nr3 • 2014 • Laatst Geboekt
28e jaargang nr. 3 (jan. 2014)
Laatst geboekt
Waarom de Beagle de Ark niet tot zinken brengt
C.J. Bosch-Klapwijk
Wat moet het verstand met geloof? In twee boeiende non-fictieboeken die lezen als spannende romans, doen een ex-hervormde en een ex-gereformeerde schrijver-journalist op geheel eigen wijze verslag van hun zoektocht naar het antwoord op deze vraag. De een concludeert dat geloof in (bijbelse) mythes enkel voortkomt uit de wil om te kennen wat onkenbaar is. De ander vindt na ontleding van zijn (on)geloof een dun laagje aarde waarop geloof voorzichtig opnieuw kan kiemen.
In 2007 schreef Frank Westerman Ararat, een verslag van zijn persoonlijke zoektocht naar de mogelijke overblijfselen van de ark van Noach èn naar die van het geloof van zijn kinderjaren. In zijn nieuwste boekStikvallei gaat hij een stap verder en verkent hij de vraag naar het ontstaan van verhalen als die van de ark van Noach. Mythes, in zijn woorden.
Het idee voor dit boek kwam op in het Darwinjaar 2009 toen het Teylers Museum in Haarlem hem betrok bij een tentoonstelling rond de ark van Noach en de Beagle van Darwin. ‘De eerste stond symbool voor de mythes uit de Heilige Schrift, de tweede voor de wetenschappelijke waarheid. ‘In de laatste zaal pakken we theatraal uit’, beloofde de curator. ‘We laten de ark midscheeps rammen en tot zinken brengen door de Beagle. Wat denk je daarvan?’’
Westerman, die goed hervormd werd opgevoed, ziet dat laatste niet zomaar gebeuren:
‘De ark van Noach heeft nog niet de lichtste averij opgelopen door de ontdekkingen van Darwin op zijn zeiltocht met de Beagle. Het onmogelijke overlevingsverhaal van mens en dier op de deinende, de aardbol omspoelende zee spreekt nu eenmaal sterker tot de verbeelding dan de studiereis van de jonge Darwin. Voordat een kind de evolutieleer uiteengezet krijgt, heeft het al een defilé arkjes-van-Noach aan zich voorbij zien trekken – in boeken, films of als bouwpakketten van Lego of Playmobil. Verzinsels kunnen zich zo comfortabel in de werkelijkheid nestelen dat ze er deel van worden.’
Kameroen
Hoe kan het dat sommige verhalen zo’n kracht bezitten, dat ze zich kunnen mengen met de werkelijkheid, vraagt Westerman zich af. Zijn ze klein begonnen? En hoe dan? Hij herinnert zich zijn radioreportage uit 1992, over de bergmeren van Kameroen en hun vermogen dood en verderf te zaaien zoals in de nacht van 21 op 22 augustus 1986: in een afgelegen vallei in West-Kameroen vonden zo’n 1700 mensen plus talloze dieren op mysterieuze wijze de dood. Inwoners van de dorpen in de vallei gingen ’s avonds naar bed om ’s ochtends niet meer op te staan. Zeboes bleven liggen op de plek waar ze hun laatste grashalmen hadden verorbert. De hulpverleners die de dagen erna de vallei introkken, troffen een doodse stilte aan waarin zelfs de cicaden zwegen. Overlevenden wezen naar het Nyosmeer: het was ontploft, waarna giftige dampen waren opstegen en zich over de vallei hadden verspreid.
Wetenschappers voeren de jaren die volgen strijd over de oorzaak van de explosie in het meer, terwijl de plaatselijke bevolking haar eigen verklaringen bedenkt. Een team vulkanologen meent al snel na de ramp te weten dat actief vulkanisme de oorzaak was. Een ander team zegt dat er plotseling CO2 is vrijgekomen uit een diep gelegen magmakamer van de uitgedoofde vulkaan – een uniek en nieuw fenomeen. De bevolking ziet het merendeels anders: er is een proef gedaan met een kernbom door Israël, met toestemming van de eigen (Franstalige) regering, die de (Engelstalige) bevolking van de vallei wilde decimeren. Waarom waren Israëli’s anders zo snel na de ramp ter plaatse? Een theatermaker uit de streek verbindt in een toneelstuk de ramp met oude volksverhalen: zij heeft te maken met de wraak van de goden - het meer heeft te lang geen offers gekregen.
