Skip to main content

nr1 • 2024 • U hebt hem bijna menselijk gemaakt…

38e jaargang nr.  1 (januari 2024)
thema: Kunstmatige Intelligentie (AI)

Niels den Hertog
U hebt hem bijna menselijk gemaakt…

De mogelijkheden van AI nemen in hoog tempo toe en dat roept allerlei vragen op. Zo werd onlangs in Europees verband wetgeving aangenomen om vast te stellen wat wel en niet toegestaan is. Ook binnen de theologie is het aanleiding voor reflectie.

Er is altijd nagedacht over het unieke van de mens ten opzichte van andere levende wezens: waarin zijn wij anders dan dieren? Maar als die mens nu iets schept dat akelig dicht bij hemzelf in de buurt komt, wat gebeurt er dan? In dit artikel een aantal gedachten. Lees het als een essay, een probeersel van iemand die net als iedereen probeert zich te oriënteren rond deze nieuwe ontwikkelingen.

Bijna goddelijk
Over de mens spreekt de Bijbel met twee woorden – en in Psalm 8 staan ze bij elkaar: bijna goddelijk. Al vanaf het begin heeft die mens een plek apart. De dieren worden geschapen naar hun aard, maar de mens wordt geschapen naar Gods beeld. Adam mag nota bene namen geven aan de dieren en dat is een grote verantwoordelijkheid. Te midden van de andere schepselen is die mens daarmee een unieke verschijning. Met die mens spreekt God als met een vriend, over die mens ontfermt Hij zich.

Het woordje bijna staat er echter voor – en niet voor niets. Het geeft een heldere grens aan. De mens ís niet goddelijk. Waar dat vergeten wordt, ontstaan keer op keer problemen. De neiging om dat te vergeten blijkt heel diep in de mens te zitten. Voortdurend grijpt die mens naar goddelijke prerogatieven, zoals de kennis van goed en kwaad. Voor Luther wordt op dit punt heel precies de zonde van de mens zichtbaar: van nature kan hij niet uitstaan dat God God is en dat hij niet veeleer zelf God is. De mens wil de hem gestelde grens overschrijden en deze ambitie is zijn probleem. Ongelukkige en eenzame goden levert het op, aldus Luther. Van hem is dan ook de krasse uitspraak dat we in de theologie spreken over de mens als zondaar en over God als de rechtvaardigende God – alles wat je daarbuiten aan de orde wilt stellen is een dwaling en vergif.

Ook op een andere manier verwoordt dat woordje bijna een grens. De mens is sterfelijk, oftewel: begrensd in de tijd. Wij zijn er als bloemen op het veld: mooi, in alle geuren en kleuren, maar het einde komt en dan waait de wind en zijn we weg, onze plaats kent ons niet meer. Het Woord van de Here God is tot in eeuwigheid – en daarin ligt de verwachting voor de mens, want Gods goedertierenheid ondervindt geen hinder van onze dood. Maar in onszelf zijn we begrensd.

Bijna menselijk
En nu heeft die mens AI geschapen. Bijna menselijk. Het is duidelijk: te midden van de hoeveelheid maaksels die de mens in de loop van de geschiedenis bedacht heeft, is dit van een andere orde. De auto, de fiets en de stoommachine zijn gemaakt om aan één specifiek doel te beantwoorden. Ze hebben altijd nog een mens nodig die ze aanzet en bedient. Maar AI is heel bewust gemaakt naar ons beeld. Met steeds betere programmatuur en zelflerende technieken kunnen deze apparaten functioneren zonder de mens en op een manier die sterk aan menselijk gedrag doet denken. In de ouderenzorg verwacht men veel van een AI-robot voor het maken van een praatje tegen de eenzaamheid. ChatGPT schrijft helder gestructureerde teksten die maar nauwelijks meer van teksten van echte mensen te onderscheiden zijn. Voor dit artikel heb ik het ook geprobeerd – en eerlijk is eerlijk: er kwam geen gek verhaal uit. Maar – ter geruststelling zeg ik het maar even – ik heb er toch voor gekozen zelf een stuk te schrijven.

Ook hier gebruikte ik het woordje ‘bijna’. Bijna menselijk, schreef ik. En ik bedoel dat op deze plaats ook als grens. Al is het misschien ingewikkelder om die grens net zo aan te geven als hierboven. Immers: heeft AI een eigen wil? Of kan het die gaan ontwikkelen? En kan het dan ook een eigen karakter ontwikkelen, zodat een AI-robot steeds meer individuele en unieke eigenschappen ontwikkelt? Naar mijn idee is het als met digitale fotografie: die is in de loop van de afgelopen jaren steeds scherper en beter geworden doordat de afbeelding uit steeds meer pixels wordt opgebouwd. Maar een foto blijft een verzameling van gekleurde puntjes. Zo kan de computer grote vragen steeds verder uitsplitsen naar kleinere vragen – maar uiteindelijk blijft de taal van de computer een 1 of een 0. Meer smaken zijn er niet. Dus echt voelen zal de computer niet, hoe dicht de techniek het ook zal benaderen. Echt een moreel oordeel vellen zal niet gaan. En de subtiele nuances en overwegingen van de rechtspraak zullen zich toch ook maar heel moeilijk laten vertalen naar de eentjes en de nulletjes van de computer.

Dat heel subtiele samenspel van factoren bij menselijke communicatie vind ik nog altijd meesterlijk gevat in het gedicht Ziekenbezoek van Judith Herzberg: ‘Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed. Toen hij zijn hoed had opgezet, zei ik: “Nou, dit gesprek is makkelijk te resumeren.” “Nee”, zei hij. “Nee toch niet – je moet het maar eens proberen.”’ Een AI-robot die bij oma in de kamer van het zorgcentrum zit, kan ook zitten zwijgen bij haar bed, maar dan gebeurt er niet hetzelfde als bij vader en dochter Herzberg. Natuurlijk: de ontwikkelingen zullen verder gaan, maar dit punt zal niet kunnen worden weggenomen.

Hetzelfde ‘bijna’?
De grens die in het woordje bijna wordt aangewezen, lijkt bij de mens die bijna goddelijk op andere grenzen te wijzen dan bij AI dat bijna menselijk is. Toch? Voor de mens betekent het sterfelijkheid. In principe bestaat een robot die wij maken eindeloos. Natuurlijk: er zijn updates nodig van tijd tot tijd en de hardware moet misschien wel eens vervangen worden, maar de set data die opgeslagen wordt, kan in principe eindeloos bewaard blijven. De dood heeft geen vat op eentjes en nulletjes.

En die andere grens die ons gesteld is? Dat wij niet god zijn? Zou AI kunnen ‘leven’ met de grens die klinkt in bijna menselijk? Zou in AI ook de drang kunnen zitten om de grens te overschrijden en mens te willen zijn? Ik moet denken aan de film Fantasia van Disney, gebaseerd op De tovenaarsleerling van Goethe. In afwezigheid van de meester en gesteld voor de opgave om de werkplaats schoon te maken, betovert hij de bezem om het werk voor hem te doen. Maar eenmaal bezig is er geen houden meer aan en gaat de bezem door en door. Als de leerling met een bijl de bezem klieft in de hoop hem zo stil te zetten, levert dat op dat er vervolgens twee bezems zijn. Zo gaat het verder: de krachten die hij ontketend heeft, blijken niet te bedwingen. Zoals Goethe het formuleert: ‘Die ich rief, die Geister, werd’ ich nun nicht los.’ Kann AI zich één keer in gang gezet net zo gaan gedragen?

Wie over AI leest, komt vroeg of laat allerlei dystopische visioenen tegen: de zelflerende machine zal op zeker moment slimmer zijn en dan de mens kunnen uitschakelen. Anders gezegd: als de ontwikkelingen verder en verder gaan en AI steeds meer op de mens gaat lijken, zal het ons dan in alles gelijk worden? En hoe zal dat dan zijn? Uitgenomen de zonde? Ik lees geregeld dat mensen zich afvragen of AI ook een preek zou kunnen maken – dat geloof ik tot op zekere hoogte wel (niet echt natuurlijk, hoe kan een zielloos apparaat een gooi naar mijn ziel doen?). Maar spannender vind ik de vraag of AI ook zondigt. Op het eerste gezicht een gekke vraag, maar het is een product van mensen, dus kan het er vrij van zijn? Ik weet het niet. Het lijkt een vreemde vraag, dat begrijp ik. Mijn primaire gedachte is: nee. Zonde is immers een begrip dat de gebroken relatie tussen God en mens beschrijft en kun je iets dergelijks van AI zeggen? Maar als het nu leert van ons? En als ons handelen nou doortrokken is van deze opstand tegen God, is het dan denkbaar dat AI daarvan vrij zou zijn?

Hij weet wat van zijn maaksel is te wachten
Levert zo’n meditatie aan de hand van het woord bijna nu iets op? Brengt het verder? Naar mijn idee helpt het vooral bij de reflectie op de mens. Wie immers overweegt wat AI allemaal (nét) niet kan, komt diep onder de indruk van wat de mens als vanzelf kan. Kijk eens naar een klein kind in een wieg dat plotseling jouw blik vangt – wat gebeurt er allemaal niet in de grote glimlach die je dan te zien krijgt? Denk aan de subtiliteit van een blik van verstandhouding, een klein gebaar, de tranen die in je ogen opwellen als je het verdriet van een ander ziet, de vreugde die je overspoelt als je een vriend uit de trein ziet stappen. Wonderlijk wat we allemaal ‘zomaar’ kunnen en doen.

Maar nog veel bijzonderder is natuurlijk wat er in die achtste psalm verder wordt gezegd. Het belangrijkste punt is niet dat die mens bijna goddelijk is – daar kun je zomaar mee aan de haal gaan om jezelf een bijzondere positie te midden van de schepselen toe te dichten en dat is ook gebeurd. Ons vee en onze planeet heeft onder de isolatie van die twee woorden zwaar te lijden. De echte verwondering van de dichter zit op een ander punt: Wat is de mens dat U aan hem denkt? Inderdaad: wat je over die mens ook allemaal moet zeggen, het is onvolledig zolang je niet ook over deze God gesproken hebt, die genadig en rechtvaardigend naar hem omziet. Dat hebben de reformatoren in de Schrift ontdekt en in allerlei toonaarden vertolkt. Denk aan de openingszin van Calvijns Institutie en aan Luthers omschrijving van echte theologie. Zinvol spreken over de mens kan alleen als je steeds aan deze goede God denkt, die zich genadig over ons bestaan buigt en ons niet overgeeft aan de gevolgen van ons grensoverschrijdend gedrag.

Wij weten niet precies wat van ons maaksel AI is te wachten. We zoeken daarom naar antwoorden en tasten in het onzekere. Een tikje ongerust zijn we wel: wordt dit groter dan wij? Zal het binnen de grens van het woordje ‘bijna’ blijven?

Onze goede God weet wel wat van zíjn maaksel is te wachten, gedachtig dat wij stof zijn. Daarom heeft Hij ons Jezus Christus gegeven. God die waarlijk mens is geworden – uitgenomen de zonde. Mochten wij inderdaad met ons maaksel AI opnieuw allerlei grenzen overschrijden en mocht dit groter worden dan wij, dan dienen we te weten dat één ding niet kan: dat het groter wordt dan Hij.

Dr. C.C. den Hertog is docent systematische theologie en publieke theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn en redactielid van Kontekstueel. Mailadres: ccdenhertog@tua.n

 

 

  • Raadplegingen: 95