nr4 • 2009 • Apocalypse now?
april 2009 (23e jaargang nr. 4)
Apocalypse now?
Lezing Lezersdag
dr. A.J. Plaisier
Een aantal weken geleden las ik in de NRC een artikel van Harald Welzer, een onderzoekshoogleraar in de sociale psychologie, met als titel ‘Vanavond einde van de wereld, morgen gezond weer op’. Hierin betoogde hij dat een historisch omslagpunt door tijdgenoten zelden wordt herkend, en door experts even zelden voorspeld. Hij had het vooral over maatschappelijke catastrofes en over omslagmomenten. Twee decennia geleden werd de ineenstorting van een compleet politiek halfrond door niemand voorspeld. Wie had de kredietcrisis voorspeld?
De suggestie van Welzers artikel is tweeledig. In de eerste plaats is het een oproep tot bescheidenheid. ‘Er is een oeverloos niet-weten aangaande de consequenties van wat we doen’, en dus aangaande de toekomst. In de tweede plaats is de idee van statistische wijsheid er een die nauwelijks rekening kan houden met omslagpunten, crises en apocalypsen. De expert en statisticus extrapoleren, zo goed mogelijk rekening houdend met de omstandigheden. Een foutmarge ontwikkelen waarin een crisis wordt meegenomen, is schier onmogelijk.
De kerk in het continuüm
We hebben lange tijd in een continuüm geleefd. Met het wegvallen van het Oostblok was een mogelijkheid van een onheilspellende confrontatie tussen Oost en West verdwenen. Is dat voorbij? Is het waar dat het voortbestaan van een beschaving op het spel staat? En het voortbestaan van een planeet? Apocalypse now, zou je zeggen, al neem ik vreemd genoeg niet echt een apocalyptische stemming waar. Waar staan we? Waar gaan we naar toe? Zal de naoorlogse geschiedenis zo ergens aan het einde van dit decennium aflopen?
Als kerk maken we deel uit van deze wereld. De kerk is hier al eeuwen. Ze heeft haar plaats in de Nederlandse samenleving ingenomen. Ze is daar getalsmatig steeds verder achteruit gegaan. Prof. Stoffels heeft al de nodige cijfers genoemd. De grafieken worden door godsdienstsociologen doorgetrokken. In 2050 zou er in de Protestantse Kerk nog een heilige rest van een 500.000 leden over zijn.
Onmiskenbaar zijn er langlopende trends. Van een afstand bekeken zie je hoe bepaalde ontwikkelingen zich hebben ingezet en ook doorgezet. De grafiek vertoont een niet al te grillige curve. Uitgaande van het continuüm kun je de grafiek dus wel doortrekken. Ik heb daar op zich niets op tegen. Wanneer de Protestantse Kerk in ‘het rapport Veerman’ bedenkt hoeveel predikanten en kerkelijke werkers er nodig zullen zijn, uiteraard gerelateerd aan het aantal gemeenten, dan komt er enige grafiekenwijsheid aan te pas. Wij zijn ook ‘planners’ geworden, zeker als het gaat om de inrichting van onze instituten. Binnen het continuüm van onze geschiedenis is dat wel wat clean, maar niet onverstandig.
Een eerste vraag
Valt er dan niets op het gereken van de godsdienstsociologen in het tijdvak van het continuüm af te dingen? Dat lijkt me wel. Ik ben te weinig in de materie ingevoerd, maar ik heb de indruk dat de komst van de migranten en de migrantenkerken laat is opgemerkt. De grafieken waren wit. Intussen zal dat beeld wel wat bijgesteld zijn, maar ik zie dit op een of andere manier niet goed terug. Er zijn 800.000 allochtone christenen in ons land, misschien intussen al meer. Deze allochtonen zijn de tekenen van een tij dat aan het keren is. Bij dat kerend tij hoort de komst van de islam in Europa. Ook dat is een ontwikkeling die niet goed is voorzien en die verregaande consequenties heeft. Samen met de komst van de allochtone christenen heeft dit tot een behoorlijke omslag geleid in onze samenleving. Het heeft het failliet betekend van de secularisatiethese.
Een tweede vraag
We hebben hier te maken met een trend, die pas na een tijd zichtbaar is geworden en die veel ingrijpender is dan velen hebben gedacht. Daarvoor moeten we dan ook even buiten de landsgrenzen kijken. Wordt Europa islamitisch? Een heel andere vraag: wordt China christelijk? Het lijkt absurd, maar ís het ook absurd? We hebben ook lang niet gezien dat grote delen van Afrika christelijk zouden worden en niet voorzien dat het Oostblok in zou storten en dat de kerken zich weer zouden oprichten. Dat brengt mij terug bij het begin van mijn verhaal. We hebben in lang in een wereld met vaste verbanden geleefd. In die wereld voltrok zich een proces secularisatie, die de zogenaamde secularisatiethese plausibel maakte. Intussen worden de bakens van de geschiedenis verzet. Ze zijn steeds verzet, en ze zullen verzet worden. Of niet? Wordt de kredietcrisis bezworen, redden we het milieu, beheersen we de conflicten, wordt het terrorisme uitgebannen, en gaan we weer een tijd tegemoet van welvaart en geluk? Ik denk het niet, maar intussen doen we er alles aan om het wel gedaan te krijgen. Gaan we apocalyptische tijden tegemoet? Zijn we ze al binnengegaan? En als dat zo is, wordt er dan niet op een fundamentele manier geschud aan onze wijsheden als het gaat om de toekomst?
Ik wil deze schaalvergroting mee laten wegen, ook als ik straks de maat weer wat kleiner neem. We zijn anders een beetje te klein aan het denken. Er zijn grote bewegingen in de geschiedenis, en we weten niet waar ze vandaan komen en waar ze heengaan, zo ongeveer als de wind en de Geest. We zijn een beetje planners maar we zijn geen scheppers. We doen ons best met onze cijfers maar we doen het uiteindelijk achter de komma. We moeten de perspectieven van de godsdienstsociologen serieus nemen. Uitgaande van een zeker continuüm geven ze een reële trend weer. Als we echter de onrust aan de randen en de grote grepen die onze pet te boven gaan vergeten, sluiten we ons af voor een dimensie in de geschiedenis, die evenzeer reëel is. Daarom is het ook te kortzichtig om op grond van perspectieven een sluitende strategie te bedenken, met de gedachte dat we dán een adequaat antwoord geven op de uitdaging die de trends geven. Met name bestuurders en kerkleiders moeten zich dit realiseren.
Een duiding: oordeel en gericht
Cijfers spreken een taal. Ze weerspiegelen een geschiedenis die zich heeft afgespeeld en waar we nog inzitten. Het is niet eenvoudig die geschiedenis te duiden. Het gaat dan om de duiding van een secularisering die kerk en christelijk geloof meer naar de marge hebben verschoven. En om de duiding van de ‘vrije val’ waarin met name de Protestantse Kerk (en haar voorlopers) terecht is gekomen. Ik ga hier geen cultuurhistorische analyse geven en kies een wat andere benadering. Ik denk dat we de dimensie van het oordeel moeten bedenken. Waar de ontwikkeling en de gebreken ook tekenen van zijn. En dat zijn de oordelen en gerichten van God die door deze wereld heenslaan. Het zijn oordelen die breken en bouwen, die verdelgen en oprichten. Ik moet denken aan de opdracht van het boek van Rudolf Bohren Geist und Gericht:
In het vertrouwen op het komen van de Geest neem ik waar dat ik me in het gericht bevind. Ik zelf, mijn kerk, mijn faculteit en het volk waaronder ik leef. Onze werkelijkheid doorstaat de toets van de belofte niet. (..) De ervaring en het acht slaan op het gericht, geeft aanleiding om het Luther na te spreken:
O Heer, onze God
Al te zeer verscheurd, al te zeer vertrapt,
O Heer, Christus
Al te woest en verlaten zijn wij ellendige mensen.
In deze laatste dagen van de toorn.
Onze herders zijn wolven
Onze wachters verraders,
Onze beschermers zijn vijanden
Onze vaders moordenaars
Onze leraars verleiders
Ach, ach, ach,
Wanneer, wanneer, wanneer
Zal uw strenge toorn ophouden?
Het is een boek dat in 1979 is uitgekomen, dus alweer 30 jaar geleden, maar het is een belangrijk signaal en wat mij betreft nog steeds actueel. Ik noem dit omdat de geschiedenis niet een puur menselijk gebeuren is. Er zijn krachten en machten in werkzaam die onze pet te boven gaan. Er zit ook een hand Gods in. Dat is een hand die breekt, maar ook een hand die bouwt. Daarbij past nederigheid en hoop. Daarbij past verootmoediging en vreugde. God kan een kerk hier afbreken en elders opbouwen. Kortom, we moeten letten op de mystieke kant van de zaak, willen we ons niet blindstaren op wat voorhanden is.
Een sekte of katholiek?
Wat is de toekomst van de kerk? Dat is een grote vraag. Een belangrijke vraag. Naar de mens gesproken zal het christendom in onze cultuur en maatschappij verder naar de marge worden gedrongen. Dat betekent dat we meer het karakter krijgen van een ‘sekte’. Althans, godsdienstsociologisch en cultuurhistorisch gezien. Het is nu niet aan de orde te dromen van de kerk, die midden in het publieke leven staat en weer een machtsfactor zal zijn van betekenis. Dat staat de kerk niet meer. Ik zweer hiermee niet de uitspraak van Hoedemaker ‘Heel de kerk en heel het volk’ af. Het gaat om de hele kerk en het hele volk, maar dan wel in het besef dat we feitelijk in de marge van het leven staan. Met we bedoel ik nu met name de Protestantse kerk. Het is gevaarlijk ons rijk te rekenen door de wateren van de spiritualiteit te zien stijgen. Dat spiritualiteit terug is van weggeweest is niet zo bijzonder. Een mens kan nu eenmaal niet leven van brood alleen. Er is een markt voor spiritualiteit en de kerk moet daarop inspelen, zo wordt ons vaak verzekerd. De kerk moet echter niet een zodanige duik in deze queeste voor spiritualiteit nemen, dat ze bij bovendrijven merkt dat haar veren niet zozeer gewassen zijn, als wel dat ze die kwijt is. Sektarisch bewustzijn kan in de hand worden gewerkt door een leverancier op de markt van zingeving te worden, met de gedachte dat niemand de waarheid in pacht heeft, en dat de kerk op moet houden met waarheidsclaim te komen. Dat is de relativistische variant, die niet meer gelooft in de waarheid die in de Ene voor allen gegeven is.
Voor alles moet duidelijk zijn waar de kerk voor staat. De kerk is het dak boven het evangelie. Daar wordt het verhaal overgedragen dat de sleutel heeft op het roestige slot van het menselijke bestaan. We moeten dus wel katholiek blijven denken. Er is geen ander woord dan het evangeliewoord dat elk mens in elke tijd en op elke plaats ten diepste nodig heeft. Christus is de Alpha en de Omega. Hij is ook in een postchristelijke tijd de schakel tussen hemel en aarde. Er klinkt in deze wereld en verlossend woord, en de kerk mag het geheim van dit woord delen en het uitdragen. De kerk is de plek waar geloof wordt gevonden, beoefend en uitgedragen. Het is de plek waar mensen mogen groeien in de kennis van God. Ook waar minder mensen samenkomen in de naam van Christus is dit het geheim van de kerk. Het kan natuurlijk aan een mens gaan vreten, als je ziet dat de kerk het slecht doet. De kerk doet vast veel dingen niet goed, maar moet één ding blijven doen: getuige zijn van Jezus Christus, die het vleesgeworden Woord van den beginne is. De incarnatie wordt niet opgeheven als hier de kerk achteruit gaat. Het ‘eens voor al’ wordt niet in het Westen aan het begin van de 21e eeuw afgeschaft. De kerk is ten diepste dus geen sekte, maar het eschatologische lichaam van Christus. Er komt niets meer na de kerk, als de nieuwe gemeenschap, die leeft van zijn dood en opstanding. Alles wat er eventueel na de kerk kan komen is de terugkeer van het oude en verouderde. De mensheid komt niet ook in het Westen niet zover dat ze het stadium ‘kerk’ achter zich kan laten, om verder te dobberen op de wijde zee van de spiritualiteit.
Gebrek aan katholiciteit
De kerk kan wel verzwakken, door dit katholieke perspectief kwijt te raken. Van de Duitsers heb ik de term zelfsecularisering geleerd, het verzwakken van de kerk door haar identiteit kwijt te raken. Er kan op de geesten een druk komen te staan, er kan een gestage slijtage plaatsvinden. We moeten het begrijpen wanneer mensen die de terugloop van de kerk zien en de spirituele zee zien stijgen, denken: inzwemmen in dat water. Dat moeten we echter niet doen. Dan heb ik meer sympathie voor diegenen die zeggen: ik kan er ook niets aan doen dat het allemaal minder wordt, maar ik blijf gewoon de Schrift uitleggen. Ik geloof hier ook niet in het advies van godsdienstsociologen die me vertellen dat de kerk de spirituele boot mist en daar rap op in moet gaan.
Deze visie staat overigens op gespannen voet met een andere vorm van sektarisch bewustzijn. We hebben op protestants erf een minder fraai verleden. De eenheid van de kerk is op een tragische wijzen teloor gegaan. Er is steeds weer de verleiding van kerken, die menen het gelijk in het eigen krappe huis te hebben. De tijd van de 19e en 20e eeuw is echter voorbij. De tijd van kerken die langs elkaar heen leven is voorbij. Op het grondvlak wordt dat al meer verstaan dan boven dit grondvlak. Dit ‘kerkje spelen’ is, bij alle ernst en oprechtheid, gepaard gegaan met een verzwakking van echt kerkelijk bewustzijn. Ook hier is sprake van een gebrek aan katholiciteit. Dat kan ook door de idee dat de kerk zich verenigt op een gezamenlijke geloofsbelijdenis. Het kan doordat er teveel druk op de zielen is gekomen. De geest van de sekte heeft rondgewaard en we zijn er als protestanten steeds weer vatbaar voor.
De Protestantse Kerk
Ik wil daarom nadrukkelijk zeggen dat het een goede zaak is dat er een Protestante Kerk in Nederland is gekomen. Het werd tijd dat een huishoudelijke twist werd opgeheven. Het is een goede zaak dat de gereformeerde en de lutherse traditie elkaar hebben gevonden. Het is alleen wel zaak te weten waarom deze kerkvereniging er is gekomen. Niet uit een idee van schaalvergroting. Wel uit katholiek besef. Ik zeg niet dat we met deze kerk het lek boven hebben. De terugloop is doorgegaan. Het is ook nog maar de vraag of we vooruit gekomen zijn in dit katholieke besef. De kerkorde van de Protestantse Kerk drukt dit wel uit, maar het kerkelijk leven wordt niet door een kerkorde bepaald. Schaalvergroting is niet interessant, en binnen de kortste keren is de Protestantse Kerk kleiner dan de Hervormde Kerk van voor de vereniging. De ziekten van voorheen worden ook de verenigde kerk ingedragen. Ze zouden er echter ook zijn als de vereniging niet tot stand was gekomen. We moeten ons bij dit alles oefenen in dit katholieke bewustzijn. Ik bedoel daarmee: dit leven in de ruimte van de drie-enige God, Vader, Zoon en heilige Geest. Leven in de ruimte van het lichaam van Christus. Leven door het evangelie en leven van brood en wijn totdat Hij komt. Leven uit het mysterie van de Geest die de bruid mooi maakt. Daar is wellicht ook enige kakofonie voor nodig. Daar is ruimte nodig voor het individuele verhaal en de individuele ‘afwijking’. Onder een hoog dak is ruimte voor een veelheid aan kostgangers. Het dak moet echter wel hoog blijven en dat kan alleen in een kerk waar het Credo klinkt, waar de Bijbel opengeslagen blijft, en waar het lied der eeuwen gezongen blijft worden.
Gevestigde kerk
De protestantse kerk is een behoorlijk zwaar schip. Een opgetuigde kerk, zo zeggen velen. Dat is waar. Het valt niet mee om tot de gevestigde orde te horen. De kracht heeft een zwakte. De toekomst is aan de liquid church, zo hoor ik verluiden. De Protestantse Kerk is daar nog niet op ingesteld. Ik denk dat daar een kern van waarheid in zit. Een gevestigde kerk heeft het in tijden van omslag en veranderingen moeilijk. Een gevestigde kerk zal het zeker in apocalyptische tijden niet gemakkelijk hebben. Er zal veel weggeslagen worden, veel rijk protestants leven. Denk aan het aantal kerkgebouwen dat verdwijnt. Er horen ook geloofsbelijdenissen bij en een liederenschat. Die hele lading is divers en niet alles moet overleven. Maar die stemmen die zeggen: gooi alles overboord en houdt de Bijbel over, zijn docetische geesten. Wat er dan gebeurt is dat er slechte antwoorden gegeven worden op vragen die al eerder zijn gehoord en waar ook al eerder op is geantwoord. We leven in een traditie. Die is wat wijder en dieper dan nogal eens wordt aangenomen, maar daar beginnen we langzaam ook wel van doordrongen te raken. Het is vooral van belang dat de levende betekenis van de traditie, en het beste ervan, beschikbaar komt. Als wij niet weten wat de toekomst brengt, mogen we wel waardige erfgenamen van het verleden zijn.
