nr3 • 2010 • Vele culturen, één Naam
januari 2010 (24e jaargang nr. 3)
Vele culturen, één Naam
W. Dekker
Al langere tijd was ik er een groot voorstander van dat Kontekstueel in gesprek zou gaan met Op Goed Gerucht. Maar nu ik zelf een aftrap mag geven in deze artikelenserie valt het me niet mee. Ter voorbereiding las ik het artikel van collega Benjamins in dit nummer. Verder de publicatie Uitgesproken Protestant. In gesprek met Op Goed Gerucht over cultuur, kerk & atheïsme (red. Erik Asscher, Jan Offringa). Eveneens van de hand van Jan Offringa: Na een gezonde geloofscrisis. Over modern geloven. Verder las ik nog een paar nummers van het blad van de beweging: Geruchten.
Mijn vragen in dit artikel zouden moeten gaan over de kwestie van de moderniteit. De diversiteit aan opvattingen en de verschillende nuances maken het me echter niet gemakkelijk te komen tot een of meer heldere punten van gesprek. Wat betreft de kwestie van de moderniteit merk ik in ieder geval op, dat het woord de ene keer veel meer een aanduiding is van een noodzakelijke way of life, gegeven met een bepaalde condition humain, de andere keer gevuld is met geloofsinhouden die anders zijn dan de orthodoxe. Misschien moet dat dan maar direct mijn eerste vraag zijn: Ziet OGG modern zijn als een habitus, een wijze van existeren of is dit modern zijn gelijk ook met een bepaalde inhoud geladen?
Habitus
Een aantal keren kom ik het eerste antwoord tegen. Evert Jan de Wijer in Uitgesproken Protestant: ‘Eén belangrijk misverstand moet echter uit de weg worden geholpen: het gaat niet om predikanten die desnoods geforceerd modern willen zijn, maar die – mogelijk ook tegen wil en dank - nu eenmaal modern zijn. Zij hebben niet voor hun moderniteit gekozen en zij venten hun moderniteit ook niet uit. Zij zijn simpelweg met huid en haar met de moderne levenservaring verbonden…’ (12).
Rick Benjamins komt in zijn artikel in dit blad echter tot een inhoudelijke invulling wanneer hij schrijft, dat modern de acceptatie van drie belangrijke inzichten omvat, namelijk dat de bijbel een boek is, dat je historisch-kritisch kunt bestuderen, dat geloofswaarheden dogma-historisch gerelativeerd kunnen worden en dat het christendom behoort tot de familie van de religies en niet als enig waar geloof tegenover de andere godsdiensten staat. Even verderop doet hij dan een poging het klimaatverschil tussen Kontekstueel en Op Goed Gerucht te schetsen met een fragment van de discussie tussen Bavinck en Gunning. Bavinck en Kontekstueel zouden ten diepste geloven in een tijdloze Waarheid, terwijl Gunning en OGG zich ervan bewust zouden zijn, dat de waarheid steeds weer gevonden wordt in het geleefde leven.
Aan deze inhoudelijke invulling verbind ik mijn tweede vraag: herkennen we bij elkaar een zelfde hartstocht om in de moderne cultuur dienstbaar te zijn aan de waarheid van het evangelie?
Modern met huid en haar
Wat De Wijer schrijft over modern zijn met huid en haar herken ik. De moderniteit zit in je bloed of ze zit er niet in. Dit gegeven loopt door alle leeftijden heen en het loopt ook door de modaliteiten van de kerk heen. In die zin dacht ik bij mezelf: er zouden ook gereformeerde bonders lid kunnen worden van Op Goed Gerucht. Waar heeft het mee te maken? Vaak al met het gezin en de culturele context, waarin je werd opgevoed. Maar meer nog heeft het te maken met sensitiviteit. Er zijn ook in deze moderne tijd nog steeds mensen, die nooit getwijfeld hebben aan de vraag of God bestaat. Zij houden zich vaak op in de orthodoxie, maar niet altijd. Er zijn anderen, die bijna dagelijks een klein beetje geloof op een grondgevoel van twijfel moeten zien te veroveren. ‘Nooit heb ik niets met U’, zeggen ze met Huub Oosterhuis, maar de moderne wereldervaring, die dagelijks bij hen binnen komt geeft hen zelden het gevoel: in God we trust. Vaak werd het klimaat in de orthodoxie hen te benauwd, maar er is anderzijds verwantschap met juist de bevindelijkheid in die orthodoxie. Daardoor houden ze het er soms wel uit.
Omdat theologie nooit los staat van wie je ten diepste als mens bent en de antwoorden waarnaar jij vanuit jouw existentie op zoek bent, moeten we uit onze circuits tevoorschijn komen, die tegelijk vaak verschansingen zijn. Wanneer Op Goed Gerucht vooral een open beweging wil zijn van mensen, die het vanzelfsprekend geloven voorbij zijn, die meer en minder happy modern zijn, dan zou het ook goed zijn wanneer elke affichering met vrijzinnigheid verdwijnt en ook allerlei orthodoxen en neo-orthodoxen in de beweging gaan meedoen. Misschien moet ik er dan nog wel bij vragen of ook iets minder happy modernen erbij mogen horen? Dan denk ik bijvoorbeeld aan mijzelf, maar ik ken er nog een paar meer van. Dagelijks pluk ik de vruchten van een cultuur die door de Verlichting is heengegaan. Ik zou eerlijk gezegd ook niet een andere tijd weten, waarin ik liever was geboren. En toch voel ik me lichtelijk gehandicapt in vergelijking met mensen in vroegere tijden of thans in andere culturen. Het gesloten wereldbeeld, dat de Verlichting heeft opgeleverd doet mij lijden aan de tijd. Ik denk niet dat ik ooit helemaal aan de moderniteit die in mijn bloed zit zal kunnen wennen.
De Waarheid is ethisch
Wanneer Benjamins Kontekstueel in de buurt van Bavinck plaatst en zijn eigen beweging in de buurt van Gunning klopt dat volgens mij niet. Ik zou Op Goed Gerucht eerder in de buurt van de Modernen plaatsen. En wat zich ter rechter zijde van Kontekstueel beweegt (en dat is nog heel wat), in de buurt van Bavinck, terwijl ons eigen blad zich dan meer in de buurt van de gereformeerd ethische Gunning ophoudt. Maar dergelijke historische vergelijkingen zijn altijd een beetje riskant. Zowel voor Bavinck als voor Gunning kunnen we diep respect hebben en vooral ook voor de wijze waarop zij elkaar hebben trachten te verstaan. Ik ken geen theologische briefwisselingen, die zo diep gaan en werkelijk trachten te peilen wat de ander beweegt. Ik acht wat hier ontdekt is vandaag nog uiterst actueel. Bij beiden, zowel bij Gunning als bij Bavinck, is er het besef, dat men achter de Verlichting niet terug kan. Gunning wil er koste wat kost voor waken in de rationalistische valkuil te stappen, die door de Verlichting is uitgezet. Het gezag van de bijbel, de geloofswaarheden van de dogma’s en de uniciteit van het christelijk geloof zijn alle voor het forum van de rede gaan wankelen. Wij zullen ze niet met deze zelfde rede overeind houden. De Waarheid, waar het in de bijbel, de dogma’s en het christelijk geloof om gaat, is ten diepste een Persoon, de Persoon van de Middelaar, die ook de Logos is in al het geschapene. Ieder mens is dus aangelegd op deze Waarheid. Tegelijk is deze Waarheid als Persoon slechts op persoonlijke wijze te kennen.
De Waarheid is een Persoon, de waarheid is ethisch, maar de Waarheid is geen ander dan Jezus Christus, die in het geloof der gemeente de eeuwen door als een mystiek fluïdum aanwezig is. Bavinck vond hier uiteindelijk te weinig objectief houvast, te veel bevinding, te weinig Schrift. Hij was bang voor vervloeiing naar het algemeen religieuze, hoewel hij zelf zijn uiterste best deed de rationalistische valkuilen te vermijden. Gereformeerden in het spoor van Bavinck en Kuyper zijn echter toch weer steeds rationalistischer geworden totdat de afbraak van heel dit gebouw begon en velen in de gereformeerde kerken alsnog bij de positie van de negentiende-eeuwse Modernen uitkwamen.
Barth
Alle drie gezichtspunten, die Benjamins noemt - het historisch-kritisch bijbel lezen, de menselijke factor in de geloofswaarheden en het christendom als een van de vele religies - zijn gezichtspunten waarvan zowel de Modernen als Gunning als Bavinck zich rekenschap gaven. Geen van drieën deed alsof dit Verlichtingsdenken niet bestond. Toch kwamen zij uiteindelijk heel verschillend uit. Bavinck bij een neo-orthodoxie, Gunning bij een mystiek-ethische fundering van de waarheid en de Modernen bij het religieuze pluralisme en relativisme.
Nu zou daar wat betreft de twintigste eeuw natuurlijk ook nog Karl Barth te noemen zijn. Hij vond, dat de bijbel over de hele linie historisch-kritisch bestudeerd mocht worden, maar daarmee was nog niets beslist aangaande de zaak die daarin aan de orde is. Dogma-historische relativering was hem ook niet vreemd, maar als gevolg van lezen van de Schrift meende hij nochtans dat het trinitarische en christologisch dogma gouden grepen waren geweest. Dat het christendom slechts een religie was gaf Barth meteen toe, maar dat heeft niets te maken met afvlakking van de pretentie: Jezus is Heer.
Versluierend
Ik vind het gesprek over de moderniteit, zoals Benjamins dat voert uiteindelijk dus versluierend werken. Tussen Kontekstueel en Op Goed Gerucht kunnen we ervan uitgaan, dat we samen staan op de bodem van de Verlichting. Maar dat gezegd zijnde begint het pas spannend te worden. De antwoorden die gegeven worden in de lijn van Gunning en Barth zijn geheel andere antwoorden dan die in de lijn van de procestheologie, om maar eens iets te noemen. Voor mij valt de scheidslijn niet bij een theologie die wel of niet door de Verlichting is heengegaan. Voor mij valt de scheidslijn bij de vraag of we van beneden of van boven theologiseren. Daar kan de Verlichting niet over beslissen. Dat is een geloofsbeslissing.
Het algemene klimaat vandaag in de theologie ervaar ik als van beneden. Daarmee bedoel ik: men neemt het uitgangspunt in de meer of minder religieuze mens, die eventueel ook met gedachten uit het christendom verder geholpen zou kunnen worden. In de grote traditie van de kerk is het echter altijd gegaan om het unieke van het evangelie van Jezus Christus, dat niet van nature aan een mens bekend is, waar hij zelfs helemaal niet op zit te wachten. Van nature zijn wij heidenen, zonder God en zonder hoop. Daarom is er de Missio van God, die ook de missio van de kerk is: een spoor van ontfermende liefde in Woord en daad door deze wereld. Kerk zijn is in dat spoor gaan. Vandaag in Europa betekent dat een nieuwe bezinning op de betekenis van het evangelie voor de moderne en postmoderne mens. Daar mogen wat mij betreft alle tradities hun bijdrage aan leveren. Allerlei soorten modernen en orthodoxen, rooms-katholieken en oosters-orthodoxen. Heel veel vroegere theologische debatten mogen van mij blijven rusten, als deze vraag maar op tafel komt: wat is uw bijdrage vanuit uw traditie aan de communicatie van de ene Naam onder de hemel vandaag in West-Europa? Waar de interesse in die vraag is weggeëbd vanwege religieus pluralisme en relativisme, haak ik af. Christelijk geloof staat en valt voor mij met de onmisbaarheid van Jezus Christus voor de wereld. Juist op dit punt vind ik de veelstemmigheid van Op Goed Gerucht geen winst en ook niet gemakkelijk voor het gesprek.
Drs. W. Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel