Skip to main content

nr4 • 2005 • Eén kerk in meervoud

april 2005 (19e jaargang nr. 4)

   

Eén kerk in meervoud
Een theologisch onderzoek naar de ecclesiologische waarde van pluraliteit
Dr. J. Haitsma




In zijn dissertatie worstelt collega De Reuver met het benauwende probleem van de protestantse kerken die onderling zo veel verschillen. En die verschillen zijn zelfs voor kerkelijk meelevenden vaak moeilijk uit te leggen, laat staan voor buitenkerkelijken. Er zijn zelfs meer dan tien kerken die in hun officiële naam het woord 'gereformeerd' hebben. Nu, ga d'r maar (niet) aanstaan. Ik heb het althans opgegeven.
Allereerst wil ik mijn bewondering uiten voor de belangrijke en actuele dissertatie van mijn collega, nu doctor R. de Reuver. Hoeveel bijbelexegese is erin verwerkt en hoeveel studies van anderen, ook buitenlanders. En dan met name die van en over de hoofdpersonen die er in besproken worden. Onze hartelijke gelukwens ermee!

Pluraliteiten

De titel van het boek zegt al veel: Eén kerk in meervoud. Dus niet een kerk, nee, één kerk. Zo zegt ook de aloude geloofsbelijdenis het: Ik geloof één heilige, katholieke (= algemene, H) en apostolische kerk'. Wat nog meer zegt: Jezus zelf wil maar één kerk (Joh. 17:20 v.). Maar de titel van het boek voegt er aan toe 'in meervoud'. Dus die ene kerk mag een meervoud in zich hebben: 'pluralitei¬ten' noemt De Reuver dat. Geen starre eenheid, er mogen verschil¬len zijn, bijvoorbeeld in liturgie, in opvattin¬gen, in institutaire inrichting. En elke promovendus mag zich beperken. De Reuver beperkt zich tot het protestantisme.
In de Inleiding vertelt hij wat de aanleiding tot deze studie geweest is: ‘Als gemeentepredikant in de Nederlandse Hervormde Kerk werd ik geconfronteerd met een veelheid aan geloofsbele¬vin¬gen, uitingen en formuleringen.’ Is deze veelheid, die ook in andere kerken voor¬komt, nu een teken van zwakheid of zit er ook een andere kant aan? Kunnen de verschil¬lende geloofsgestalten misschien ook aanvullingen zijn? En nu zeg ik het deels ook met eigen woorden: kunnen wij elkaar in de kerk vaak niet aanvullen? Móeten wij dat ook meestal niet? We zijn toch allen beperkte mensen en de genade van God is toch zo overstelpend rijk! Staat er eveneens niet in de Bijbel dat wij 'samen met alle heiligen pas in staat zijn te vatten hoe groot… de liefde van Christus is die de kennis te boven gaat' (zie Ef. 3:18)?

Eén lichaam met vele leden

In zijn studie geeft De Reuver een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat verschillen, van wat ik nu maar geloofsinhouden noem, in de ene kerk mogelijk en nodig zijn. Dat maakt hij onder meer prachtig duidelijk met het beeld dat Paulus ook zo vaak gebruikt: het ene lichaam met z'n vele leden.
De Reuver geeft als eerste voorbeeld van één kerk in meervoud de oplossing van een moeilijke situatie waarvoor de kerk reeds in de tijd der apostelen kwam te staan. Wat is er toen al een verschil in geloofshouding geweest tussen Joodse christenen. Er waren er die meenden dat heidenen, die christen geworden waren, zich moesten laten besnijden en de Joodse en oud-testamentische spijs- en reinigingswetten moesten houden. Anderen, zoals Paulus bijvoorbeeld, meenden dat dat niet meer nodig was. Dat verschil van mening had nogal praktische gevolgen. Het maakte bijvoorbeeld tafelgemeen¬schap tussen Joodse gelovigen en christenen uit de heidenen heel moeilijk, zo niet onmogelijk, temeer daar tafelgemeenschap meestal ook avondmaals¬gemeenschap inhield. Dat verschil moest dus opgelost worden. En hoe het gebeurd is, vertelt Lucas ons in Handelin¬gen 15. De Reuver beschrijft dit uitvoerig.

Justinus en Cyprianus

Hij geeft ons ook een voorbeeld van één kerk in meervoud uit de tijd niet lang na die van de apostelen. Er was toen een groot verschil tussen bepaalde heidenen die christen geworden waren, namelijk tussen de filosoof Justinus de Martelaar, die onder andere in Rome woonde, en Cyprianus, bisschop van Carthago. De eerste leefde in de eerste helft van de tweede eeuw na Christus, de tweede in het midden van de derde eeuw. De filosoof Justinus was christen geworden door een oude Jood die hij eens ontmoette en die hem op het Oude Testament wees als de hóógste wijsheid bevattend. Justinus kende dat helemaal niet maar ging het toen bestuderen, werd christen en zag het christelijk geloof als de hoogste filosofie. Hij liet zich dopen en bezocht geregeld de kerkdiensten. Hij zag Christus als het Woord, het volkomen Woord van God waarover Johannes schreef in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie, waar het Woord van God de Logos (Grieks) wordt genoemd. Deze Logos had zich volgens Justinus ook al geopenbaard aan heidenen, onder anderen aan Plato, doch slechts gebrekkig, maar aan Jezus volkomen, Jezus de Zoon van God. Justinus dacht dus in een heidense omgeving, cultuur en context. Dat blijkt ook uit het feit dat hij niet sprak over verzoening door het bloed des kruises. Het is trouwens de vraag of hij wel van de brieven van Paulus geweten heeft.
Maar geheel anders Cyprianus. Hij was bisschop van Carthago en leefde dus in een heel andere omgeving, cultuur en context. Hij gaf leiding aan een christelijke gemeente en alles was hem gelegen aan de gemeenschap met de andere bisschoppen in de landen rond de Middellandse Zee en aan hun gelijkwaardigheid, terwijl hij ook de gemeenschap van elke gelovige met z'n bisschop heilsnoodzakelijk achtte.
Wat een verschil in context en cultuur dus tussen die beide gelovi¬gen. En toch waren ze beiden christen in de ene heilige, katholieke en apostolische kerk en zijn ook beiden de marteldood gestorven. Twee geloofs¬inhouden en gestalten in één en dezelfde kerk, die elkaar niet uitsluiten, maar nodig hebben.

Dingemans

Dr. De Reuver noemt ook twee voorbeelden uit de jongste tijd, namelijk prof. Dingemans, emeritus hoogleraar in Groningen en Leslie Newbigin, jarenlang bisschop in Zuid-India. Beiden leefden en werkten dus in een heel verschillende context en theologi¬sche gedachtenwereld. Dinge¬mans in de tijd na de Verlichting, het tijdperk van het rationalisme, van het gezonde verstand; de tijd van nú. Dat is het postmoder¬nisme, van 'ieder heeft z'n eigen waarheid en de kerk is een soort van 'rondetafelgemeen¬schap, waar ieder z'n eigen kijk op Christus heeft en die ook uit mag spreken. In deze visie heeft de een de ander dan wel heel hard nodig. Maar het is natuurlijk ook wel duidelijk dat niet alles in een kerk verkóndigd mag worden. Dingemans heeft het in zijn afscheidsrede in 1993 zo gezegd: De taak van de academische theologie is om er zorg voor te dragen dat 'de kerkelij¬ke theoloog zich kan verantwoorden voor het forum van de christelijke traditie, de wetenschap en de samenle¬ving'. En in die traditie is Jezus die de drager en bemiddelaar is van Gods Geest een centrale persoon. In Hem, de historische Jezus en in de opgestane Heer heeft de Geest van God, die de kern is van het Nieuwe Testament, gestalte aangenomen. Dat gebruikt veel metaforen en beelden, zoals hemelvaart, opstanding, verzoening, hemel en hel om het geheimenis van Gods Geest aan te duiden als de stem van de Roepende, via het nieuwe gezicht van de opgestane Heer.
Dingemans kiest voor het begrip pluriformiteit in plaats van plurali¬teit. Dat komt volgens De Reuver voort uit de cultuur. Pluriformiteit is volgens Dingemans een kenmerk van de Geest van God, die ook een pluriform getuigenis geeft over Jezus. Allen in de kerk, en zeker de kerkelijke ambtsdragers, moeten daarom ook een open houding hebben om daarmee om te gaan. Menselijke kennis is per definitie pluriform. Daarom is tevens te begrijpen dat Dingemans schrijft ‘In de kerk gaat het niet om de juiste formulering van de doctrina (= leer), maar om de juiste manier van leven en om de liefde’. Het zoeken van de eenheid in de juiste belijdenis is volgens hem kerkscheidend en staat veel te los van de wereld. Tegelijk schrijft hij: ‘Toch heb ik steeds weer betoogd, dat de pluriformiteit niet moet verworden tot pluralisme: een subjectivisme, waarin ieder nach seiner Fasson zalig probeert te worden. De christelijke kerk heeft een eigen identiteit en een in haar bestaan meegegeven opdracht’ (pag.223).

Newbigin

Het andere voorbeeld van theologische verwerking van kerkelijke eenheid in meervoud uit deze tijd was Lesslie Newbigin, die vele jaren gewerkt heeft aan de eenheid van de kerk van Zuid-India. Daar waren drie kerken: de episcopaalse angligaanse, de synodaal-presbyteriale en de congregationalistisch-methodistische kerk. Congregationalis¬tisch wil zeggen dat de plaatselijke kerken grote zelfstandigheid hebben. Concrete en zichtbare kerkelijke eenheid was voor Newbigin onderdeel van de waarheid van het evangelie. In India is het kastensysteem en dat werkte door in het kerkelijk leven. In één dorp bijvoorbeeld waren verschillende kerken voor aparte kasten. Een sterk voorbeeld hoe de cultuur het evangelie overheerste. Vele jaren heeft hij aan de eenwording van de drie genoemde kerken gewerkt. Soms waren de vertegenwoordigers van de genoemde kerken, zo vertelt hij zelf in een klein boekje waarvan de titel mij helaas ontschoten is, zó moe en moede¬loos geworden in hun besprekingen om tot eenheid te komen dat het wel is gebeurd, dat ze 's avonds hun koffers pakten om de volgende morgen te vertrekken. Maar dan worstelden ze 's nachts met de bede van hun Heer: dat ze allen één zijn. En dan hervatten ze de volgende morgen hun besprekingen toch maar weer. Eindelijk werd dan zo de ene kerk van Zuid-India geboren. Daarin overheerste dan niet de cultuur het evangelie, maar het evangelie de cultuur. Dat kwam heel duidelijk uit toen de Engelssprekende Newbigin benoemd was tot bisschop van de ene kerk van Zuid-India in Madras: zijn intreepreek hield hij niet in het Engels, zoals gebruikelijk was, maar in de Indische taal Tamil. Machtig!
Toen hij emeritus werd en in Engeland teruggekeerd was, werd hij nog parttime predikant in de kleine multi-culturele wijkgemeente van Birming¬ham, in de Winson Greengemeente. Het werk daar werd een groot succes. Maar toen hij na twee jaar voor het werk onder de Indiase bewoners van de wijk assistentie kreeg van de Indiër Hakkim Singh Rahiv, waren de reacties uit de autochtone bevolking terughoudend. Newbigin wees deze reactie pertinent af. Hij zag daarin een gevolg van de vereenzelviging van het christelijk geloof met de (blanke) westerse cultuur en een koude verachting van het evangelie, die brutaler is dan oppositie. Even tussen haakjes: ik vraag mij af: zijn wij hier in Nederland beter met onze gescheiden avondmaalsvierin¬gen: gereformeerden alleen met gereformeerden, christelijke gereformeerden alleen met christelijke gereformeerden enz. enz.?

Uitdaging voor de Protestantse Kerk

Boven het laatste hoofdstuk van De Reuvers dissertatie staat: ‘Aan¬zet¬ten voor één kerk in meervoud’. Die ene (protestantse) kerk in meervoud wordt nog niet door iedereen goed begrepen en is nog niet zoals ze wezen moet. Hoe moet ze zijn? Het opschrift boven dit hoofdstuk zegt het duide¬lijk. Daarin komt ook een onderdeel voor, waar boven staat: Ecclesiologi¬sche pluraliteit (p.295). Op pagina 292 staat al: ‘De meest kritische en spannende vorm van pluraliteit is de meervoudig¬heid der waarheid’ en dan komt op pagina 303 de ‘geloofsverwoording en geloofsexpressie’ ter sprake. Van dit laatste wordt gezegd: ‘Deze vorm van pluraliteit is uiterst kwets¬baar, omdat ze grenst aan het veld van de heresie’ (= ketterij). En even daarna wordt gezegd: ‘Beslissend is of deze meervoudige geloofsexpressies de lofprijzing van de Heilige dienen, gelovigen samenbrengt aan de ene tafel van Christus en Hem, in verschillende talen, belijdt als Heer.’ En ik voeg er aan toe: gekruisigd om onze zonden.
In dit verband komt nu ook de Protestantese Kerk in Nederland ter sprake. Zij staat in Nederland voor de uitdaging om gegeven alle verschillen één te zijn in belijden, doop en avondmaal. En dat dit niet eenvoudig is, blijkt uit de kerkelijke praxis, aldus De Reuver op pagina 308. Voor sommige gemeenten en leden van de Nederlandse Hervormde kerk was het samenkomen van de gereformeerde en lutherse belijdenis als basis voor de PKN al reden om niet mee te gaan. Ze willen blijven bij de Dordtse Kerkorde van 1618/19 die in art.53 een exclusieve1 binding aan de drie formulieren van Enigheid wil. En dan mogen Luther en zijn volgelingen en vele anderen niet op een gereformeerde kansel staan. (Deze laatste zin is een toevoeging van mij, J.H.) Maar de ‘Ene, heilige, katholieke en apostolische kerk’ moet zich krachtens haar karakter natuurlijk ook wachten voor oeverloosheid in ‘belij¬den’. Doch in concrete gevallen zal het wel heel moeilijk kunnen zijn de juiste beslis¬sing te nemen. Daarbij is wel de leiding van de Heilige Geest absoluut nodig. Laat daar dan ook oprecht door allen om gebeden worden.
Dat dit boek een uitermate belangrijk werkstuk is met betrekking tot de huidige kerkelijke situatie, zal nu wel duidelijk zijn. Dat blijkt ook uit het slot van deze studie, waarin De Reuver een voorbeeld geeft van een Boskoopse situatie, waarin belijndheid en openheid harmonieus zijn samengegaan. De lezer leze het zelf. Ik zeg er alleen dit van: het houdt verband met de kinderdoop.

1 Men leze het formulier waarmee de instemming met de formulieren van Enigheid ondertekend moe(s)ten worden.

Dr. J. Haitsma is hervormd emerituspredikant te Boskoop