Gods volk van morgen
Toch zetten we niet zomaar een traditie voort. Daar zijn het de tijden niet naar. We zijn geen museale vereniging. We zijn niet de hoeders van de traditie en al helemaal niet de bewakers. We zijn kerk van Christus, waar de roep weerklinkt: Maranatha. We zijn de kerk van morgen. Daarom moeten we vandaag weer leren wat discipelschap is. Christen zijn ben je niet vanzelf. Het vraagt om een reactie. We erven het geloof niet. Christen zijn is wat anders dan ingewijd worden in een locale traditie. Het vraagt om toewijding, om bidden en wellicht vasten. Dat zal in toenemende mate een radicale keuze zijn. Leven van de verlegenheid is in een tijd van een kerk die in de marge komt, geen optie waar je de toekomst mee in kunt gaan.
Dat element van keuze mag ook wel wat meer doordringen in ons kerk zijn. Er zit echter wel behoorlijk wat zitvlees aan ons protestantse lijf. We zijn toch ook niet zomaar bezig een gereformeerde gestalte in stand te houden. Ik heb me in dat verband verbaasd over de reactie op de doopnotitie zoals deze in de synodevergadering van september naar voren kwam. Daar meldde zich een vierkante oppositie tegen die vorm van presentie van de kinderdoop, die de tot bekering gekomen gelovige een actieve rol toedichtte. Ik herkende daarin de passie voor de kinderdoop. Ik bespeurde er echter ook een teken in van kerkelijk traditionalisme. Wij mogen niet spelen met de dingen Gods. Wij mogen echter ook niet spotten met de Geest, die mensen doet opstaan. Op een of andere manier kan ons hele gereformeerde leven als een scherm werken, waar de Geest ook niet meer gemakkelijk doorheen breekt. Soms lijkt gereformeerde leven zo te functioneren. Het werkt dan niet meer geleidend. Er is zelfs gesproken over het imploderen ervan. Komt dit omdat het teveel onderdeel van een cultuur is geworden die bezig is te verdwijnen? De gelovige wil als gelovige meer gehonoreerd worden. Hij of zij wil het gevoel hebben mee te doen in de geschiedenis tussen God en mens, die hier en nu zich voltrekt. Het ‘alleen het Woord’ is wel wat teveel alleen de woorden van de voorganger geworden. Of zijn we bang voor de gelovigen?
De toekomst van de kerkelijke kaart is ongewis. De Protestantse Kerk is een gevestigde kerk. De tijden van vroeger komen echter niet meer terug. Bepaalde grondwoorden van het evangelie moeten weer opnieuw worden geleerd. God zal ze ons moeten leren. Misschien dat Hij daar de harde lessen van de geschiedenis voor gaat gebruiken. In ieder geval zullen we, al klinkt het intussen bekend, alleen kunnen overleven als missionaire kerk. In een corpus christianum kun je nog rustig doorploeteren. Dat corpus is voorbij, op enkele kleine gebieden na. Een missionaire kerk is een kerk waarin het geloof opnieuw wordt ontdekt, waarin de vreugde in Christus nieuwe gestalte krijgt, waarin het enerverende van het christen zijn opnieuw wordt geleerd. Zo kan een gemeenschap aanstekelijk zijn. Gelukkig is er een nieuw missionair besef groeiende. De kerk heeft toekomst, en, zo geloof en bid ik: ook in Nederland. In verbondenheid met broeders en zusters van alle kerken, met liefde voor de mensen die God op onze weg plaats.
Dr. A.J. Plaisier is scriba van de Protestantse Kerk in Nederland