Missionaris
Westerman besluit de gebeurtenissen in de dodenvallei van Kameroen als proefopstelling te nemen voor zijn onderzoek naar het ontluiken en uitbotten van verhalen. Hij beluistert en herluistert radioverslagen uit die tijd, bekijkt televisie-uitzendingen, leest boeken, voert gesprekken met vulkanologen en antropologen, houdt interviews met overlevenden, brengt bezoeken aan de plaatselijke stamhoofden en bevraagt missionarissen die ten tijde van de ramp werkzaam waren in het getroffen gebied. En passent beschrijft hij de (gevolgen van de) kerstening van dat deel van Kameroen.
Die ramp met dat gasmeer was te groot voor de plaatselijke bevolking, blikt de Nederlandse missionaris Jaap Nielen zes jaar na dato terug. Hij was, tegelijk met twee andere zendelingen, de eerste die het dodendal na de ramp betrad en ving talloze gewonden en overlevenden op in zijn klooster. Westerman voelt bewondering voor de naastenliefde en standvastigheid van de missionaris, maar ook ergernis over de manier waarop hij de werkelijkheid probeert de duiden. De pater legt bijbelverhalen als een sjabloon over hedendaagse gebeurtenissen en geeft ze zo een betekenis, signaleert hij.
‘Zó praten predikers, bedacht ik. Zo zien ze de wereld: ze lezen de werkelijkheid allegorisch. Meesters zijn het in het bedenken van parabels om verbanden te suggereren die er niet noodzakelijkerwijs zijn.... Door bij te snoeien en na te vertellen met andere accenten laat hij de kleine verhalen opklimmen naar het grote.’
Mechanisme
Waarom vertellen mensen elkaar verhalen die de werkelijkheid duiden? Het mechanisme dat erachter steekt is volgens Westerman dit: de menselijke nieuwsgierigheid neemt geen genoegen met onvolledigheid, ongerijmdheid of onkenbaarheid. Als het niet anders kan, verzinnen we het ontbrekende erbij. Hoe minder feiten, hoe meer verhaal. Zoals artiesten rond replica’s van door archeologen bij elkaar gesprokkelde botten laagje voor laagje menselijke voorouders bouwen, zo puzzelen mensen in een proces van eeuwen een mythe bij elkaar.
Als Westerman vijftien jaar na de ramp in een café aan een aantal Afrikanen vraagt waarom zij blijven geloven dat de ramp is veroorzaakt door een kernproef, een verklaring die niet logisch is, krijgt hij als antwoord: ‘Life is larger than logic’. Pater Jaap Nielen begrijpt hen wel. Als gelovige heeft hij net als Afrikanen een spiritueel zintuig. ‘In Afrika is de wereld groter dan alleen jij. Iedereen weet dat er meer is dan alleen het waarneembare. In Afrika verlangt niemand een verklaring, daar gedijt het mysterie omdat iedereen het intact laat – uit ontzag’.
Donderdagmiddagdochter
Net als Westerman probeert Stevo Akkerman, auteur van Donderdagmiddagdochter, geloof rationeel te doorgronden. Aanleiding is de dood van zijn derde kind, op een donderdagmiddag, vijf kwartier na de geboorte. Tien jaar lang aarzelt Akkerman, journalist bij Trouw, of hij dit verhaal zal opschrijven. Uiteindelijk doet hij het, met als doel de gebeurtenissen ‘netjes in het gelid te krijgen, greep te krijgen op de geschiedenis’. Maar het omgekeerde gebeurt. Akkerman beschrijft droog, met veel humor en ogenschijnlijk zonder emotie zijn vrijgemaakt-gereformeerde jeugd, zijn ervaringen op de Evangelische School voor Journalistiek en zijn worsteling met de keus van zijn vrouw Maria voor een pinksterkerk.
‘Ik ben de oudste van tien kinderen, van wie er drie niet in leven bleven. Ik ben de man van een vrouw die weet wie Jezus voor haar is. Ik heb een dochter begraven en ik heb een zoontje weggelegd zien worden. Ik heb drie kinderen: twee zonen – de jongste geboren na de dood van Evy – en een dochter. Dat is mijn cv.’
Akkerman was geen gelukkige, brave gereformeerde tiener. Hij rookte, kocht hardrockmuziek, had plaatjes die niet door de beugel konden en probeerde dat alles voor zijn ouders verborgen te houden. Om de GPV-poster achter het raam beneden belachelijk te maken, hing hij een PSP-poster achter het zolderraam. Eenmaal volwassen, worden de gaten in het geloof van zijn jeugd steeds groter. Met Maria, hervormd opgevoed, durft hij er niet over te praten, bang voor haar antwoorden. Het gaat fout tijdens een weekendje weg, een paar jaar na het overlijden van Evy. Tot ontzetting van Stevo verwijt Maria zichzelf en hem niet voldoende gebeden te hebben om genezing van hun dochtertje. Voor Stevo betekent deze bekentenis een gapende afgrond tussen hem en zijn vrouw. Maria gaat steeds meer op in haar charismatische pinkstergemeente, maar Stevo’s ratio kan niets met haar geloof in gebedsgenezing en wonderen. ‘De vrijgemaakt-gereformeerden hebben mijn jeugd gestolen, nu gaan de pinkstergelovigen er met de rest vandoor’, schrijft hij nadat Maria zich laat overdopen. Boos als hij is op Maria, wordt Evy een monument voor zijn onvrede.
Ongeneeslijk gereformeerd
Akkerman ziet in dat hij nog altijd gereformeerd is: ‘Zou ik niets meer geloven, dan zou mijn ongeloof nog steeds gereformeerd zijn.’ Hij herinnert zich de waarschuwing van zijn economiedocent toen hij met zijn diploma in de hand de Evangelische School voor Journalistiek verliet: ‘Pas op dat je verstand je geloof niet in de weg gaat zitten’. Maar verdraagt geloof dan geen verstand? Moet je je verstand afgeven bij de garderobe van Gods koninkrijk?
‘De bijbelgetrouwen van mijn barre achterland, die de hele Schrift letterlijk willen lezen en denken dat ze daarmee ontkomen aan de zonde van de interpretatie, hebben me doordrenkt met de doctrine van het alles of niets. Als de aarde niet in zes dagen is geschapen en Jona niet in een echte walvis heeft gezeten, dan is ook Christus niet opgestaan en blijft van ons geloof niets over. Dan zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Als ik niet uitkijk, volg ik deze redenering en eindig ik met niets. Soms wil ik dat ook. Maar verschijnen vrijheid en geluk als God verdwijnt? Niet voor mij.’
Als Akkerman op de bodem van zijn ongeloof is afgedaald, vindt hij een dunne basis voor een nieuw geloof: hij weet zeker dat Auschwitz het absolute kwaad is, wat impliceert dat er een moreel ankerpunt is buiten de mens. Zo redenerend vindt hij zichzelf op een zondagochtend op de achterste bank van de Englisch Reformed Church op het Begijnhof in Amsterdam. Wat hij daar ervaart is vrede, rust en genade, onder de klanken van prachtige Engelse hymns.
Naar aanleiding van:
Frank Westerman, Stikvallei, De Bezige Bij, Amsterdam 2013, 320 blz.
Stevo Akkerman, Donderdagmiddagdochter, Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam 2013, 160 blz.
Joke Bosch-Klapwijk is journalist te Amersfoort en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: