Skip to main content

nr6 • 2010 • Een onmogelijke opdracht?

juli 2010 (24e jaargang nr. 6)

Vergeven: een onmogelijke opdracht?

Over de relatie tussen Gods vergeven en de vergeving tussen mensen

H.G. de Graaff

De dichter van Psalm 86 belijdt: ‘Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend’. Vergeven behoort tot het wezen van God. Hij is gaarne vergevend. Vanuit het geheel van bijbels getuigenis is duidelijk dat God vergeeft ‘op grond van de volkomen genoegdoening door Christus’ (Heid. Cat., antw. 56). Dat heeft niets met ‘Umstimmung’ te maken, maar raakt aan het geheimenis dat God  ‘de zonde niet ongestraft wilde laten, maar de straf ervoor door de bittere en smadelijke kruisdood voltrokken heeft aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus’.(Hertaald Avondmaalsfomurlier)

Omdat het offer van Christus radicaal en totaal is, is Gods vergeven even radicaal en totaal. Vandaar dat de profeet Micha zich in sprakeloze verwondering afvraagt: ‘Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft?’. Om vervolgens te belijden dat God vergeeft door al onze zonden te werpen in de diepte van de zee (7:18 en 19).

1. God vergeeft én vergeet
Diezelfde ervaring wordt door koning Hizkia opgedaan, wanneer hij in zijn danklied na zijn ziekte belijdt: ‘Gij hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen’ (Jes. 38:17). Dit radicale en totale karakter van Gods vergeven wordt onderstreept wanneer de Here zelf tegen de ballingen in Babel zegt :’Ik vaag uw overtredingen weg als een nevel en uw zonden als een wolk’ (Jes. 44:22). A.A. van Ruler schrijft in een meditatie over deze tekst: ‘Dit is naar alle kanten een weergaloos groot en verbijsterd woord’. Zoals een schapenwolkje volkomen oplost wanneer het beschenen wordt door de zon, zo verdwijnt Israëls schuld spoorloos. Het is verbijsterend dat datgene wat onherroepelijk misdaan is, door Gods verzoenende ingrijpen in Christus volkomen is opgelost. Voor ons besef is dit onmogelijk. Wat gedaan is valt immers niet meer ongedaan gemaakt te worden. Ik kan mijn fout belijden en mijn excuses aanbieden, maar daarmee is mijn daad nog niet ongedaan gemaakt. ‘Op dit punt van de verzoening van de schuld is de bijbelse leer aangaande God volstrekt ongelofelijk’ (Van Ruler).

2. De mens is niet in staat om te vergeten
De apostel Paulus roept christenen op elkaar te vergeven, zoals God in Christus u vergeving geschonken heeft (Ef. 4:32). ‘Het woord ‘zoals’ (kathoos) duidt erop dat het vergeven van elkaar in de door God geschonken vergeving altijd weer zijn norm en maatstaf vindt’. Uit de praktijk blijkt echter dat wij aan deze norm niet kunnen voldoen. Ik kan mijn naaste vergéven wat mij is aangedaan, maar vergéten kan het nooit. J. Overduin merkt op: ’Wij werpen de schuld van onze naaste niet zo gauw in de diepte der zee, maar liever in een ondiepe sloot, zodat je “de oude koeien” er weer uit kunt halen. Hoe steekt Gods royale gebaar glorieus af tegen deze akelige beknibbelachtigheid en deze reserves’.
Ik denk dat wij allemaal voorbeelden - uit eigen leven en uit onze omgeving - kennen, waarmee de waarheid van deze opmerking gestaafd kan worden. Wij zijn niet in staat om te vergéten wat ons is aangedaan door onze naaste, want wij zijn ménsen en geen God. De oproep van Paulus in Efeziërs 4:32 slaat mijns inziens dan ook niet op het vergéten. Dat is alleen aan God voorbehouden. Mensen - ook christenen - zijn in deze bedeling niet in staat om te vergeten wat hun is aangedaan. Pas wanneer wij in het volkomen Koninkrijk van God zullen aangekomen zijn, zal ook dit vergeten ons ten deel vallen. Dan zal de herinnering daaraan volkomen verdwenen zijn, want dan zal God alle tranen van onze ogen afwissen1. Dat betekent dat wij ons niet schuldig hoeven te voelen wanneer wij onze naaste vergeven hebben, maar constateren dat we het niet vergéten kunnen. Dat is ons mensen in deze bedeling niet gegeven.

3. Ons gekwetste ‘ik’ en de gevolgen ervan
Hoe komt het dat wij mensen - ook christenen - elkaar zo moeilijk kunnen vergeven? Dat heeft te maken met het feit dat na de zondeval de gerichtheid op God, de naaste en de schepping diepgaand verstoord is. Een mens is ‘incurvatus-in-se’: naar zichzelf toegebogen, in zichzelf opgesloten, op zichzelf gericht. Het gevolg is dat wanneer ons iets wordt aangedaan, in welke vorm ook, ons ‘ik’ gekwetst raakt. Daarbij gaat het over blauwe plekken, over wonden, striemen en beschadigingen. Dat kan letterlijk zijn (fysiek in je lichaam) maar ook figuurlijk, psychisch en geestelijk. Dan kan gaan over seksueel misbruik, maar ook over gebrek aan bevestiging of een verstikkende atmosfeer. Degene die ons dit aandoet kan een verre naaste zijn, een zakenpartner, onze broeder of je zuster in de gemeente, maar ook je vriend of je partner. Ons gekwetste ‘ik’ is gerelateerd aan gevoelens als woede, benauwdheid, verdriet, wrok, bitterheid, wraakzucht etc.
Omdat we zo op onszelf gericht zijn kiezen we er in principe níet voor onze naaste aan te spreken op wat hij ons heeft aangedaan zoals Jezus ons opdraagt in Lukas 17: 3 en 4 én hem te vergeven wanneer er van de andere kant een schuldbelijdenis volgt en berouw getoond wordt. Onze gerichtheid op onszelf leidt ertoe dat wij – haast reflexmatig - bij onszelf blijven en de zaak verdringen. Een beproefde methode daarvoor is de zaak afvlakken. We praten onszelf aan dat de ander het niet zo bedoeld heeft en dat het wel meevalt met onze gekwetstheid. Deze verdringing leidt niet tot oplossing en bevrijding, maar resulteert erin dat wij ‘geplaagd’ worden. Lichamelijke klachten, maar ook angsten en fobieën kunnen zich aandienen, zie Psalm 32:1-4. Ook kan het ons overkomen dat we, naar aanleiding van een kleine gebeurtenis, overvallen worden door een grote woede of een diep verdriet. Verdringen, afweren en rationaliseren zijn heilloze wegen. Het evangelie wijst dan een andere weg. De weg van het vergeven van onze naasten. Daarin komt het heilzame en bevrijdende karakter van het evangelie aan het licht.

4. Vergeving schenken aan je naaste die geen berouw toont
Vergeven heeft primair te maken met een keuze. Niet reflexmatig de zaak verdringen, maar je gevoelens uiten. Het gesprek aangaan met degene die je kwaad heeft aangedaan in de hoop dat er van de andere kant gereageerd wordt in de vorm van berouw en schuldbelijdenis. Dan wordt van jouw kant ruimhartige vergeving gevraagd, zie Lukas 17:3 en 4. Nico van der Voet geeft in zijn boekje ‘Altijd vergeven’ goede handreikingen op dit punt. Wat te doen als er van de andere kant geen of nauwelijks reactie komt in de vorm van berouw en schuldbelijdenis? Dan maar in bitterheid en wrok blijven voortleven? Wat te doen met de oproep van Paulus elkaar te vergeven, zoals God ons vergeven heeft? Hoe kun je dan eerlijk bidden: ‘Vergeef ons onze schulden, want ook wijzelf vergeven aan ieder, die ons iets schuldig is?’, zie Lukas 11:4? Bovendien is ‘niet-vergeven’ bijbels gezien riskant, zie Matteüs 18:21-35. Daarom schets ik kort een weg, die in het geval er geen reactie van berouw komt tóch tot (een zekere) bevrijding kan leiden. Het is de weg die ik als pastor met deze gemeenteleden probeer te gaan
a. Aanknopend bij het woord van Paulus dat je als christen geroepen bent ‘elkaar te vergeven, zoals God in Christus ons vergeving geschonken heeft’, wijs ik erop dat het woordje ‘zoals’, niet alleen een vergelijkende maar ook een redengevende betekenis heeft. Je kunt het daarom ook vertalen met ‘omdat’. Omdat God in Christus ons op zo’n onvoorstelbaar rijke manier vergeven heeft, worden wij geroepen om onze naaste te vergeven. De bron van onze vergevingsgezindheid ligt dus niet in onszelf, maar in het ontvangen van Gods bevrijdende vergeving en die doorleven in ons eigen bestaan.
b. Het punt is echter dat de betrokken gemeenteleden Gods vergeving moeilijk kunnen ontvangen en doorleven, omdat zij ‘bezet’ zijn met donkere gevoelens als bitterheid en wrok, boosheid en pijn. Van belang is dat deze gemeenteleden primair de ruimte krijgen hun negatieve gevoelens te uiten tegenover een pastor of een gemeentelid die hen niet veroordeelt. Wanneer deze gevoelens zijn geuit en enigszins zijn afgevloeid, ontstaat er ruimte om Gods rijke vergeving te ontvangen en enigszins te doorleven. Zó kan de bereidheid ontstaan en groeien om je naaste te vergeven, ook als er van zijn of haar kant geen berouw wordt getoond.
c. Het zal duidelijk zijn dat deze omslag zich niet vanzelf voltrekt. Dit is een geestelijk gevecht. Een gevecht waarbij – God zij dank - de Heilige Geest een doorslaggevende rol speelt, maar waarbij de mens zelf ook verantwoordelijkheden draagt. Paulus heeft het in dat verband over ‘de oude mens afleggen’ én ‘de nieuwe mens aandoen2. Vertaald naar gesprekken over vergeving betekent dit dat het gemeentelid wordt opgeroepen om zich - door de kracht van de Heilige Geest - Gods rijke vergeving te láten schenken. Een passief gebeuren. Op grond van het ontvangen van dit geschenk klinkt de uitnodiging om ‘de oude mens af te leggen’, dat wil zeggen de strijd aan te gaan tegen gevoelens als wrok en bitterheid door die te uiten en zich daartegen te verzetten.
d. De keerzijde daarvan is ‘de nieuwe mens aandoen’, dat wil zeggen Gods rijke vergeving ontvangen en doorleven. En die vervolgens ook laten doorstromen naar de ander. Concreet: openstaan voor gevoelens van vergevingsgezindheid en liefde én daaraan ook bewust ruimte geven.
e. Het gaan van deze weg betekent een gevecht, want er wordt geen recht gedaan. De ander leeft, zonder schuldbelijdenis en berouw getoond te hebben, ‘gewoon’ door. Dat is bitter en moeilijk te aanvaarden. Naarmate de ernst van het kwaad dat je is aangedaan, zal het gevecht zwaarder zijn. Het alternatief voor het vergeven aan de ander, is het blijven hangen in gevoelens van bitterheid en wrok. Dat is uiterst riskant. Zowel naar God als naar jezelf toe. Vanuit het evangelie gezien is er geen andere weg dan vergeven!

5. Een begaanbare weg
Het evangelie roept niet alleen op deze weg te gaan, maar maakt die ook begaanbaar. De kern van deze weg is het je láten schenken van Gods vergeving en die door je heen láten stromen in de richting van de ander. Het kunnen ontvangen van Gods vergeving hangt mede samen met het loslaten van negatieve gevoelens waardoor je ‘bezet’ bent. Door in vergevingsgezindheid naar je naaste te kijken, komt deze in een ander perspectief te staan. De naaste is meer dan het kwaad dat hij jou heeft aangedaan. Hij is schepsel Gods, ertoe bestemd om uiteindelijk Thuis te komen bij God. Of dat daadwerkelijk zal gebeuren is niet onze verantwoordelijkheid. Wie vanuit dit perspectief de ander leert zien, groeit in de bereidheid om in vergevingsgezindheid Gods vergeving ook naar hem of haar te laten toestromen.

6. Ten slotte
In deze gebroken wereld is die mens gezegend, die leeft uit deze woorden van God zelf: ‘Mij komt de wraak toe’, zie Deuteronomium 32:35; Romeinen 12:19 en Hebreeën 10:30. Gezegend is de mens die, levend uit dit woord, ervoor kiest om de lange en moeilijke weg te gaan van het groeien in vergevingsgezindheid en concreet vergeven. Niet in eigen kracht, maar doordat je je Gods radicale en totale vergeving láát schenken. Om vervolgens je verantwoordelijkheid te nemen om die door te laten stromen naar de ander!

Ds. Henk de Graaff is predikant (PKN) te Rotterdam-Centrum

Noten:
1. Zie 7:17 en 21:4. ‘Afwissen van alle tranen’ is iets anders dan ‘afvegen van tranen’, zoals een moeder doet. Bij ‘afvegen’ kunnen er later opnieuw tranen komen. Bij ‘afwissen van tranen’ wordt de tranenstroom voorgoed gestopt. Het gaat dan óók om de tranen die we huilen bij de herinnering aan wat ons vroeger is aangedaan.
2. Efeziërs 4: 22 en 24. Daartussen ingeklemd, in vers 23, wordt gesproken over het ‘verjongd’, d.w.z. vernieuwd wórden. Een passief gebeuren omdat dit het werk is van de Heilige Geest.