël en de Palestijnen aankijken, maar ligt allereerst ten grondslag aan hoe wij de Bijbel lezen. Zijn er Bijbels-theologische en hermeneutische coördinaten die ons helpen om op dit punt de Bijbel zorgvuldig ter sprake te brengen?
Aan de basis ligt de hermeneutische vraag naar de verhouding tussen het Oude en het Nieuwe Testament. In de gereformeerde theologie wordt grote waarde gehecht aan de voortgaande ontwikkeling van Gods verbond met Abraham en zijn nageslacht. Dit verbond wordt gezien als blijvend door alle (heils)tijden heen. Op specifieke momenten wordt dit verbond vernieuwd, waardoor er een verdiepende betekenis aan het verbond wordt gegeven. De landbelofte blijkt onlosmakelijk deel uit te maken van dit voortgaande verbond en is vandaag nog onverkort geldig.
Binnen de evangelische theologie wordt gedacht vanuit de bedelingenleer (dispensationalisme). De voortgang van de (heils)geschiedenis wordt in afgebakende perioden (bedelingen) ingedeeld, waarbij telkens een nieuw verbond begint. Dit geeft ruimte om (een deel van) een eerder verbond niet langer geldig te laten zijn voor een nieuwe periode.
De hermeneutische kernvraag gaat hier over continuïteit en discontinuïteit met de komst van Jezus Christus. Duidelijk is dat de verbondsgedachte veel nadruk legt op de continuïteit, al blijft er aandacht voor discontinuïteit. Dit terwijl de bedelingenleer meer ruimte creëert voor discontinuïteit.
Oude en Nieuwe Testament
Dit kunnen we aanscherpen door de vraag te stellen of we tussen het Oude en Nieuwe Testament een voortgaande lijn of eerder een breuklijn zien, zoals de termen ‘oud’ en ‘nieuw’ suggereren. De termen ‘Oude Testament’ en ‘Nieuwe Testament’ zijn ingeburgerd, maar niet helpend. Beter is het te spreken over Tenach en het Vernieuwde Verbond, om zo de doorgaande lijn te benadrukken. Zo maakt het nogal uit of je de canon van de Tenach besluit met 2 Kronieken 36:24, met de belofte dat Israël naar het land mag terugkeren, of dat je het Oude Testament besluit met Maleachi 3:25, waar de waarschuwing klinkt dat het land kan worden vernietigd. Wie met het laatste het ‘oude’ wil beëindigen, zal hermeneutisch voorgesorteerd zijn bij het ‘nieuwe’, om vervolgens rondom de verwoesting van Jeruzalem in 70 n. Chr. een bevestiging in de geschiedenis te ervaren (overigens heeft de kerk nog volop huiswerk om dit afgrijselijke drama voor Israël theologisch te doordenken). Wie echter inzet op de doorgaande lijn van Gods verbond zal meer vreugde vinden in het handelen van God in de geschiedenis in 1948. De actualiteit doet dus volop mee in de gekozen theologische en hermeneutische visie.
Vervullingstheologie
Beperken we ons tot de landbelofte, dan komt vanuit de bedelingenleer de zogenaamde vervullingstheologie in beeld. Deze vindt zijn oorsprong bij William D. Davies en werd uitgewerkt en toegepast door onder anderen Tom Wright, Walter Brueggemann en J. Cornelis de Vos. Onder Palestijnse theologen is dit opgepakt door Yohanna Katanacho en Munther Isaac.
Hoewel er onderling variaties zijn, is de grote lijn dat de landbelofte in Christus tot vervulling is gekomen. Vervulling wordt door hen gezien als afronding en beëindiging. Sinds Christus heeft Israël geen recht meer op het wonen in het land op grond van de landbelofte aan Abraham. Hooguit op grond van de Shoah, voor zover Israël het land wil delen met Palestijnen. De landbelofte wordt of vergeestelijkt tot het hemelse Jeruzalem, of verbreed tot de gehele aarde, of tot beide.
Omdat Israël grotendeels Jezus als Messias heeft afgewezen, heeft men het verbond verbroken en kan men geen rechten meer laten gelden op het land. Wel kunnen Joden behoud vinden in Christus om deel te krijgen aan de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem. Zoals het land van God was, is het nu van Christus en kan het alleen worden binnengegaan door geloof in Christus, waarbij het land nu samenvalt met de aarde.
Het mooie van de vervullingstheologie is dat deze zich concentreert op de christologie en de soteriologie. Tegelijk ontstaat hier de spanning. Christus wordt in de positie gebracht dat Hij in zijn volbrachte werk voor Israël de landbelofte tot een einde heeft gebracht. Niet alleen het ongeloof van Israël maakt dat de landbelofte tot een einde komt, in Christus was dit zowel voornemen als uitwerking. Zo ontneemt Christus de landbelofte aan Israël. Pijnlijk is dat niet-Joden bepalen dat Joden geen recht meer hebben op de landbelofte. Bij de aloude vervangingsleer was het de kerk die de plaats van Israël had ingenomen. Terecht wijst de vervullingstheologie dit af. Niettemin betekent de vervullingstheologie dat Christus nu in de plaats van Israël is gekomen. Hiermee is de vervullingstheologie alsnog een vorm van vervangingstheologie.
Landbelofte
Als Abraham de landbelofte ontvangt, ligt er al een geschiedenis achter hem. Hemel en aarde zijn geschapen, waarop de volken mogen wonen. In Genesis 10 worden zeventig volken genoemd. Dit symbolische getal geeft aan dat de aarde ‘vol’ is. Toch roept de Heere met Abraham een 71e volk in het leven. In de ogen van de zeventig volken is dit een volk te veel. Het komt mij voor dat dit deels nog steeds het geval is.
De landbelofte maakt integraal deel uit van Gods verbond met Abraham en wordt in Genesis zevenmaal (!) herhaald. Dit 71e volk mag wonen op de plek die de Heere zal wijzen, in tijden waarin de Heere hun dit geeft.
Drie aspecten vallen op. Ten eerste dat bij de herhaling van de landbelofte de grenzen verschillen, zowel in de beschrijving van deze belofte als tijdens de verschillende momenten in de werkelijkheid.
Ten tweede wordt in relatie met de volken die in of rondom het land wonen nergens een claim gelegd op het land. De aartsvaders onderhandelen en trekken soms verder om de vrede te bewaren. Anders wordt het als Israël, bevrijd uit Egypte, het land verovert. Hoe dit historisch precies is gegaan is moeilijk te achterhalen. Het boek Jozua legt veel nadruk op het land als geschenk. De Heere strijdt voor Israël, al wordt Israël bij tijden betrokken in deze strijd. Als Israël terugkeert uit ballingschap mogen zij weer wonen in Jeruzalem en Judea. De toestemming van Cyrus mag worden gezien als een internationale goedkeuring. Met deze hoopvolle terugkeer in een klein deel van het oorspronkelijke land eindigt de Tenach. Ondertussen is duidelijk dat de landbelofte in allerlei toonaarden weerklank vindt in de gehele Tenach. Of men in het land leeft of niet, de landbelofte maakt deel uit van het geloofsvertrouwen van Israël. Tegelijk blijft er ruimte zich te verhouden tot het internationaal volkenrecht. Dit leeft in toenemende mate tijdens de tweede tempelperiode. In Joodse geschriften uit deze tijd wordt veelvuldig geschreven over de belofte van het land. De hoop leeft dat Israël er zal terugkeren, al dan niet middels eschatologische oorlogen.
Het derde is dat de landbelofte voorwaardelijk is. Als integraal deel van het verbond vraagt het land om gerechtigheid en barmhartigheid. Ontbreekt dit, dan kan het land hen uitspuwen (Lev. 28:18; Deut. 28:62-63). Het is echter alleen de God van Israël die dit bepaalt. En als dit gebeurt, beleeft Israël dit als oordeel van God. Na inkeer en omkeer groeit de hoop terug te mogen op grond van de belofte tot terugkeer. Deze belofte van terugkeer klinkt niet alleen voor de periode in Egypte en Babel, maar ook na Babel, zoals in Zacharia 10:9. Dit oordeel is tijdelijk, omdat de belofte blijvend is als uitdrukking van Gods trouw. Omdat Israël juist in het land volop kan leven naar de Thora, is er een onlosmakelijke band tussen Thora en het beloofde land.
Vernieuwd
Tijdens de tweede tempelperiode komt in Joodse geschriften de voorwaardelijkheid van het land nog sterker naar voren. Daarom is het zonder meer vreemd dat in het Vernieuwde Verbond de landbelofte niet wordt genoemd. Het ‘argument uit stilte’ (waar geen verandering is, hoeft het niet te worden genoemd) is te broos om op te bouwen. De doordenking van enkele losse teksten laat ik hier rusten, omdat er Bijbels-theologisch meer is te noemen.
Bij de opening van de diverse geschriften van het Vernieuwde Verbond geven de Joodse auteurs aan dat zij uitgaan van continuïteit als rode draad (onder andere Mat. 1:1, Joh. 1:1-3, Rom. 1:2). Het nieuwe was onverwachts, maar niet nieuw.
Matteüs volgt de lijn dat Jezus de weg van Israël is gegaan. Zoals Israël uit Egypte is geroepen, is de Zoon uit Egypte geroepen naar het land Israël (Mat. 2:15, 21).
In alle evangeliën speelt Jeruzalem een centrale rol, terwijl Johannes zijn evangelie laat cirkelen rondom de Joodse feesten in Jeruzalem.
Jezus beperkte zich tot het land Israël en zijn roeping tot de verloren schapen van het huis van Israël.
Waar in de Tenach de trits land-stad-tempel onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, komt dit volop terug. Lucas bouwt zijn evangelie op vanuit deze trits en laat zien hoe Jezus verbonden is met de tempel, de stad en het land. Ook spreekt hij van de toekomst van Jeruzalem (Luc. 21:24). In Handelingen beschrijft hij hoezeer Jeruzalem middelpunt van de aarde is, naar het wereldbeeld van Joden en niet-Joden uit zijn tijd. Vanuit Jeruzalem gaat het evangelie naar Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde (Hand. 1:8). Lucas beschrijft het uitgaan van zeventig discipelen (Luc. 10:1, 17) als echo van de zeventig volken uit Genesis 10 en als voorspel op Handelingen.
De apostelen nemen na Pinksteren volop deel aan de Joodse dienst in de tempel. Niet als missionaire strategie, maar naar hun Joodse overtuiging als volwaardige leden van het volk.
Voor Paulus vormen de verbonden, wetgeving, eredienst en beloften een doorgaande lijn (Rom. 9:4).
Alle auteurs ademen en schrijven vanuit de Tenach. De canon van het Vernieuwde Verbond was immers nog niet vastgesteld. Alle thema’s worden vanuit de Tenach onderbouwd. Hierdoor is het Vernieuwde niet te begrijpen zonder de Tenach.
Al gaat het evangelie de grens van het beloofde land over, het land blijft het centrum van waaruit de God van Israël in Christus de volken van de aarde regeert.
In Openbaring worden niet alleen de stammen van Israël genoemd (Op. 7:1-8), aan het slot daalt het nieuwe Jeruzalem met beide benen neer op aarde (Op. 21:2). Het is niet vreemd aan de Schriften om te veronderstellen dat dit een aardse, fysieke werkelijkheid zal zijn.
Vervulling
In Matteüs’ Bergrede waarschuwt Jezus dat Hij niet is gekomen om de Tenach af te schaffen, maar te vervullen. Niet één jota of tittel van de Thora zal voorbijgaan voordat hemel en aarde zijn voorbijgegaan (Mat. 5:17-20). Naar mijn inzicht hebben wij als christelijke theologen deze woorden nog onvoldoende doordacht en op waarde geschat. Mijns inziens liggen ze aan de basis van Jezus’ roeping en verlangen om de wil van zijn Vader te vervullen. Daarom is vervulling als beëindiging heel vreemd. Als onlosmakelijk deel van het verbond van de Vader zou dan de landbelofte door de Zoon zijn beëindigd. Als het land van Christus is, zoals het land van God is (Lev. 25:23), dan zou door de beëindiging van deze belofte de wil van de Zoon ingaan tegen de wil van de Vader. Bovendien is dit een christologisch ongeluk, omdat je Christus een rol laat spelen waarover Hij nooit heeft gesproken. Dit staat op gespannen voet met zowel Gods trouw aan zijn beloften als met Christus’ roeping in de eerste plaats voor Israël te zijn gekomen en voor hen de Thora ten volle te verwezenlijken, waardoor ons alle gerechtigheid kan worden geschonken. De volgorde ‘eerst de Jood, dan de Griek’ geldt voor alle beloften en is blijvend van aard.
Vervulling is altijd ‘tot volheid brengen’, ‘tot bestemming brengen’, ‘tot volle geldigheid brengen’. De Thora wordt tot volle betekenis gebracht, zodat de betekenis alle geldigheid behoudt. Als er niets in de Thora voorbijgaat, dan ook de landbelofte niet. Overigens zijn nog niet alle beloften in Christus ten volle vervuld. Dit werk zet Hij in zijn heerlijkheid voort en er staat nog het nodige uit (Ef. 4:10). Christus heeft de Thora vervuld, maar dit betekent niet dat wij niet meer naar Gods geboden hoeven te leven. Op dezelfde wijze betekent de vervulling van het verbond in Christus niet dat de verbondsbeloften niet meer zouden gelden. Er zijn zeker uiterst kritieke momenten geweest waarop de Heere zijn verbond wilde verbreken. Het is Mozes geweest die krachtig pleitte met het volk verder te gaan, juist ter wille van de volken (Ex. 32:12, 32; 33:16): zodat de volken niet denken dat deze God niet bij machte is trouw te blijven aan zijn volk. Meedenkend met Palestijnse christenen is het juist voor hen van groot belang de beloften aan Israël voluit te erkennen. Tegelijk is het van groot belang dat wij de stem van hun hunkering naar recht en vrede horen en erkennen.
In dialoog verder
In de vervullingstheologie is nog geen ruimte voor de gedachte dat Israël er kan zijn naast de kerk, als een gestalte onder Gods belofte op weg naar het Koninkrijk. De grote uitdaging is om niet tegenover Israël theologie te beoefenen, maar met Israël. In een Joods-(Palestijns-)christelijke dialoog. Her en der worden pogingen gedaan. Het is te hopen dat dit vrucht zal dragen voor zowel Joden als Palestijnse christenen. Want juist in Christus zijn alle beloften ‘ja en amen’.
J. Snaterse is emeritus predikant in de Protestantse Kerk en voorzitter van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël.
Mailadres:
- Raadplegingen: 65