Skip to main content

nr1 • 2010 • Kroniek

september 2010 (25e jaargang nr. 1)

Kroniek
De godsdienstvrijheid in Nederland

J. Wienen

De verkiezingen voor de Tweede Kamer op 9 juni 2010 gaven een opmerkelijke uitslag te zien. Er ontstond een buitengewoon complexe politieke situatie. Een bijzonder aandachtspunt is de positie van de godsdienstvrijheid in Nederland.

Opvallend was het enorme zetelverlies van partijen die een christelijke achtergrond hebben. Het CDA verloor twintig zetels en de ChristenUnie één. De SGP klom iets in stemmenaantal en percentage, maar bleef op twee zetels staan. Samen haalden de drie christelijke partijen 28 zetels in de Tweede Kamer. Het is duidelijk dat specifieke zaken, zoals de onpopulariteit van CDA-lijsttrekker Balkenende, hun invloed hadden. Maar onmiskenbaar onderstreept het ook de tendens van afnemende aanhang van christelijke partijen. Sommigen zeggen dat dit de bezegeling is van de secularisering in Nederland. Die aanhang zal alleen maar verder dalen als je de ontwikkeling van de ledencijfers van de kerken ziet.

Onverdraagzaamheid
Ik denk dat het te vroeg is om te stellen dat de daling definitief is. In 2002 bleek dat onder voor het CDA gunstige omstandigheden een enorme winst ook nog steeds mogelijk is. De grilligheid in de kiezersgunst kan ook andersom werken. Maar duidelijk is wel dat de vaste aanhang die heel bewust kiest voor een christelijk uitgangspunt afneemt. Al laat de huidige formatie zien dat een partij met 20 zetels nog een cruciale rol kan spelen, toch lijkt de bijna vanzelfsprekende rol van het CDA als stabiele factor in het centrum van de Nederlandse politiek duidelijk veranderd. En daarmee is ook de vanzelfsprekendheid van een aantal typisch Nederlandse verschijnselen als de vrijheid van onderwijs aan het verdwijnen.
Op 9 juni, de dag van de verkiezingen, stelde Kees van der Staaij, de nieuwe aanvoerder van de SGP, dat er een weerwoord nodig is tegen seculiere onverdraagzaamheid. En gelijk heeft hij. De laatste jaren hoor ik steeds vaker bezorgde oproepen om toleranter te zijn in Nederland. Er is inderdaad aanleiding tot zorg. Er zijn genoeg voorbeelden van onverdraagzaamheid die zich specifiek richt op religieuze overtuigingen. Het liever geen huwelijken willen sluiten tussen mensen van gelijk geslacht om gewetensbezwaren zou moeten leiden tot ontslag. Het dragen van een kruis door een trambestuurder wordt verboden. Het zou verboden moeten worden dat een politieke partij vanuit haar religieuze overtuiging vrouwen uitsluit als kandidaat. Gesubsidieerde instellingen zouden geen eisen mogen stellen aan de levensovertuiging van sollicitanten, ook al zijn het godsdienstige organisaties. Of liever: godsdienstige organisaties zouden niet gesubsidieerd moeten worden. Christelijke scholen zouden geen eisen mogen stellen aan de levensstijl van leraren, ook niet als die in strijd is met de identiteit van de school. Een christelijke tekst op een dak moet koste wat kost verdwijnen. Weliswaar ging dat om een welstandskwestie, maar velen vragen zich af of de zaak ook zo hoog gespeeld zou zijn als het om een andersoortige tekst of symbool was gegaan. Er wordt in de Nederlandse samenleving een zekere onverdraagzaamheid zichtbaar tegenover van de meerderheid afwijkende standpunten, zeker als die een godsdienstige achtergrond hebben.

Met twee maten meten
Daarbij is het wel van belang ook in de spiegel te kijken. In Nederland heeft lang een meerderheid bestaan van christelijke partijen in het parlement. Ook daarna bleef de invloed van deze partijen nog vrij groot. Dat is terug te vinden in tal van regelingen. Daarbij was er ook vaak sprake van onderlinge discussie of de wetgeving niet veel strenger moest zijn. Juist de SGP had op dat terrein vaak een zeer uitgesproken standpunt. Weliswaar was de invloed slechts bescheiden, maar toch. Wanneer je nu een beroep doet op de verdraagzaamheid in de samenleving en ruimte bepleit voor opvattingen en gedragingen die een meerderheid absoluut afwijst, dan moet je nog eens goed nadenken over de mate waarin je zelf verdraagzaam bent.
Dezelfde Kees van der Staaij hield enkele maanden geleden een pleidooi om terughoudend te zijn met publieke uitingen van de islam. Dat moge misschien begrijpelijk zijn, het is wel curieus. Het lijkt op meten met twee maten. Bij dat standpunt wees hij op het draagvlak onder de bevolking en op het verschil in historische positie in dit land. Het eerste punt is natuurlijk levensgevaarlijk. Want dat kan zich morgen evengoed keren tegen opvattingen van de SGP of tegen publieke uitingen van de christelijke kerken. En dat geldt misschien ook wel voor het tweede. Dan wordt de redenering: de historische lijn is secularisering van het christendom en opkomst van de islam. Bovendien heeft het tweede punt het manco dat het niet echt principieel gefundeerd is. Op grond van die argumentatie zou je ook moeten berusten in de achterstelling van christenen in tal van landen waar de islam dominant is. Ik zou liever pleiten voor een diepere bezinning op de christelijke wortels van vrijheid en verdraagzaamheid.
Het valt me wel op dat het argument dat vanuit het perspectief van de SGP wellicht het meest ter zake zou doen in ieder geval naar buiten geen rol speelt: je mag wel onderscheid maken tussen kerk en moskee, want het één is de waarheid en het ander is een leugen. Ook de SGP realiseert zich dat dit intern misschien een argument kan zijn, maar in het democratisch debat in een geseculariseerde samenleving averechts werkt.  

Afkeer en herkenning
Opvallend was ook de enorme winst van de Partij voor de Vrijheid. Met vrijheid wordt door deze partij in ieder geval niet de godsdienstvrijheid bedoeld. Het lijkt althans nogal in strijd met de godsdienstvrijheid om een verbod voor vijf jaar op de bouw van nieuwe moskeeën en islamitische scholen te eisen. Ook een preekverbod voor buitenlandse imams en de verplichting Nederlands te gebruiken in gebedshuizen roept vragen op. De winst van de PVV is een signaal van een grote afkeer bij veel Nederlanders van migranten in het algemeen, en van islamitische migranten in het bijzonder. Daarnaast is de PVV bij uitstek de partij van grove en harde taal. De winst van de PVV is ook een signaal van de verharding van de samenleving.
De combinatie van het voorstellen van maatregelen die op gespannen voet staan met enkele basisbeginselen van de Nederlandse rechtsstaat en met door Nederland getekende internationale verdragen, en de harde populistische toon roepen bij velen afkeer en zorg op. Overigens is er juist bij een deel van de christenen in Nederland ook wel een zekere herkenning van de afkeer van de islam. De islam wordt als een bedreiging ervaren. In veel islamitische landen is er sprake van harde vervolging van christenen. Moslims die christen worden, worden met zware straffen bedreigd. Aanslagen door moslimfanatici dragen bij aan de afkeer. En misschien ook wel een gevoel van vervreemding om in eigen land te merken dat je een minderheid wordt, terwijl je tegelijk steeds meer uitingen ziet van de islam. 

Accepteren
De bijzondere verkiezingsuitslag leidde tot een moeizame zoektocht naar een nieuw kabinet. De grootste partij (VVD) en de grootste winnaar (PVV) wilden een samenwerking met het CDA, maar die zag daar niets in. Maar ook samenwerking van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks bleek onhaalbaar en de PvdA wilde niet eens praten over een samenwerking met VVD en CDA. En zo is men ondertussen toe aan de variant: een minderheidskabinet van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Voor de PVV is dat een riante positie. Voor zover ik kan zien, heeft men zelf geen kandidaat-bewindslieden. Bovendien is er in deze economische crisistijd veel voor te zeggen om niet direct verantwoordelijk te zijn voor harde bezuinigingsmaatregelen. Dan is een gedoogakkoord, waarbij de partij wel invloed heeft gehad op de afspraken en op ieder gewenst moment het kabinet kan laten vallen, voor de PVV niet zo gek.
Toen ik vrijdag 30 juli in Duitsland reed, op weg terug naar Nederland, kreeg ik ’s avonds laat  de Nederlandse radio te pakken en hoorde ‘Met het oog op morgen’. VVD, CDA en PVV hadden afgesproken dat er een kabinet VVD/CDA zou komen, gedoogd door de PVV, waarbij met name CDA en PVV hun volstrekt strijdige visie op godsdienstvrijheid en rechtsstaat behielden en het standpunt van de ander accepteerden. Ik herinner mij dat ik dat woord proefde. Goed dat er niet gezegd werd: respecteerden. Al zegt dat woord in onze samenleving misschien niet veel meer, het geeft toch aan dat je het standpunt van de ander respect waard vindt. Dat is hier dus niet het geval. Je accepteert het. Kennelijk als een fait accompli. Daarom kunnen ze niet in één kabinet zitten, want op dit punt kunnen zij het niet eens worden. Het CDA neemt zitting in het kabinet, dus het standpunt van die partij wordt kabinetsbeleid. En het kabinet accepteert politieke steun van een fractie, waarvan het de opvattingen over godsdienstvrijheid en rechtsstaat afwijst, maar waarvan ook geaccepteerd wordt dat die op dit punt die afgewezen standpunten heeft. Je zou kunnen zeggen dat andere fracties in de Tweede Kamer het standpunt van de PVV ook accepteren in de praktijk. Het wordt volstrekt afgewezen, het wordt bestreden, maar men loopt niet weg en ziet ook geen wettige weg om de PVV uit de Tweede Kamer te zetten. En geen partij heeft tot nu toe, wanneer een eigen motie of amendement door de steun van de PVV een meerderheid haalde, gezegd: dan trekken we hem in, want we accepteren geen steun van de PVV. Mijn conclusie was die vrijdagavond: als je het risico van gedoogsteun van deze partij aanvaard is het gekozen woord misschien het beste.

Pro en contra
In Nederland en vooral in het CDA is er veel discussie over de vraag of deze samenwerking wel acceptabel is. Er zijn oproepen pro en contra. Dit politieke onderwerp raakt ook de kerken. Ds. Pals uit Doesburg riep predikanten op vanaf de preekstoel stevig stelling te nemen tegen het 'gedoogakkoord' van VVD, CDA en PVV. Pals vindt het onaanvaardbaar dat PVV-leider Geert Wilders mag blijven zeggen dat de islam een kwaadaardige ideologie is. Pals: ‘Ik ben verbijsterd. CDA en VVD accepteren steun van een partij die de islam als religie ontkent. Daarmee leggen ze hun politieke opdracht neer om de grondwet te respecteren. Ze maken de ideeën van de PVV salonfähig.’ Ben Kok, die zich een joods-christelijke pastor noemt, nam omgekeerd het initiatief steun uit te spreken voor een coalitie waar de PVV bij betrokken is. De islam wordt door zijn groep - vooral evangelische - voorgangers een totalitair systeem en een groot gevaar genoemd, dat als doel heeft de wereld in haar macht te krijgen.
Het is goed om in de kerk betrokken te zijn op wat er leeft in de samenleving. Tegelijk is het verstandig zeer terughoudend te zijn met heel direct politieke uitspraken. Hoe verder je van de bijbel en de verkondiging van het evangelie afgaat, hoe groter de kans dat je niet het evangelie maar je eigen opvattingen verkondigt. Er zijn omstandigheden denkbaar waarin een direct politiek geladen statement gebod is. Ik denk niet dat dat nu aan de orde is.

Hiërarchie in vrijheden
Lopen de rechtsstaat en de godsdienstvrijheid gevaar in Nederland als de PVV een kabinet gaat gedogen. Ik denk het niet. Dat is alleen het geval wanneer de regeringspartijen in ruil voor die gedoogsteun afspreken op bepaalde punten de verdraagzaamheid los te laten of wanneer zij de opvattingen van de PVV niet bestrijden om zijn steun niet te verspelen. Het is dus een extra risico. Maar er is geen reden er bij voorbaat van uit te gaan dat de beginselen van rechtsstaat en godsdienstvrijheid geschonden zullen worden.
Wat wij in Nederland nodig hebben is vrijheid, verdraagzaamheid en vertrouwen. Vrijheid van godsdienst staat niet hoog in het vaandel. Wat mij betreft is het de belangrijkste van alle vrijheden. Ik zie wel degelijk een hiërarchie in de vrijheden. De vrijheid van innerlijke overtuiging en de vrijheid om daarnaar te leven is de basis voor een vrije samenleving. Niet dat die vrijheid onbegrensd is. Dat is onmogelijk. In een samenleving wordt iedere vrijheid beperkt door de vrijheid van de ander. Mijn vrijheid kan en mag geen vrijbrief zijn om de vrijheid van de ander willekeurig te beperken. Verdraagzaamheid is de component die nodig is om het in vrijheid samen leven met mensen met geheel andere overtuigingen ook mogelijk te maken. Daar hoort dan ook een zekere terughoudendheid en wijsheid bij om elkaar niet te provoceren of te kwetsen.

Drs. Jos Wienen, historicus en theoloog, is burgemeester van Katwijk en redacteur van Kontekstueel