nr5 • 2014 • Mensen gaan voor onze regels
28e jaargang nr. 5 (mei 2014)
thema: Lastige liefde? Over homoseksualiteit en kerk
P.L. de Jong
Mensen gaan voor onze regels
Hij weet wat maaksel wij zijn
Het schiet niet echt op in de orthodoxe kerken van de hervormd-gereformeerde familie en in vele evangelische gemeenten, met de toelating van samenlevende homo’s en lesbo’s bij de viering van het Avondmaal. Voor veel kerkenraden vormen zij een groot probleem. Op zich is het fijn dat ze na hun coming out meelevende mensen bleven.
Maar vanaf het moment dat ze een partner vinden en samen hun weg gaan in een duurzame relatie van liefde en trouw, voelen kerkenraden zich gedrongen om hen de toegang tot het Avondmaal te ontzeggen. Natuurlijk gebeurt dat niet zomaar, via een telefoontje van een ouderling of dominee – hier en daar gaat het overigens wel zo! –, maar zijn er een aantal pastorale gesprekken vol begrip en empathie. Toch is het resultaat hetzelfde: u leeft in zonde, u kunt niet gedoopt worden en belijdenis doen, u bent niet welkom aan de Tafel van Christus.
Vastlopende bezinning
In 2004, bij de invoering van een nieuwe kerkorde, hakte de Protestantse Kerk in Nederland na een lang voortraject de knoop door: kerkenraden en gemeenten mochten zelf beslissen of zij ruimte zouden geven aan een zegenviering van twee mensen van het zelfde geslacht. Als synodelid maakte ik indertijd de besluitvorming mee. Veel synodeleden - een grote meerderheid - wilden meer. Voor anderen, bijvoorbeeld binnen de Gereformeerde Bond, was het geven van een kleine ruimte al teveel. Ik stemde voor, omdat ik overtuigd was dat er in een kerk als de PKN ruimte voor hen moest zijn, wat ik er zelf ook precies van vond.
Niet lang daarna schreef dr. Bert Loonstra, predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken, een gedurfd en origineel boek over de kwestie, getiteld Hij heeft een vriend. Al snel werd Loonstra gedwongen het boek terug te nemen in afwachting van het resultaat van een synodale studiecommissie. Na bijna acht jaar, werd in december jl. hun rapport op de synode gepresenteerd en unaniem aangenomen.
Het rapport bevat maar liefst 91 pagina’s. Wat mij betreft staat er niet veel nieuws in. Het rapport volgt de bekende route. Men weet eigenlijk al van tevoren dat samenleven van homo’s door God verboden is. Vanuit die positie komen de bekende teksten aan de orde, van Genesis 19 tot Romeinen enz. Daarna volgen een aantal bijbels theologische en hermeneutische overwegingen over de verhouding Oud en Nieuw Testament en de voortgang van de openbaring. Bij vergelijkbare kwesties zoals polygamie, de plaats van de vrouw en het houden van slaven is steeds de conclusie: maar met een homoseksuele relatie staat het fundamenteel anders. En kennelijk wist Paulus ook al wat – overigens pas sinds de jaren vijftig - gaandeweg wetenschappelijk vastgesteld werd: dat de aanleg ingeboren is. Overigens wordt in het rapport steevast over gerichtheid gesproken, in plaats van geaardheid, wellicht vanwege een achterliggende gedachte dat een gerichtheid nog omgebogen kan worden, een geaardheid natuurlijk niet.
Na deze verkenning volgt een uitvoerige pastorale handreiking van ongeveer veertig pagina’s: homo’s horen er helemaal bij, geef ze een plaats in de gemeente! Mooi, heel mooi, denk ik. Helaas is er geen empathie als homo’s samenwonen. Werkelijk pastoraal was de handreiking geweest, als men voor alles uit de betreffende mensen had uitgenodigd aan de Tafel van Christus op grond van hun kennen van en verlangen naar Christus. Maar de conclusie blijft: u leeft in zonde, u kunt niet gedoopt worden, u mag niet deelnemen aan het Avondmaal.
Dit warme bad blijkt zo een koude douche te zijn.
In Rotterdam studeerden de Vrijgemaakten op hetzelfde probleem. Zij deden er tweeëneenhalf jaar over. Ze volgen ongeveer dezelfde route. Dr. A.A.A. Prosman schreef op verzoek van de Gereformeerde Bond ook een boek, met een andere insteek, maar met het bekende patroon. Op hun studiedag in februari jl. ging het, uitgezonderd de inleiding van dr. Arjan Plaisier, dezelfde richting uit. Veel respect, maar als je samen woont is er voor u / jullie geen plaats.
Zelf kreeg ik er onlangs nog weer anders mee te maken: een jonge journaliste meldde zich bij mij. Zij zei: ik heb ontdekt dat ik lesbisch ben. Ik ben met een onderzoek bezig, waarin het me gaat om de vraag waarom voor iemand als ik geen plek is in een echte degelijke kerk. Ik ben opgevoed met een bevindelijke preek, daar klopt nog steeds mijn hart. Die God heb ik lief. Maar ik mag er niet zijn. Alleen bij hele en halve vrijzinnige dominees ben ik welkom, maar hun preken zijn zo verschrikkelijk dun, daar kan mijn ziel niet van ademen. Zij vertelt van bezoeken bij collega’s in stemmig pak. Aan hen zijn de veertig pagina’s pastorale handreiking voorlopig nog wel besteed, denk ik. Ik probeerde rustig uit te leggen waarom mijn collega’s zo praten. Maar zij is al acht jaar uit de kast en kent alle bijbelteksten intussen ook wel. Haar punt: is er plek in deze kerken voor mij? Of is er alleen ruimte als ik me conformeer, mezelf geweld aan doe en daarmee dus ook alle samenwonende homo’s mee buitensluit?
Geaardheid
Als gewone dominee was en is mijn pastorale inzet steeds: hoe geef ik homoseksuele stellen, oprecht naar God verlangende christenen, eerst een eerlijke plek aan de Tafel van Christus. Als je nu eens begint te lezen vanuit het besef dat homoseksualiteit echt een geaardheid is, die je niet kunt veranderen en waar ook gevoelens bij horen; gaan die bekende teksten dan mogelijk een beetje bewegen? In elk geval begin je dan aan de goede kant.
Je begint bij de mensen om wie het echt gaat. Niet bij de homo die ervoor heeft gekozen alleen te blijven (alle respect!) en die nog weleens als ‘excuushomo’ wordt opgevoerd. Het is namelijk een illusie dat je samenwonende homo’s kunt vasthouden als gemeente, wanneer zij steeds geconfronteerd worden met dezelfde conclusie. Je laat ze naar mijn overtuiging in de kou achter, mensen die vanaf hun geboorte bij ons als kerk of gemeente hebben gehoord en daar het geloof in God leerden. Voor hen is er geen mogelijkheid te veranderen, dus zet je hen feitelijk buiten, in elk geval gaan ze naar buiten. Overigens niet alleen zij, maar ook hun vrienden, ouders en andere familieleden. Willen we dat nu echt als kerken en gemeenten aan de rechterkant van de kerken?
Het is me de laatste jaren vaak opgevallen hoeveel good will er onder ouders en grootouders in de refowereld is gegroeid voor homoseksuele kinderen en kleinkinderen. Zo moeilijk als men het ermee heeft: vrijwel overal blijven ze welkom en blijven ze meedoen met Sinterklaas, Kerst, verjaardagen en noem maar op. Samen met hun vriend of vriendin. Besef en aanvaarden van een realiteit, hoe gebroken ook, is ook kenmerkend voor een gereformeerde theologie. Blijven hopen en bidden op verandering is meer een evangelisch dingetje, met alle gevolgen van dien. Over het historische theologische schema, schepping, zonde, verlossing, zijn we ook nog niet uitgepraat, trouwens. ‘Zijn er in de hemel geen homo’s meer?’, vroeg laatst een man die heel zijn leven goed in zijn homovel had gezeten. ‘Wordt mijn zijn straks ook nog voor de troon ontkend?’ Tsja, ik moest wel even nadenken voordat ik iets zei. In het Nederlands Dagblad waren soortgelijke reacties te lezen naar aanleiding van het rapport van de Christelijke Gereformeerde Synode. Via Facebook en Twitter waren de reacties niet van de lucht. Zelfs iemand als Dien de Haan bemoeide zich ermee ‘als een leeuwin van jongen beroofd.’
