nr4 • 2011 • Wat is er veranderd?
maart 2011 (25e jaargang nr. 4)
Wat is er veranderd?
Terugblik en vooruitblik
W. Dekker
De titel van deze bijdrage veronderstelt dat er in de afgelopen 25 jaar zoveel veranderd is in het kerkelijk landschap van de lezers van dit blad, dat daar een artikel aan gewijd kan worden. Er vanuit gaande, dat deze vooronderstelling juist is, zou dan vervolgens de vraag gesteld moeten worden of Kontekstueel daar op ingespeeld heeft en of er voor de komende 25 jaar een nieuwe agenda zou moeten worden opgesteld.
Zelf behoor ik tot de oprichters van het blad en veel uit de begintijd zit dus nog wel in mijn geheugen. Ter voorbereiding op deze bijdrage heb ik echter ook de eerste jaargang weer eens helemaal gelezen en mijn spontane gedachte daarna was: veel gedegen artikelen, waarvan sommige nu precies zo geschreven zouden kunnen worden - alleen mogen ze nu niet meer zo lang zijn - zoveel is er in 25 jaar niet veranderd, dat we het nu over heel andere thema’s zouden moeten hebben. Bij nader inzien valt er echter nog wel wat meer te zeggen en dat zal ik in deze bijdrage doen.
Oude agenda
In het eerste nummer van de eerste jaargang verwoordde de toenmalige redactie welke onderwerpen in het blad prioriteit zouden krijgen. Het gaat om het volgende lijstje:
1.Hoe spreken we over de kerk? De vraag dus naar een gereformeerde ecclesiologie.
2.Theologische en kerkelijke bezinning rond het proces Samen op Weg.
3.De vragen van het apostolaat.
4.De roeping van de kerk in de samenleving.
5.De verhouding Kerk - Israël.
6.De gereformeerde eredienst.
7.De plaats van de vrouw in kerk en samenleving.
8.De vraag naar een gereformeerde hermeneutiek.
Dan staat er onder dit lijstje nog het volgende te lezen: ’Op grond van het bovenstaande, zal het niet verbazen, dat gekozen werd voor de naam Kontekstueel. Daarin brengen wij tot uitdrukking, dat ons streven is de tekst van de Schrift en de geestelijke energie van ons belijden in de kontekst van onze tijd te laten spreken’.
Terugblikkend op de afgelopen 25 jaar denk ik zonder meer te kunnen zeggen, dat Kontekstueel dit laatste heeft waar gemaakt. Kijken we naar het lijstje met acht punten, dan wordt de vraag interessant of deze punten ook aan de orde geweest zijn en of er ook enige vooruitgang is geboekt. Helaas kan ik dat niet ten aanzien van alle vragen bespreken, maar de meeste zal ik langs gaan. Ten slotte is er dan nog de vraag of we vandaag weer hetzelfde lijstje zouden opstellen.
Gereformeerde hermeneutiek
Het thema ‘gereformeerde hermeneutiek’ staat als laatste punt op het lijstje, maar als oprichters van Kontekstueel hadden we het gevoel, dat dit thema niet zozeer een punt op het lijstje kon zijn, maar eigenlijk het onderliggende thema bij alle andere thema’s. Het eerste nummer begint dan ook met een zeer uitvoerige bijdrage van C. Graafland, getiteld: ‘Op zoek naar een gereformeerde hermeneutiek’. Daarna volgt een diepgaand artikel van J. Verkuyl over het onderkennen van de wil van God in de ethische problematiek van onze kontekst. In het volgende nummer gaat J. Hoek daarop in, waarna Verkuyl nog een keer antwoordt. Toen ik deze discussie tussen Verkuyl en Hoek opnieuw las, dacht ik: dit was nu precies onze bedoeling. Hier wordt op hoogstaande wijze gedebatteerd, waarbij de ander echt de kans krijgt zich uit te spreken. Het gaat over het verstaan van de Schrift in zaken als de plaats van de vrouw in kerk en samenleving, het arbeidsethos en homofilie. Hier blijkt ook, dat twee mensen allebei van harte in de Christus der Schriften geloven en toch, op voor de kerk gezichtbepalende zaken als de vrouw in het ambt en homofilie, uiteengaan. Vijf en twintig jaar geleden dus.
Is hier intussen enige voortgang geboekt? Ik vermag dit helaas niet in te zien en dat spijt me meer dan ik zeggen kan. Hadden we het dan over alles eens moeten worden in de afgelopen jaren? Dat lijkt me lastig. Juist wanneer we inzien namelijk, dat onze concrete handelwijzen in het heden niet zomaar als een directief rechtstreeks uit de Schrift zijn af te leiden, zou er ruimte moeten komen om elkaar in de verschillende praktische keuzen niet alleen te respecteren, maar ook volledig te aanvaarden. Zover is het echter niet gekomen. Terwijl we nu beter dan toen kunnen weten, dat de hermeneutische vragen beslissend zijn en niet zomaar opgelost kunnen worden, lijkt het dat de meningen over en weer stelliger worden. Daar blijft dus voorlopig huiswerk liggen.
