nr6 • 2014 • Achteruitkijkspiegel en voorruit
28e jaargang nr. 6 (juli 2014)
thema: De orthodox-protestantse kerkelijke kaart over 25 jaar
W. Dekker
Achteruitkijkspiegel en voorruit
Bouwen aan de kerk van morgen
In de geschiedenis van een stad als Nijkerk wordt mutatis mutandis duidelijk wat de licht- en schaduwzijden waren van de dominante reformatorische volkskerk in Nederland in de afgelopen eeuwen. Tijdens het symposium ‘600 jaar christelijk geloof in Nijkerk’ legde dr. Stefan Paas vooral de vinger bij de schaduwzijden [voor de tekst van zijn inleiding, klik hier]. Hij signaleert dat de kerk allerlei vormen van macht gebruikte om een religieuze monocultuur in stand te houden.
Paas concludeert dat deze tijd nu gelukkig voorbij is en dat we nu ook zo snel mogelijk af moeten van nostalgie over de volkskerk en ons moeten richten op de vraag wat de unieke bijdrage van de kerk kan zijn op de religieuze markt van vandaag. Mijn benadering is een andere en ik wil in deze bijdrage graag proberen uit te leggen wat deze inhoudt.
Wanneer ik vandaag op weg naar de toekomst van Gods kerk in Nederland in de achteruitkijkspiegel kijk, zie ik in de eerste plaats dat ik me op een weg bevind, die door God zelf is aangelegd; de weg van zijn komst naar Nederland door middel van de zendelingen. Van meet af aan was deze komst van God verbonden met menselijk handelen, dat de sporen droeg van het menselijk tekort, ingegeven door de cultuur en de politieke constellatie van die tijd. Macht speelde daarin een grote rol, omdat kerk en politiek handelen van keizers en vorsten sinds Constantijn met elkaar verbonden waren geraakt. Daar zou veel over te zeggen zijn. Men zou zelfs kunnen spreken over de ‘val van het christendom’ sinds Constantijn. Toch moet men daarmee voorzichtig zijn. Het zou kunnen leiden tot miskenning van de concrete historische weg waarlangs het de Geest blijkbaar behaagde Christus naar deze lage landen af te laten dalen. Wij kennen geen andere zendingsgeschiedenis en geen andere kerkgeschiedenis dan deze aardse, concrete, met cultuur en politiek verweven geschiedenis. Het goede dat er in ieder geval óók uit voortkwam was dit, dat het christelijk geloof niet als een soort sekte zich vestigde in de marge van de samenleving, maar dat het de plaats innam, die het krachtens de eigen intrinsieke belijdenis in wil nemen: Jezus is Heer van ieder, van allen, van alles. De kerk met de toren naar de hemel wijzend werd gebouwd in het hart van dorp of stad, meestal op de plaats waar sinds mensenheugenis het culturele en religieuze centrum van de gemeenschap was gelokaliseerd. Onder de fundamenten van veel oude middeleeuwse kerken liggen de resten van een heidense tempel.
Om dit nog even concreet op Nijkerk toe te spitsen: onlangs werd een prijsvraag uitgeschreven, waarbij de radioluisteraars de mooiste toren van Nederland aan mochten wijzen. De toren van Nijkerk werd gekozen. Luisterend naar een dergelijk radioprogramma heb ik niet de ervaring van een nostalgisch verlangen naar vervlogen tijden, maar veeleer de ervaring, dat ‘Die in de hemel zit’ speelt met de seculiere wereld van vandaag, die meent geen religieus centrum van de gemeenschap meer nodig te hebben. Op allerlei manieren zorgt God, die ooit door middel van zendelingen en kerkenbouwers ons land bezocht, ervoor dat we voorlopig nog niet van onze geschiedenis af zijn. Dat is zijn genade te midden van het oordeel. Dat oordeel voltrekt zich namelijk ook, daar waar kerken tot museum worden verklaard of worden afgebroken. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik dus met vreugde de toren van Nijkerk en van al die andere steden en dorpen in Europa. Ze attenderen mij op Wie eraan begonnen is een kerk te stichten in ons werelddeel. Pas wanneer ik dat goed in me heb opgenomen durf ik voorlopig weer even door de voorruit te kijken.
Kijken door de voorruit
Wat zie ik als ik door de voorruit kijk? Ik haak aan bij de hierboven genoemde lezing van Stefan Paas. Hij signaleert twee hoofdtrends. 1. Een vrije markt van religie. De historische kerken zijn hun monopoliepositie kwijt als het gaat om het religieuze aanbod. Ze zullen zich op de vrije markt van religie moeten begeven om hun waar te slijten. 2. Doorgaande subjectivering. Voor steeds meer mensen is het leven niet zozeer iets wat ons wordt gegeven door ons voorgeslacht en door dorpstradities, maar het is ons eigen project geworden, een voortdurende stroom van ontdekkingen en levenslessen. Kerken die in de toekomst willen overleven, zullen bij deze trend aan moeten sluiten. Ze zullen moeten accepteren, dat ze in veel gevallen stations zijn op de levensweg van mensen, in hun aanbod passend bij een bepaalde levensfase.
Paas helpt mij, door de voorruit kijkend, de bomen van het bos te onderscheiden. Immers een zeer verwarrende hoeveelheid zaken doet zich aan ons voor, terwijl we allemaal het gevoel hebben dat ze te maken hebben met trends, met diepgaande culturele en sociologische veranderingen. Het zou heel dom zijn die te negeren. De overgangen naar evangelische gemeenten, het verlangen overgedoopt te worden, de behoefte aan liederen waarin het persoonlijke gevoel geuit kan worden, het succes van de Alphacursus en de moeite om daarna de kerkbank in te schuiven, de verschuiving van het gezag van het ambt in de richting van het persoonlijk leiderschap: wie niet ziet dat dit symptomen zijn van dezelfde onderliggende cultuurstroom, loopt het risico tot paniekvoetbal over te gaan of tot symptoombestrijding. Maar misschien is dit nog belangrijker: in de omgang met mensen binnen en buiten de kerk maken we dan brokken, omdat we mensen niet serieus nemen als kinderen van hun tijd. Het heeft - om maar een voorbeeld te noemen - volstrekt geen zin iemand die om overdoop vraagt te beschuldigen van verachting van de kinderdoop en dan een hele uitleg te geven van de betekenis van het genadeverbond. De achtergrond van de vraag is meestal immers niet theologisch, maar cultureel bepaald, zelfs dan wanneer de betreffende persoon het theologisch inkleurt. Inzicht in het eigene van de culturele verschuivingen is dus nodig en heilzaam. Toch kunnen we er geen directieven aan ontlenen. Sociologische analyses zijn niet inhoudelijk bepalend voor de theologische antwoorden.
Koers houden
Kijken door de voorruit samen met iemand die naast je zit en vraagt of je begrijpt wat je ziet is nuttig en nodig. Het betekent echter nog niet, dat je dan ook meteen weet of je nog op de goede weg zit en als je een afslag neemt of je dan toch wel weer op de hoofdweg terecht komt. Mijn moeite met op zich waardevolle sociologische analyses, is vaak dat ze impliciet of expliciet directieven of adviezen aan hun analyses verbinden. Ik zou denken dat wanneer we de sociologische analyses tot ons door hebben laten dringen het huiswerk pas begint. Wat mij betreft begint het dan allereerst weer bij de achteruitkijkspiegel. Wat was en is het meest wezenlijke van kerk zijn, dat we niet kwijt moeten raken in een nieuwe cultuur?
De sociologische analyses zeggen dat de kerken in Nederland een heel nieuwe tijd tegemoet gaan. De cultuur is dermate veranderd, dat de traditionele gestalte van kerken, die geworteld zijn in het sociaal-culturele leven van dorp of stadswijk zal verdwijnen en dat alle kerken keuzekerken worden, die zich duidelijk moeten profileren op de markt van religie om staande te blijven of nieuwe aanhang te krijgen. Echter de eerste helft van deze lange zin gaat over wetenschappelijke analyses, de tweede helft bevat een aantal vooronderstellingen, die theologisch grondig gewogen moeten worden.
Wat gaat er gebeuren wanneer we ons aanbod afstemmen op de wetmatigheden van de markt der religie en wanneer mensen hun keuze voor onze kerk maken op grond van het feit, dat wij in hun beleving hoog scoren op deze markt? Kan het dan alleen gaan over vormen en stijl? Zouden vorm en inhoud echt zo gescheiden kunnen worden?
Het lijkt mij gevaarlijk om ons als kerk te begeven in deze logica van de sociologie. In ieder geval brengt deze benadering ons in een taalveld, dat het unieke van de kerk van Christus terugbrengt tot een van de religieuze gemeenschappen, die aan de behoeften van mensen beantwoordt.
Plussen en minnen
Twee dingen gebeuren er met mij wanneer ik beurtelings door de achteruitkijkspiegel en de voorruit kijk.
In de eerste plaats zie ik, dat ook vroeger het unieke van de gemeente van Jezus Christus verweven was met culturele kenmerken, die deels ondersteunend en deels juist niet ondersteunend werkten.
Ondersteunend: mensen leefden in de verbanden van families en andere leefgemeenschappen. Wanneer in het hart van de gemeenschap mensen tot geloof kwamen, kwam daarmee meteen de hele gemeenschap tot geloof. Zo begon het ook ooit in de tijd van de Handelingen der Apostelen: mensen kwamen tot geloof en werden gedoopt met hun ‘huis’. Het christelijk geloof is het geloof van een gemeenschap rondom Christus en die heeft in het verleden vaak geleund op reeds bestaande gemeenschappen. Als die nu wegvallen, gebeurt er niet zomaar iets onschuldigs, laat staan dat we juichend vast zouden kunnen stellen dat de periode van de volkskerk of de Constantijnse tijd nu gelukkig voorbij is. Heel belangrijke steunpunten vallen weg. Geloven op je eentje is heel lastig en ook in de Bijbel nauwelijks een optie. Geloven zal in de nieuwe cultuur veel individualistischer worden, hetgeen betekent dat ijveriger dan voorheen gezocht zal moeten worden naar inbedding in een gemeenschap, die nu niet meer voorgegeven is, maar achteraf moet worden geconstrueerd.
De schaduwzijden van de culturele inbedding van het geloof waren er echter in het verleden ook. Naast collectieve bloei van het geloof kon er sprake zijn van collectieve dwaling. De hiërarchische samenleving werkte door in de kerken, zodat ook de ambten een hiërarchische structuur kregen en machtigen en rijken het in de kerk voor het zeggen kregen. De inmenging van de overheid in de kerk kon goed uitpakken, maar ook helemaal verkeerd.
Het is overigens nog niet zo gemakkelijk hier tot een weloverwogen afweging van de voor- en nadelen te komen. Er waren in het verleden in ieder geval zeker niet alleen maar nadelen. Ik vind het belangrijk dat te benadrukken, omdat in sommige gebieden van ons land nog heel veel over is gebleven van de structuren uit het verleden. Dan denk ik niet alleen aan het oostelijke deel van Nederland, waar de meeste protestantse gemeenten nog helemaal verweven zijn met de dorpscultuur. Ik denk ook aan verschillende protestantse gemeenten in de Randstad, die o.a. bloeiend zijn, omdat ze een infrastructuur vertonen van zeer uitgebreide families en vriendenkringen, veel mensen met een sociale binding aan hun woonplaats etc. In al deze situaties zou ik vooral aanraden zuinig te zijn op wat er nog is. Dat woordje ‘nog’ klinkt dan altijd een beetje onheilspellend, maar ook daar zou ik niet teveel nadruk op willen leggen. Genoemde structuren zouden allemaal wel eens veel langer kunnen bestaan, dan sociologische prognoses ons willen doen geloven. Nederland is een klein landje, maar de regionale en plaatselijke verschillen zijn in sociologisch opzicht zeer groot.
Boventijdelijk geheim
In de tweede plaats ga ik me opnieuw bezinnen op het eigenlijke geheim van de gemeente van Christus, dat door alle wisselende culturen heen heeft bestaan en vandaag ook bestaat. Hoe komt het dat ik me verwant voel met Augustinus, Thomas van Aquino, Luther en ook nog wel met Erasmus, Calvijn, Paus Franciscus en een Koptische christen uit Egypte, die ik toevallig ontmoet? Daar zijn nogal wat theologische verschillen tussen deze personen. Met sommige van hun opvattingen ben ik het ook helemaal niet eens. Dat komt ten dele omdat ik de Bijbel anders lees, ten dele omdat ik deel heb aan een andere cultuur en misschien daarom lees ik de Bijbel ook weer anders. En toch: het voelt als één grote familie. Daar ligt het geheim onder van Woord en Geest, van het handelen van God zelf, die een gelijktijdigheid schept, die zich zelfs uitstrekt tot Noach en Abraham en al die andere Bijbelse gelovigen, die in alle opzichten andere mensen waren dan ik. Dat is het geheim van de kerk, een uniek handelen van God, dat een bovenhistorische mystieke verbondenheid geeft met mensen die ons cultureel en sociologisch volkomen vreemd zijn. De klemmende vraag wordt dan of en hoe het God behagen zal dit werk ook in onze dagen in Nederland en Europa voort te zetten. Dat hebben we niet verdiend. We hebben al meer dan duizend jaar ervaring met zijn handelen opgedaan, maar o zo vaak zetten we zijn belofte en gebod naar onze eigen hand. Terecht wijzen Paas en vele anderen op het falen en feilen in tijden waarin de kerk zoveel invloed had. Wie de oordelen van God over zijn volk Israël serieus neemt, beseft dat de ineenstorting van de gevestigde kerken in Europa, naast alle ander factoren die genoemd kunnen worden, ook te maken heeft met schuld en oordeel. En toch, als het God behaagt door alle oordeel heen, niet alleen in Afrika en Azië, maar ook in Europa zijn kerk te blijven bouwen, dan mogen we verwachten dat Hij dat ook juist wil doen door middel van een vernieuwing van de historische kerken. God kan die historische kerken wel hardhandig lessen willen leren, maar dan doet Hij dat toch ook juist, opdat ze zich zouden bekeren en vernieuwen. God is namelijk wel een oordelende God, maar geen willekeurige God, die het werk van het verleden zomaar aan de kant gooit. Hij blijft houden van de middeleeuwse kerktorens; de mooiste, van Nijkerk, en de minder mooie.
Praktische conclusies
De hierboven gegeven theologische beschouwingen betekenen praktisch voor mij het volgende.
De historische kerken moeten beseffen, dat ze niet alleen sociologisch, maar ook theologisch gesproken in een kantelende tijd zijn terecht gekomen. Niets is meer vanzelfsprekend. Dragende gestalten van het christelijk geloof uit het verleden verdwijnen op veel plaatsen. De vraag is nu niet hoe kunnen we aansluiten bij allerlei mensen, die ondanks dat wel religieus geïnteresseerd zijn. De vraag is wel: waar zien we vandaag ondanks alle verval God zelf aan het werk en hoe kunnen we aan dat werk van Hem dienstbaar zijn? Dan zien we dat God werkt binnen de restanten van de gevestigde kerken. Tegelijk zien we dat God daarbuiten werkt onder mensen die helemaal gedrenkt zijn in de geïndividualiseerde cultuur. Dit mag de traditionele kerken de vrijmoedigheid geven naast hun traditionele vormen van kerk zijn ruimte te scheppen voor andere vormen. Daar moeten ze niet mee wachten tot het verval in eigen gelederen optreedt. Dan is het te laat. Dat moeten ze juist nu doen. Kijken door de achteruitkijkspiegel en de voorruit samen, daar gaat het om.
Dr. Wim Dekker is hoofd stafafdeling theologische en missionaire advisering bij de IZB en sectorhoofd Areopagus en hij is redacteur van Kontekstueel.
Mailadres:
Om dit nummer te bestellen, klik hier