Geaardheid erkennen
Pastoraal kun je mijns inziens alleen iets betekenen als je de geaardheid erkent, homoseksuelen binnenlaat en toelaat bij de viering van het sacrament. Dat is de knop die om moet. Als je dat hebt gedaan: doe dan de bijbel weer open en ga opnieuw luisteren. Ook naar de bekende rij teksten. Maar misschien kom je ook andere dingen tegen, zoals Genesis 2, waar God - nota bene in het paradijs - al zegt dat het niet goed is als een mens alleen zijn weg moet gaan. Geldt dat alleen voor hetero’s? Ga je uit van oude schepping of nieuwe schepping? Is het mensbeeld in Leviticus - nogal wat meer mensen worden daar op grond van fysieke of psychische kenmerken buiten de cultus gesloten! - hetzelfde als dat van Paulus die vrijmoedig stelt dat in Christus noch jood noch heiden is, man noch vrouw, slaaf noch vrije? Is er vanuit de vrijheid die in Christus ligt, geen ruimte voor een meer persoonlijke verantwoordelijkheid bij de viering van het Avondmaal, naast die van ouderlingen? Kennelijk is niemand van al de bovengenoemde onderzoekers daarnaar op zoek gegaan. De bekende riedel wordt alleen maar herhaald.
Anglicanen
In de Church of England hebben de aartsbisschoppen onlangs wel een stap gedaan: homoseksuele stellen zijn welkom bij de eucharistie. Over het huwelijk wil men duidelijk blijven: geen inzegening of kerkdienst. En voor priesters legt men de lat hoger. Maar er is wel ruimte voor een gebed en in zoverre een blessing voor gemeenteleden. Deze en gene zal dat te zuinig vinden, anderen te veel. Zelf denk ik dat men het hier uiteindelijk niet helemaal mee zal redden. Maar hun aanpak verdient respect: ze verleggen de grenzen niet, maar durven er wel, als het niet anders kan, over heen te gaan. De aanpak van de twee bisschoppen zit dichtbij die van de PKN: geef ruimte aan gemeenten en kerkenraden.
Het is te simpel om te suggereren dat zo’n stap alleen maar de opstap is naar een volkomen gelijkschakeling tussen huwelijk en zegenviering van homoseksuele relaties. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Voor de aartsbisschoppen is dat duidelijk niet zo. Voor mij is dit voldoende, voor veel homostellen ook. Onmiskenbaar is nu een uitstroom waar te nemen van deze mensen richting partnerregistratie – want een huwelijk is alleen voor man en vrouw, dominee! - en richting hervormde gemeenten die ruimte geven in de geest van de Engelse aartsbisschoppen.
Mensen gaan voor regels
De route die in de bovengenoemde rapporten steeds werd gevolgd brengt niet verder, maar brengen kerkenraden alleen maar verder in problemen. Ambtsdragers blokkeren nu met een slecht geweten voor betrokkenen de toegang naar doop en avondmaal. Waren er maar geen rapporten!
Gaandeweg heb ik geleerd dat mensen altijd voor regels gaan. Natuurlijk niet voor het Woord van God, maar wel voor de regels door mensen opgesteld, eventueel in een lang en gedegen rapport. En na lang en welwillend luisteren naar de Schriften. Zonder regels kan geen kerk bestaan en regels zijn er om nageleefd te worden, maar kerkregels zijn ook altijd de neerslag van luisteren en nadenken op een bepaald moment. Daar zit altijd een contextueel moment in. De Geest leert ons in elke tijd opnieuw te luisteren, vertolken en accomoderen. Met deze ‘ruimte’ ben je weg bij de vraag ‘mag het niet, mag het wel?’. Daarna kan het gesprek weer verder, met de bijbel open. Over het verstaan van een aantal teksten, de bedoeling van het huwelijk en in hoeverre er een blessing kan zijn voor een relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht.
Ds. Piet de Jong is predikant (PKN) te Wijk bij Duurstede en Rotterdam en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: