nr5 • 2005 • Dominee's schrijven elkaar (1)
juni 2005 (19e jaargang nr. 5)
Er dreigen generaties verloren te gaan en wij kunnen ze niet bereiken
Dominee's schrijven elkaar (1)
Drs. W.F. Schormans en dr. L. Westland
Drs. Giel Schormans (1974) werd in oktober 2002 predikant (PKN) in de hervormde Eben-Haëzerkerk in Nijkerkerkerveen. De redactie van Kontekstueel vroeg hem zijn ervaringen als predikant in zijn eerste gemeente te delen met dr. Bert Westland (1944), een predikant met een lange staat van dienst. Westland werd predikant in 1970. Sinds 1987 is hij als wijkpredikant verbonden aan de hervormde gemeente van Elburg.
Wat verheugt, irriteert of verbijstert een beginnende predikant? En hoe reageert een oudere door de wol geverfde dominee hier op? Wij zijn benieuwd. Hun adressen staan ook achter in dit nummer. Bemoeit u zich eventueel vrijmoedig met hen.
Beste Bert,
In onze gemeente zijn wij bezig met een nieuw beleidsplan. We zijn ons dus aan het bezinnen op de koers die we als gemeente dienen te varen. In grote lijnen ligt die koers natuurlijk wel vast, maar toch is het goed om weer eens even stil te staan bij de vraag: hoe verder? Onze gemeente is, zoals dat heet, een levendige gemeente. Er zijn veel jonge gezinnen en kinderen (de afgelopen twee jaar zijn zo’n vijftig kinderen gedoopt).
Het groeit en bloeit, zou je zeggen. En toch bekruipt mij regelmatig het gevoel dat er structureel iets zou moeten veranderen. Want onder de oppervlakte is een proces gaande dat je in heel Nederland ziet: ontkerkelijking. Veel ouders van gedoopte kinderen zie je niet meer terug (hoewel sommigen door de doop juist de weg naar de kerk terugvinden). Tieners haken af en de categorie 20-30 is amper vertegenwoordigd. Waarom niet? ‘Het komt er gewoon niet van’ en: ‘Geloven kun je toch ook doen zonder de kerk?’ zijn dan de antwoorden die je krijgt. Een hele generatie binnen de kerk wordt amper bereikt met het evangelie. Dat doet wat met me, het legt ook een bepaalde druk op mij als voorganger. Want je weet dat het voor veel mensen niet vanzelfsprekend is om naar de kerk te komen. Ze kunnen ook zomaar niet meer komen of besluiten op zondagmorgen de EO aan te zetten. Mensen binden zich minder gemakkelijk, dat is een fenomeen dat je in de hele maatschappij terugziet en dus helaas ook in de kerk. Kerkelijke trouw is niet langer vanzelfsprekend (ook al is er gelukkig een grote trouwe kern).
Als reactie daarop merk ik bij mezelf en in de gemeente de reflex om te zoeken naar nieuwe vormen die aanspreken, die mensen boeien. Aansprekender, laagdrempeliger, korter, eenvoudiger. En soms werkt dat. Als er bijvoorbeeld een kinderdienst wordt georganiseerd, zit de kerk afgeladen vol en zie je veel mensen die je anders niet of nauwelijks ziet. Ik hoop dat dit soort diensten een manier is om kinderen en hun ouders te bereiken met het evangelie.
Tegelijk voel ik ook een innerlijke weerstand als het om dit soort zaken gaat. Want eenvoud is een deugd, maar simplificering is dat natuurlijk niet. Ik denk wel eens: zit het hem nou echt in die vormen? Is het inderdaad de liturgie die een struikelblok is? De preken? De liederen? Of zwichten we met elkaar voor de druk om het toch vooral leuk en luchtig te houden? De verkleutering van de kerk: amuseer ons, anders zappen we weg, want we zijn zo snel verveeld. En daarom leggen we de geestelijke lat maar lager. Maar hoever moeten we eigenlijk gaan om mensen ‘erbij’ te houden? Hoe lang werkt zo'n nieuwe formule; als het nieuwtje eraf is, wat dan? Is het probleem niet eerder dat we het in de kerk allemaal te goedkoop maken? Doop, huwelijk, zelfs belijdenis tegen afbraakprijzen af te halen bij uw leverancier van geestelijke parafernalia, want weigeren willen we niet en geeft trouwens ook zo'n hoop gedoe.
Moeten we niet heel die volkskerk op de helling zetten en teruggaan naar af? Liever een Gideonsbende dan een groot leger onbewapende reservisten. Het heilige, dé Heilige centraal. De kerk niet als herberg waar je op je klompen binnen kunt klossen, maar een plaats waar je de schoenen uit moet trekken omdat je heilige grond betreedt. En zo steekt de drijver in mij de kop op. Die gaat vanzelf weer liggen (maak je geen zorgen), maar het blijft wel knagen: zo kan het niet veel langer meer. Er moet iets gebeuren, want onze kerkstructuur en ons denken is nog niet ingericht op een postchristelijk tijdperk. Er dreigen generaties verloren te gaan en we kunnen ze niet bereiken.
Hoe kijk jij hier tegen aan? Wat heeft de kerk nodig om er over veertig jaar ook nog te zijn? Deel je het gevoel dat we op een keerpunt staan?
Hartelijke groet,
Giel Schormans
Beste Giel,
Veel uit jouw brief herken ik. Over de gemeenteleden die er zijn, als het hen uitkomt, en dan weer wegblijven. Over het opleuken van de kerkdienst, over de drang naar simplificering, over de bereidheid, c.q. mogelijkheid, slechts een paar hapklare brokken te verwerken, en de vrees generaties te verliezen. Het is nog al wat!
Jij beleeft het in de korte tijd dat je werkt in de kerk en ik na 35 jaar eigenlijk net zo. Misschien dat hier op de Noord Veluwe de neiging om van de ene gemeente naar de andere gemeente over te stappen nog sterker is dan bij jou. Maar dan ook vanuit het consumptiegedrag. Dit smaakt me niet (meer) en het andere smaakt beter...
Heb ik voor jou een pasklaar antwoord? Je weet zelf wel beter!
Dat is, denk ik, duidelijk een verschil met toen ik begon. Toen hadden we het idee: als we het kerkelijk werk maar goed organiseren, als we de mensen maar trouw opzoeken, als we maar goed inspelen op het moderne levensgevoel (wat dat dan ook zij), dan lukt het wel. Dat optimisme is door de praktijk afgestraft en vrijwel verdwenen. Maar hoe dan verder in de gemeente als je een beleidsplan wilt hebben, als het gaat om visie op het werk en de uitvoering.
Als je de vragen stelt: Wie zijn we als gemeente, en wat willen we? Die vragen kunnen we niet terzijde schuiven. Jij, maar ik net zo goed, wilt weten hoe je toch goed bezig kunt zijn. Goed bezig zijn, dat is dat je in je werk, samen met de kerkenraad en de gemeenteleden, het gevoel hebt dat je de gemeente van Christus opbouwt en dat gemeenteleden de betekenis van het Evangelie blijvend in hun leven vasthouden.
Je weet wel dat je op twee manieren kunt zoeken naar oplossingen.1. Door je aan te passen aan de verwachtingen en niets meer te willen dan dat. 2. Of je ertegen keren en je inspannen om het bijzondere van de kerk als de gemeenschap van het geloof, als de gemeenschap van Woord en Sacrament te blijven onderstrepen. En dan geldt hier: het is niet of... of, maar: en… en. Hoewel bij mij de neiging bestaat meer de nadruk te leggen op de tweede benadering. Want de kerk zal toch een vreemd verschijnsel blijven op de markt van het leven. We kunnen de gemeente niet laten verworden tot een gezelligheidsclub. En we mogen de eredienst niet verlagen tot het delen van ervaringen. Over laagdrempelig gesproken. Aanpassing leidt tot ontbinding.
Zelf beleef ik in de jaren dat ik in Elburg ben de afbraak van de resten van de volkskerk. Van tijd tot tijd zie je de schare in de gemeente. Moeten we nu alles op alles zetten om dat vast te houden door steeds nieuwe dingen te bedenken? We hebben dat hier ook wel gedaan met het oog op jongeren en randkerkelijken. Allerlei introducties voorafgaand aan de verkondiging, andere muzikale begeleiding en dergelijke. Maar we keren terug naar de kern: Wat doet het met mensen? Worden ze echt aangesproken? Of hadden ze een fijn gevoel dat na een uur bij de tv weer verdwenen is?
Ik had het over: Hoe ben je goed bezig? En dat als een begin van een antwoord op jouw vraag aan het eind van je brief. Er moet toch iets gebeuren, ja zeker! We zijn goed bezig in de gemeente als we de werkelijkheid van het geloof zoeken en
verwachten door Woord en Sacrament. Dat is klassiek gezegd. Kan het anders? Zo werkt God door zijn Geest in ons midden. Reformatorisch gesproken zijn we terug bij af! En dat is zo slecht nog niet. Of wel: dat is het! In de gegeven situatie, in onze postchristelijke tijd, met de heerschappij van de contingentie, hebben we deze structuur nog in het kerkelijk werk. De gemeente die rondom Woord en Sacrament de werkelijkheid van de gemeenschap met Christus en zijn heil deelt. Van deze structuur kun je zeggen dat ze de dynamiek van Woord en antwoord heeft. Maar je kunt net zo goed zeggen dat het de dynamiek is van woord en Antwoord. De relatie van God en mens, van mens en God komt aan de orde. In dat spanningsveld mogen we werken, jij en ik. Zo gaan we voor(t) in de gemeente.
Met een hartelijke groet
Bert Westland