Het gaat om meer dan de ethiek
Intussen gaat het in de hermeneutische vragen om meer dan de ethiek. Dat blijkt vooral in het openingsartikel van C. Graafland. Laatstgenoemde worstelt in dit artikel ten diepste met de vraag of de gereformeerde prediking zo ingaat in de belevingswereld van mensen vandaag, dat ze zich herkend, aangesproken en tegengesproken weten. Daarop terug ziende kan gezegd worden, dat deze vraag in de afgelopen jaren zeker meer en beter gethematiseerd is dan toen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de oprichting van Areopagus, centrum voor contextuele en missionaire verkondiging en soortgelijke initiatieven in andere kerken, bijvoorbeeld de Christelijke Gereformeerde.
De relationele hermeneutiek die daar wordt beproefd wil een antwoord zijn op de vraag hoe de Schrift zo gelezen kan worden, dat er een horizontversmelting plaatsvindt tussen de leefwereld in en achter de oude teksten van de Schrift en de hoorder van nu. Het feit, dat het centrum voor contextuele verkondiging zozeer in een behoefte blijkt te voorzien, duidt er echter vooral op dat de problemen die Graafland blootlegde nu door veel meer predikanten worden herkend, omdat ze deze zelf aan den lijve zijn gaan ervaren. Het blijft voorlopig spannend of niet alleen de problemen gevoeld worden, maar of er ook een begaanbare weg zichtbaar wordt, die de gereformeerde prediking weer spannend maakt voor allerlei soorten mensen. Zover zijn we nog niet. Dit project blijft echter meer dan de moeite waard en begint hier en daar vruchten af te werpen.
Crisis van het Godsgeloof
Graafland gaat in zijn bijdrage uitvoerig in op de verschuivingen in de cultuur waardoor de klassieke gereformeerde prediking niet meer lijkt te landen. Hij wijt dat vooral aan de nadruk op ervaring die in de cultuur overheersend is geworden, terwijl de gereformeerde prediking uitgaat van: zo staat er geschreven en dit is de waarheid. Nu zouden we zeggen, dat deze verschuiving te maken heeft met de omslag van het moderne waarheidsbegrip naar het postmoderne waarheidsbegrip. Die termen bezigden we toen nog niet. Het is echter de vraag of met deze omslag wel het diepste van de crisis is gepeild. Eerder moet gesteld worden, dat met de afbraak van het moderne waarheidsbegrip (de objectieve altijd en overal geldende waarheid) een ander probleem aan het licht gekomen is, namelijk het probleem dat de algemene geldigheid van de christelijke wereldbeschouwing niet meer tot de grondslagen van onze cultuur behoort, die je als het ware met de paplepel ingegoten krijgt.
Om het met Charles Taylor te zeggen: het christelijk geloof is in onze cultuur niet meer dan een optie. Je kunt daarvoor kiezen als een van de mogelijkheden om zin te geven aan het bestaan en je religieuze gevoelens vorm te geven. Het is niet meer het voorgegeven vanzelfsprekende referentiekader. In toenemende mate is de afgelopen jaren gebleken, dat dit evenzeer geldt voor wat men dan de gereformeerde gezindte noemt. Afvalligen als Franca Treur (Dorsvloer vol confetti) vormen in deze het topje van de ijsberg. Daarmee heeft het zoeken naar een gereformeerde hermeneutiek toch nog weer een andere wending gekregen dan Graafland in zijn artikel benoemt. We zijn in die zin in de afgelopen jaren dus steeds verder van huis geraakt. De gereformeerde prediking kon voorheen uitgaan van wat men wel het ‘historische geloof’ noemde. Daar moest dan de bovenbouw van het ware zaligmakende geloof op komen en daartoe werd de prediking gezien als een belangrijk middel.
Die situatie is nu snel aan het veranderen. Daar ligt de diepste oorzaak van het feit, dat de kerken ook in vanouds door de gereformeerde prediking gestempelde gebieden als de Veluwe leger worden. Mensen hebben, ook zonder dat ze dit zelf kunnen benoemen, veel meer behoefte aan een prediking, maar ook een totale beleving van kerk zijn en geloven, die hen helpt iets van God te ervaren in een van God leeg geworden bestaan. Daarom gaan sommigen naar evangeliegemeenten, omdat ze menen daar meer van God te kunnen ervaren, zoeken anderen naar vernieuwing in hun eigen kerk en haken velen af. Het gaat dus niet alleen om behoefte aan beleving, omdat we nu eenmaal in een belevingscultuur ademen. Het gaat vooral om behoefte aan beleving van God, omdat Hij in het primaire bewustzijn en in de ervaring van de werkelijkheid zozeer de afwezige is geworden.
Kerk en gereformeerde eredienst
De agenda van Kontekstueel 25 jaar geleden bevatte ook de punten: bezinning op het wezen van de kerk en de betekenis van de gereformeerde eredienst. Die punten kunnen blijven staan, maar krijgen wel in het licht van het bovenstaande een nieuwe urgentie.
Bij bezinning op de kerk werd toentertijd sterk gedacht aan het Samen op Weg proces. De meeste oprichters van Kontekstueel stonden positief tegenover de pogingen om tot eenheid te komen tussen de kerken, die nu samen de Protestantse Kerk in Nederland vormen.
Zoals ik dat nu taxeer verwachtten ze daar meer van dan er uiteindelijk van is geworden. In ieder geval was er weinig oog voor, dat het proces van afkalving zo snel door zou gaan. Dat is nu echter wel een feit gebleken. Daar zijn allerlei oorzaken voor te noemen, maar de diepste oorzaak is de crisis in het Godsgeloof. De spannende vraag is of er in de komende jaren gemeenten zullen zijn, die voor trouwe kerkgangers en zoekers samen, echte vindplaatsen van God zullen zijn in een samenleving, waar Hij als overbodig wordt beschouwd. Dat is niet iets wat wij organiseren. In die situatie is het diepe gereformeerde besef van Gods genadige vrijmacht, zijn soeverein welbehagen iets dat we heel hard nodig hebben. Wie meent in deze crisis de zaak te zullen redden met menselijk enthousiasme en nieuwe vormen, zal zich vergissen.
Dat betekent intussen niet, dat geen nieuwe vormen nodig zijn. Daarover zal de bezinning moeten gaan. Het is puur een zaak van Gods welbehagen wanneer Hij uit zijn verborgenheid treedt en zich laat vinden. Dit vraagt echter van onze kant een spiritualiteit, die gestempeld is door het wachten op God, het bidden en tegelijk het goede doen onder de mensen, zoals Bonhoeffer het jaren geleden al formuleerde. Wat betekent dit voor de dienende gestalte van de gemeente in de wereld, concreet in onze Nederlandse samenleving? Wat betekent het voor de eredienst op zondag en andere samenkomsten in de week? Wordt het klimaat daar bepaald door onze godsdienstigheid en opgestroopte mouwen of staat alles in het teken van opgeheven handen, open naar de hemel om gevuld te worden? Wordt ook de prediking door deze spiritualiteit gestempeld, te beginnen met de voorbereiding van de preek door de predikant, die beseft: wanneer God zichzelf niet ter sprake brengt werk ik door mijn woorden eerder mee aan een verdere verberging van Hem dan dat Hij de kans krijgt in en door mijn woorden heen mensen te ontmoeten in de diepste lagen van hun bestaan. Zijn de gemeenteleden bereid met de voorganger de diepere lagen van de teksten binnen te gaan om daar gelijktijdig te worden met het spreken en handelen van God in oude tijden, die tegelijk door de Geest onze eigen tijden blijken te zijn?
Nieuwe katholiciteit
Hoe spreken we over de kerk? De vraag naar een gereformeerde ecclesiologie. Dat was destijds punt 1 van de agenda van Kontekstueel. Dat mag wat mij betreft punt 1 blijven. Nu echter met een nieuwe urgentie. We leven in een tijd, waarin de betekenis van de kerk niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit zeer wordt gerelativeerd. Daar is alleen iets aan te veranderen wanneer we zelf weer echt gaan geloven in de kerk op de manier waarop dat in de belijdenissen van de vroege kerk is bedoeld. De kerk is niet een religieuze gemeenschap, waar je samen iets aan het geloof kunt doen, zolang je dat bevalt. De kerk is het lichaam van Christus in een zichtbare gestalte. In de kerk moet je zijn om het heil te vinden, dat nergens anders te vinden is.
Ik herlas pas het prachtige boek van A.A. van Ruler: Waarom zou ik naar de kerk gaan? Hier trof mij opnieuw een katholiek kerkbesef, dat we ons helemaal opnieuw eigen zullen moeten maken. Dat betekent ook een eerherstel van de sacramenten. Allereerst een dieper verstaan van de doop als inlijving in Christus, zoals ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenis dat zo prachtig zegt in artikel 34: Christus is onze Rode Zee en in de doop gaan we door die Rode Zee. De discussie over kinderdoop en volwassenendoop kunnen we achter ons laten, wanneer we opnieuw gaan verstaan wat hier is bedoeld. Dan ook een dieper verstaan van het sacrament van het heilig Avondmaal, waar de Levende zelf in ons midden is. Elke plaatselijke gemeente moet zich steeds oefenen in het besef een deel te zijn van de ene katholieke kerk, het lichaam van Christus zelf. Daartoe is voor versnipperde protestanten een herijking van hun kerkbesef nodig in waarlijk katholieke zin. Zo zal deze kerk een vindplaats van heil kunnen zijn. Wie tot deze kerk behoort en het ongelooflijke beleeft wat daar verteld en gevierd wordt, stapt de kerk uit en beziet heel de wereld anders dan voorheen.
Van die nieuwe kijk op de wereld (ook onze geseculariseerde wereld!), die ongelooflijk gewaagd is, maar een geweldige bevrijding biedt, zegt Van Ruler op blz. 165 van zijn genoemde boek: ’Laten we naar de kerk gaan, daar kun je lachen! De hele zaal staat vol met lachspiegels. De wereld ziet er zo onuitsprekelijk gek uit! Ze lijkt wel verlost te zijn!’
Drs. Wim Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB, mailadres: