nr1 • 2004 • Tien 'Kanttekeningen' bij de Nieuwe Bijbelvertaling
Oktober 2004 (19e jaargang nr.1)
Tien 'Kanttekeningen' bij de Nieuwe Bijbelvertaling
Drs. W. Steenbergen
Sinds 27 oktober j.l. is het zover. Na ruim 10 jaar intensief vertaalwerk, en nadat via enkele delen 'Werk in uitvoering' al voorlopige vertalingen van een aantal bijbelboeken gepubliceerd waren, is nu de nieuwe bijbelvertaling (NBV) beschikbaar, in een scala van uitvoeringen. Bij dit gebeuren plaatst ik tien ˋkanttekeningen’.1
1. Vertaling 1951 voldoet niet meer
Tot voor kort werd in kerkelijk Nederland nog de vertaling-1951 van het Nederlands bijbelgenootschap (NBG '51) aangeduid als 'de nieuwe vertaling' – ter onderscheiding van 'de oude vertaling': de Statenvertaling (SV), die overigens de voorkeur blijft genieten bij een niet onaanzienlijk deel van het kerkvolk. Soms trouwens ook bij intellectuelen die geen christen zijn maar die de Bijbel als literatuur hoog waarderen.
Velen zullen dus nog moeten wennen aan de gedachte dat beide vertalingen voor de 21e eeuw niet meer zouden voldoen. Toch ís dat naar mijn overtuiging wel zo. Wat de SV betreft zal daarover stellig iets gezegd worden in wat elders in dit nummer geschreven wordt over de herziene Statenvertaling (HSV). En wat de NBG '51 aangaat – die mag dan in z'n geheel maar ruim een halve eeuw oud zijn, dat was wel een periode waarin er in onze taal veel veranderd is. Terwijl de eerste druk van het Nieuwe Testament al vóór de tweede wereldoorlog verscheen. Bovendien leunt deze vertaling nog sterk tegen de SV aan. Toen prinses Wilhelmina in 1951 het haar aangeboden exemplaar inkeek zei ze: ˋWaarom hebt u dat ouderwetse gij laten staan?’ Inderdaad spreken in deze vertaling zelfs vaders hun kinderen en koningen hun slaven aan met gij. Daar kan de gedachte achter zitten dat bijbeltaal per definitie plechtig is. Maar dat is ze lang niet altijd. Men heeft de bijbel vaak plechtiger vertaald dan ze eigenlijk was. Het verouderingsproces dat dus in feite bij de verschijning van deze vertaling al begonnen was moet in 2004 al ver gevorderd zijn. En dat blijkt ook. Een collega vroeg onlangs aan zijn catechisanten wat in Lucas 1:1 bedoeld zou zijn met 'de zaken die onder ons hun beslag hebben gekregen'. Niemand die het wist. En het zou met de kribbe uit Lucas 2 wel eens niet veel beter kunnen zijn. Het lijkt me dan ook een goede beslissing om die in een vertaling voor de 21e eeuw om te dopen tot voederbak, zoals de NBV doet. Al laat dit voorbeeld ook zien dat in zeer vertrouwde bijbelgedeelten een nieuwe vertaling een vervreemdend effect kan hebben!
2. Zijn er niet voldoende alternatieven?
Zal de acceptatie van de NBV niet geremd worden doordat velen inmiddels een keus hebben gemaakt uit de reeds voorhanden alternatieven, en het daarbij houden?
Ik denk aan de Groot-Nieuws bijbel, Het Boek en de Willibrordvertaling. Over alle drie iets.
- De Groot-Nieuws bijbel (vertaling in omgangstaal, 1983; herziene uitgave 1996) wordt soms gekarakteriseerd als een parafrase (omschrijvende weergave), maar dat is niet de bedoeling ervan. Het wil een echte vertaling zijn; wel vereenvoudigd maar niet gewild populair. Ik vind Groot Nieuws vaak mooi om te lezen. Bezwaar is, dat er ook vervlakkende vertalingen in voorkomen. Zo zijn onze zonden bijvoorbeeld in Psalm 130:3 en Matteüs 6:14 en volgende gereduceerd tot 'fouten'.2 Wel een vertaling om kritisch te gebruiken dus. Wat trouwens altijd nodig is.
- Zeker ook bij Het Boek. Anders dan Groot Nieuws gooit deze uitgave in de rechterflank van de gereformeerde gezindte hoge ogen. Het Boek is echter geen vertaling, maar meer een verklarende weergave, een vertaling en bewerking van 'The Living Bible'. Er staan zeker mooie gedeelten in maar ook veel voorbeelden van hoe het niet moet.
Enkele illustraties: Psalm 1:1 'Gelukkig is de mens die in de wandeling niet luistert naar de raad van slechte mensen' – mag dat voor of na de wandeling dan wel, zou je bijna denken. Of Johannes 1:1 'In het allereerste begin was Christus er al…' .Terwijl Johannes pas in vers 18 Jezus Christus noemt en ons daar naar toe leidt door te spreken over het Woord, lijkt het of Het Boek de evangelist wil verbeteren door meteen 'met de deur in huis te vallen'. Mooie bijbelse beeldspraak wordt weg 'vertaald' zoals in Lucas 23:31 in Jezus' woorden over het groene en het dorre hout.
Soms laat men zelfs teksten iets wezenlijk anders zeggen dan ze bedoelen. Bijvoorbeeld: Romeinen 13:10 'De liefde is de vervulling van de wet'; in Het Boek: 'Als er werkelijk liefde is, worden de andere voorschriften overbodig'. Of 2 Korintiërs 5:18 waar 'de verzoening' als inhoud van het verkondigde evangelie zó omschreven wordt: 'dat iedereen het nu met God in orde kan maken'. Dat is het evangelie op z'n kop!
Het is daarom naar mijn mening terecht, wanneer prof. G. Vleugels, hoogleraar Nieuwe Testament aan het bijbelinstituut Heverlee, zegt: 'Ik kan Het Boek absoluut niet aanbevelen. Vergeleken met de andere vertalingen blijft dat nergens' (Ned. Dagblad, 5 juni 2000).
- De enige van het drietal die serieus kandidaat kan staan voor de opvolging van NBG '51 - en die ook als zodanig genoemd wordt, zie bij 'kanttekening' 5 - is de Willibrordvertaling (1975; herziene uitgave 1992). Hoewel uitgebracht door de Katholieke Bijbelstichting (KBS) is dit geen typisch rooms- katholieke vertaling. In tegenstelling tot de vroegere Canisiusvertaling is een bisschop of priester (althans een christen-priester) er nergens in te bekennen. Terwijl de 'mensen van goede wil' uit de engelenzang (Luc. 2:14) nu mensen zijn 'in wie Hij een welgevallen heeft'. Zelf gebruik ik deze vertaling graag. Een verschil met de NBV is dat die nog meer rekening wil houden met het eigen taalkarakter van elk bijbelboek of –gedeelte.
3. Interconfessioneel en interactief
Het unieke van de NBV is in de eerste plaats dat ze interconfessioneel van opzet is. Ze is een project van NBG, KBS en het Vlaams bijbelgenootschap samen, waaraan ook door Joodse mensen werd meegewerkt, terwijl er tevens niet-gelovige literatoren bij betrokken waren. En in de tweede plaats: ze is bedoeld voor alle soorten gebruikers in het hele Nederlandse taalgebied: Nederlanders en Vlamingen, mensen die de bijbel gebruiken als geloofsboek en die hem lezen als literair boek, Joden en heidenen, rooms-katholieken en alle soorten protestanten en evangelischen, ze is bedoeld voor gebruik in de kerkdienst en in huis. Kortom: de NBV wil de Nederlandse standaardbijbel worden.
Uniek is ook, dat de NBV nu al een nieuwe uitdrukking en enkele nieuw woorden aan onze taalschat heeft toegevoegd: lucht en leegte, Prediker 1:1; huidvraat in plaats van melaatsheid (omdat de aandoening die in de Schrift bedoeld wordt niet is wat wij kennen als melaatsheid, lepra) ; en klanktaal voor het spreken in 'tongen' (behalve in Handelingen 2). 'Interactief' wil zeggen dat tijdens het vertaalproces reacties op concept- vertalingen zijn gevraagd en dat die serieus bekeken zijn. Lezers reageerden op de voorlopige vertalingen in de delen Werk in uitvoering. Reacties kwamen met name ook van de zogenoemde 'supervisoren': zo'n zestig mensen uit allerlei kerken die de vertalingen in een bepaald stadium onder ogen kregen om er commentaar op te leveren. Ondergetekende was één van hen, en lang niet altijd, maar wel heel geregeld, heb ik mogen merken dat door mij en anderen gemaakte opmerkingen ook gehonoreerd werden. Bijzonder actief zijn de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) geweest: zij benoemden deputaten voor de bijbelvertaling, die op hun beurt enkele van de supervisoren aanwezen. En ze waren in 2001 betrokken bij een congres over de NBV aan de Gereformeerd (vrijgemaakte) theologische universiteit. De lezingen op deze conferentie zijn ook in druk verschenen.3
4. Vertaalprincipe 1: brontekstgetrouw
De twee belangrijkste principes die bij het werken aan de NBV werden gehanteerd zijn aan te geven met het woordenpaar brontekstgetrouw en doeltaalgericht. Brontekstgetrouw wil zeggen dat de vertaling een trouwe weergave wil bieden van wat de oorspronkelijke tekst bedoelt te zeggen. Het gaat dus níet om een weergave waar de grammaticale en andere bijzonderheden van de brontaal nog doorheen schemeren, zoals bij de SV. Denk bijvoorbeeld aan het veelvuldig gebruik van tegenwoordige deelwoorden als zeggende, zijnde, hebbende enz. Of aan een benaming als 'het heilige der heiligen' en een uitdrukking als 'de dood sterven'. In dit verband kan ook genoemd worden de Naardense bijbel van ds. Pieter Oussoren, die eveneens dit najaar verschijnt en die wordt aangekondigd als een woord-voor-woord vertaling.4
Dat wil de NBV zeker niet zijn. Bij deze vertaling is daarom de onderscheiding gehanteerd van taalkenmerken en tekstkenmerken. Een taalkenmerk is een manier van zeggen in de oorspronkelijke taal die kenmerkend is voor die taal maar die niet past in onze taal en die dus in een vertaling niet of anders weergegeven wordt. Denk aan de Engelse uitdrukking: it is raining cats and dogs, waar wij zeggen: het regent pijpenstelen.
Een bijbels voorbeeld is Amos 4:6 'Ik heb u gegeven reinheid van tanden' (SV en NBG '51). Dat heeft niet te maken met mondhygiëne maar met gebrek aan voedsel zodat het gebit schoon blijft. Ik was het die jullie honger liet lijden, vertaalt de NBV daarom.
Een tekstkenmerk daarentegen moet wel uitkomen in de vertaling omdat het hoort bij wat de tekst wil overbrengen, inclusief de vorm ofwel het genre waarin dat gebeurt: poëzie, geschiedschrijving, een brief, een fabel. Ook de verschillen tussen die genres wil de NBV dus duidelijk maken.
Er kan in bepaalde gevallen wel verschil van mening over zijn of iets een taalkenmerk is dan wel een tekstkenmerk, bijvoorbeeld als het gaat om de metafoor het aangezicht van God. Is dat een typisch Hebreeuwse zegswijze, een taalkenmerk dus, zodat de NBV de oproep in Psalm 100: Kom voor zijn aangezicht kan vertalen met Kom tot Hem - of zegt het woord aangezicht iets wezenlijks over de toewending en de nabijheid van God. Zo heeft dezelfde NBV in Psalm 27 aangezicht weergegeven met de twee woorden nabijheid en gelaat: Mijn hart zegt u na: 'Zoek mijn nabijheid!' Uw nabijheid, HEER, wil ik zoeken, verberg uw gelaat niet voor mij.
En om nog eens Lucas 2 te noemen, we komen daarin in SV en NBG '51 driemaal de woorden 'En het geschiedde…' tegen (vs. 1, 6, 15). De NBV-vertalers vonden dit een taalkenmerk en hebben het niet vertaald. Maar dr. G. van den Brink noemt dàt een dieptepunt! Het gaat hier (zegt hij) om een structurerend tekstelement; er worden drie op elkaar inwerkende geschiedenissen mee aangeduid (Ned. Dagblad d.d. 12 november 2003). Ik ben dat wel met hem eens. Maar hoe deze woorden dan weer te geven? 'En het geschiedde' is geen hedendaags Nederlands en maakt bovendien de tekst plechtiger dan ze in het Grieks is. Wat is dan dus een bevredigende oplossing? Vertalen is niet eenvoudig.
5. Brontekstgetrouw… tot op zekere hoogte?
De NBV is enerzijds soms uitvoeriger en explicieter dan de brontekst; voorbeeld 1 Petrus 4:19 Daarom moeten zij die naar Gods wil te lijden hebben… hun leven toevertrouwen aan hun schepper, die betrouwbaar is, aldus de WV. De NBV leest: … hun leven toevertrouwen aan hem op wie wij mogen vertrouwen omdat hij ons heeft geschapen. Dan heeft de vertaling iets parafraserends, iets uitleggerigs. Terwijl ze aan de andere kant vaak details of nuances in de tekst die iets belangrijks toevoegen en die zonder bezwaar in goed Nederlands konden worden weergegeven, niet tot hun recht laat komen. Vaker dan mij lief is – en dan nodig is – zal ik, prekend vanuit deze vertaling, behoefte hebben om te zeggen: 'eigenlijk staat hier…'. Als voorbeeld – dat met veel andere te vermeerderen zou zijn - noem ik 2 Timoteüs 1:5, waar Paulus tot Timoteüs spreekt over het geloof dat woonde in je grootmoeder… en je moeder… en dat…nu ook woont in jou. Prof. Herman Ridderbos zegt daarvan in zijn commentaar op de Pastorale brieven: ˋDoor van de inwoning van het geloof te spreken kwalificeert hij het geloof als iets dat zich als een macht aan de mens meedeelt en zich met hem verenigt. ‘ De NBV vertaalt: het geloof dat je grootmoeder en je moeder hadden en dat jij nu ook hebt. De nuance van het 'inwonen' van het geloof die toch duidelijk nog iets méér zegt komt daarin niet uit.
Een inmiddels achterhaald voorbeeld van een vertaling die kritisch commentaar opleverde, is Lucas 2:7 – waar niet alleen de kribbe is omgedoopt maar waar aanvankelijk zelfs de herberg was weggesloopt. Er stond toen: omdat er voor hen nergens plaats was. Nu zijn er rond het woord kataluma in de brontekst wel vragen. Maar déze weergave ging velen toch te ver, en de vertalers zijn uiteindelijk voor de kritiek gezwicht. De definitieve tekst luidt: omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
Is de gesignaleerde vrije manier van vertalen een kwestie van onzorgvuldigheid? Nee - naar mijn waarneming zijn de vertalers zorgvuldig en weloverwogen te werk gegaan, volgens nauwkeurig omschreven – en soms onderweg nog weer bijgestelde – regels. Ik ken geen vertaling uit deze tijd waarover zó breed en grondig is nagedacht. Alleen: bezwaren die geen rekening hielden met de vastgestelde regels vonden geen gehoor. En die regels geven ruimte voor enigszins vrije vertalingen. De NBV is er vooral op uit, om grotere tekstverbanden als geheel goed te laten uitkomen, maar streeft in de weergave van details niet naar een zo nauw mogelijke aansluiting bij de brontekst. Bij vergelijking met de WV blijkt dat die in veel gevallen dichter bij de brontekst blijft. Ik kan dan ook begrijpen dat soms – met name in evangelische kringen – gepleit wordt voor de WV als vervanger van NBG '51. Opmerkelijk is, dat er juist nu ten gerieve van protestantse lezers een uitgave van de Willibrord is verschenen zónder de inleidingen op de bijbelboeken, waarin de apocriefe (deuterocanonieke) boeken niet staan afgedrukt tussen de oudtestamentische boeken door maar tussen Oud en Nieuw Testament in.
6. Vertaalprincipe 2: doeltaalgericht
Dit principe houdt in dat men de bedoeling van de tekst wil weergeven in goed Nederlands van deze tijd. Dat levert dan ook in menig opzicht een frisse, goed leesbare vertaling op. Je leest veel bijbelgedeelten weer als nieuw. Overigens bedoelt men met 'Nederlands van deze tijd' niet zonder meer 'eenvoudig Nederlands'. Ook hierin voegt de NBV zich naar het karakter van de brontekst. Is die eenvoudig dan zal de vertaling dat ook zijn. Maar is de brontekst moeilijk of zelfs onduidelijk dan brengt men in de vertaling geen versimpeling aan. Dat houdt ook in dat woorden die typerend zijn voor de wereld waarin een bijbelboek ontstaan is, zoals namen van munten en bestuurlijke of militaire aanduidingen, niet worden overgebracht naar onze cultuur. In dat opzicht kon de NBV bij een aantal lezers wel eens wat teleurstelling veroorzaken. Men verwacht toch een vertaling die eenvoudiger is dan wat men gewend was en komt dan woorden tegen als denarie en quadrans. En men leest in de lijdensgeschiedenis deze zin: De soldaten van de prefect namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohort om hem heen (Matt. 27:27).
Opmerkelijk is dat de zogenoemde transculturatie, die in deze gevallen afgewezen is, voor mijn besef elders wel is toegepast. Ik denk aan de brieven waarin de apostelen zich vaak tot de gemeente – inclusief de zusters - richten met het woord broeders. Hier heeft de NBV de inclusieve manier van vertalen toegepast: broeders en zusters. Terecht, meen ik – maar is dít dan geen transculturatie?
Interessant is in dit verband ook Hooglied 1:5. De NBV vertaalt: Donker ben ik, en mooi. Alleen in Het Boek vond ik iets dergelijks. Maar verder hebben alle ongeveer 10 vertalingen die ik erop nakeek hier een tegenstelling. Ik ben donker maar bekoorlijk (WV). Het gaat om een meisje dat bij haar werk in de buitenlucht door de zon gebruind is. Dat is niet in overeenstemming met het schoonheidsideaal van die tijd dat een blanke huid vereiste. Maar, zegt ze, daarom ben ik toch wel knap. Wij zullen gebruind en mooi niet als tegenstelling formuleren. Bovendien zouden mensen met een zwarte of bruine huidskleur daardoor pijnlijk getroffen kunnen worden. Black is immers beautiful! Inderdaad – maar heeft daarom misschien de NBV hier een transculturele vertaling geboden?
7. Confessioneel verantwoord?
De NBV is het resultaat van samenwerking van mensen van verschillende en soms tegengestelde confessie. Dat kan de vraag oproepen of er geen concessies zijn gedaan die tot een onbevredigend resultaat leiden – als we namelijk ervan uitgaan (totdat het tegendeel blijkt) dat de belijdenis de boodschap van de bijbel juist weergeeft. Toch zullen we juist hierbij moeten laten gelden dat principieel gezien de belijdenis ondergeschikt is aan de bijbel. De eerste vraag is dus altijd: wat staat er eigenlijk en geeft deze vertaling dát goed weer. Ik licht het toe met enkele voorbeelden die al discussie hebben opgeleverd of kunnen opleveren.
Eerst een voorbeeld dat inmiddels ook al achterhaald is:
- Genesis 15: 6. NV: En hij (Abram) geloofde in de HERE en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid. Zo ook al de SV. De NBV las aanvankelijk: Abram vertrouwde op de HEER en deze rekende hem dit toe als verdienste. Nu heeft onze belijdenis de bijbel zo verstaan, dat in de verhouding tussen God en mens elke verdienstelijkheid uitgesloten is. Dat maakt het al moeilijk om deze weergave van de tekst te aanvaarden, ook gezien de manier waarop dit woord uit Genesis later bij Paulus functioneert. Maar de eerste vraag is toch: wat staat hier eigenlijk, wat betekent 'gerechtigheid'. Welnu, het is het woord dat aangeeft: het gedrag dat van iemand in een verbondsrelatie verwacht mag worden. Aan die betekenis wordt met het woord verdienste geen recht gedaan. Wat uiteindelijk in de vertaling is komen staan komt er dichter bij: … rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad.
- In dit verband een opmerking over Openbaring 3:4, waar Christus van de trouw gebleven gelovigen zegt dat ze bij Hem zullen zijn in witte kleding, 'omdat ze het waardig zijn' (SV en NV); de NBV leest: '… want ze verdienen het'. Wordt hier ten onrechte de notie van de verdienstelijkheid ingevoerd? De brontekst heeft het woord axios. Het gaat om dát wat aan trouwe christenen toekomt krachtens Gods genadige belofte. Daarvoor kan de Schrift elders, onbevangen, het woord loon gebruiken. Zouden we met diezelfde onbevangenheid hier niet het woord verdienen mogen lezen?
- Jesaja 7:14 – een tekst waarover ook rond de NV al discussie gevoerd is. Het is de profetie die in Matteüs 1:23 wordt aangehaald bij de geboorte-aankondiging van Jezus en die in de SV zowel bij Jesaja als bij Matteüs zó begint: Zie een/de maagd zal zwanger worden. In NV luidde dat begin bij Jesaja: Zie de jonkvrouw zal zwanger worden. Daar is uit de rechterflank van de Gereformeerde gezindte kritiek op gekomen: wij belijden toch dat Jezus geboren is uit de maagd Maria. Die kritiek zal ook komen op de NBV, die hier vertaalt: de jonge vrouw is zwanger.
Opvallend is dat dezelfde kwestie ook speelt in de RKK. Bisschop Hurkmans heeft verklaard dat de NBV niet gebruikt zal worden in de liturgie, evenmin trouwens als de WV. De Nederlandse bisschoppen willen komen tot een eigen bijbelvertaling voor de liturgie. Dat heeft te maken met het principe dat er in de liturgie harmonie moet zijn tussen kerktaal en bijbeltaal. Dat speelt ook bij Jesaja 7:14 een rol. Als de kerk spreekt over Jezus' geboorte uit een maagd moet de bijbel die in de liturgie gebruikt wordt, ook in de profetische aankondiging van Jezus' geboorte, hetzelfde zeggen.
Toch zal ook hier de eerste vraag zijn: wat staat er eigenlijk. Welnu, er staat een woord dat wijst op een huwbare jonge vrouw, zonder een specifiek accent op haar maagdelijkheid. Dat accent wordt pas aangebracht in de Griekse vertaling van Jes. 7:14 én in het citaat dat Matteüs daaraan ontleent. Daar staat parthenos, maagd. Maar als weergave van de Hebreeuwse tekst is 'jonge vrouw' dus geen onjuiste vertaling.
- Handelingen 4:12: 'er is… geen andere naam aan de mensen gegeven waardoor wij moeten behouden worden' (SV en NV). De NBV leest: '… kunnen behouden worden'. Dat lijkt een verzwakking – maar is het dat? Als ik zeg: er is geen ándere deur waardoor we naar buiten kunnen, ligt daar toch ook in: wij móeten door die deur?
- 2 Timoteüs 3:16. In NV wordt hier gesproken over 'Elk van God ingegeven schriftwoord'. Een vertaling die bekritiseerd werd omdat ze de mogelijkheid openlaat dat er ook níet geïnspireerde schriftwoorden zijn. De NBV zal in dat opzicht geen kritiek krijgen. Zij vertaalt: Elke schrifttekst is door God geïnspireerd.
- Moeite heb ik wel bij Handelingen 11:18, waar de brontekst zegt dat God ook de niet-Joden de bekering ten leven gegeven heeft. Dan gaat er niet alleen vanuit de Dordtse Leerregels, maar ook vanuit de tekst zelf een belletje rinkelen als de NBV spreekt over 'de kans op bekering'.
- De in de NBV opgenomen inleidingen op de bijbelboeken zijn – op een klein aantal na – niet in concept aan de supervisoren voorgelegd. Het zal goed zijn ze met kritische aandacht te lezen. Mij viel in de inleiding op 1 Korintiërs op, dat het door Paulus met apostolisch gezag verkondigde evangelie werd aangeduid als 'zijn ideeën', 'zijn visie'.
8. De Gods naam
Wat de vertaling betreft gaat het hier om de naam HERE of HEERE als weergave van het ‘vierletterwoord’ JHWH, waarvan – zoals bekend - de uitspraak waarschijnlijk moet luiden Jahweh. Er waren tientallen voorstellen gedaan voor de weergave ervan; onder meer de Eeuwige – zo vertaalde Calvijn deze naam ook – en de Aanwezige. (De Naardense bijbel heeft: de ENE). De discussie over deze kwestie ontlokte iemand de opmerking: die christenen toch! Ze weten niet eens meer hoe hun God heet… Uiteindelijk is gekozen voor de weergave met HEER, (met kleine hoofdletters, zgn. klein kapitaal). Daarmee heeft men twee groepen van zich vervreemd. In de eerste plaats die feministische theologen die HEER te eenzijdig mannelijk vinden. Een aantal van hen heeft dan ook onmiddellijk na deze keuze z'n medewerking aan de NBV gestaakt. In de tweede plaats diegenen uit de gereformeerde gezindte die sterk hechten aan de vorm HE(E)RE. Ook voor hen zal de nu gekozen weergave een drempel vormen voor aanvaarding van de NBV. Waarom dan tóch deze keuze?
- Allereerst bij gebrek aan een beter alternatief. Dezelfde verlegenheid was er al bij de Statenvertalers. Zij kozen (zeggen ze) voor HEERE - de toenmalige vorm van ons woord ‘heer’ - bij ontstentenis van een ander passend en gebruikelijk woord.
- Vervolgens: zowel de Statenvertaling als de vertaling-1951 en de NBV sluiten zich met deze keuze aan bij een eeuwenoude traditie. Daarbij is te denken aan twee dingen:
1) De Joden wilden en willen uit eerbied de naam JHWH niet uitspreken en gebruiken bij het lezen bijvoorbeeld het woord Adonaj: Heer, gebieder.
2) In de Griekse vertaling van het Oude Testament is JHWH weergegeven als Kurios (Heer). Dat is ook het geval in het Nieuwe Testament waar dat citaten geeft uit het Oude.
En wat de spelling HE(E)RE (met uitgangs-e) betreft: het gaat hier wel om een typisch Nederlands probleem. In andere talen spreekt men onbekommerd God aan met Lord, Seigneur of Herr. Bovendien, waar wij adresseren: aan de heer Jansen, schreef men in de tijd van de Statenvertalers: aan den heere Jansen. De voorkeur voor HERE berust in sterke mate op gevoelsargumenten. Nu hebben die zeker hun goed recht – maar zijn er werkelijk principiële redenen om de hedendaagse spelling wél te aanvaarden als het om een menselijke heer gaat, en niet als het gaat om God? Als reden wordt wel aangevoerd, dat we de spelling van een naam nooit veranderen. Dat gaat wel op voor ‘s-Hertogenbosch of Hoogeveen. Maar in dit geval is dat argument naar mijn mening niet te gebruiken omdat HEER(E) geen vertaling van Gods naam is, maar een titel die naar die naam verwijst.
Ter illustratie bij dit punt een voorval uit de tijd dat ik werkzaam was in een verzorgingshuis. Eén van de hoogbejaarde bewoners die ik daar bezocht was een zeer gelovige vrouw, uit een heel andere kerkelijke traditie dan de mijne. Zij sprak altijd over God als 'de Heer', en ze deed dat volstrekt eerbiedig. Eens zei ik tegen haar: ˋU hoort 's zondags in de kapel wel dat ik Gods Naam uitspreek als HERE.’ ˋJa, zei ze, dat hoor ik zeker, maar het hindert mij niet meer. Het begint al te wennen…’
Het lijkt mij inderdaad in hoge mate een kwestie van wat men gewend is. En als het niet oneerbiedig geacht wordt om bij het zingen van de Psalmen Gods Naam uit te spreken als HEER, kan het dan in een bijbelvertaling principieel oneerbiedig zijn?
Gebrek aan eerbied zou ook een verwijt aan de vertalers van de NBV kunnen zijn inzake het ontbreken van hoofdletters bij de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden die verwijzen naar God of naar Christus en de Geest. Het argument daarvoor van de kant van de NBV, dat die hoofdletters er in de brontekst ook niet staan is mijn inziens zwak: dan zou men op veel meer plaatsen de hoofdletters moeten weglaten. Een ander argument is, dat het soms niet zeker is of een voornaamwoord al dan niet naar God verwijst en dan zou het gebruik van een hoofdletter een uitlegkundige keuze inhouden. Dat is zo, maar daar staat tegenover dat nú in sommige gevallen de lezer moet raden of een voornaamwoord ziet op de Here God dan wel op iets of iemand anders. We moeten echter - dunkt mij – dit niet zien als een principiële kwestie maar als een cultuurbepaald verschijnsel. Het aardige is, dat het hoofdlettergebruik in de NBV ongeveer overeenkomt met dat in de zeventiende eeuwse druk van de SV. In die tijd was men in het algemeen zuinig met hoofdletters. Tussen toen en nu ligt een periode waarin het gebruik van hoofdletters sterk toenam. Onze tijd is daar weer veel soberder in, en de NBV gaat daarin mee.
9. Bijbelse kernwoorden
Bepaalde bijbelse kernwoorden zijn in de NBV niet of nauwelijks te vinden in de vorm waarin wij ze uit onze bijbelvertalingen kennen en waarin ze via de Psalmen en liederen ook nog in gebruik blijven. Het gaat dan om woorden als welbehagen, bekering, ontferming. De weergave in de NBV zal vaak – en mijns inziens niet geheel ten onrechte - ervaren worden als een verzwakking van de zeggingskracht ervan. Mensen van het welbehagen (Luc. 2:14) wordt alle mensen die hij liefheeft; zich bekeren wordt vaak: een nieuw leven beginnen; voor met ontferming bewogen worden staat er nu medelijden krijgen.
10. Laat de Bijbel gelézen worden!
Er is reden voor de vraag in hoeverre de Bijbel nog echt gelezen wordt en dus gekend wordt. We horen melding maken van een toenemend bijbels analfabetisme. Iets dat ik kort geleden las is – hoop ik – niet typerend voor de omgang (of het gebrek aan omgang) met de Bijbel in deze tijd. Er is een tijdschrift waarin wekelijks voor elke dag een bijbelgedeelte wordt aangegeven mét een korte toelichting. Er waren lezers die klaagden dat ze die toelichting moeilijk konden volgen. Wat bleek? Zij lazen wél de toelichting maar niet het bijbehorende Schriftgedeelte… Zelfs de beste vertaling zal niet baten als de Bijbel gesloten blijft. Dat is een ernstige toestand, want zo raakt de communicatie tussen God en mensen verstoord. Daarvoor is de bijbel ons immers gegeven. Daarom hoop ik dat het verschijnen van de NBV maar ook alle andere activiteiten op het gebied van de bijbelvertaling ertoe zullen leiden dat de Bijbel weer méér en weer als nieuw gelezen wordt.
Ik eindig met een van de vele mooi vertaalde teksten die in de NBV te vinden zijn: 1 Korintiërs 13:12, waar NV zegt: 'nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen'. De NBV: 'Nu kijken we nog in een wazige spiegel'. Zo is dat met ons kennen van God, zelfs met de beste bijbelvertaling. 'Maar', gaat de tekst verder, 'dán zullen we oog in oog met God staan'. Dán, als die toekomst aanbreekt, zal er geen Bijbel, laat staan een vertaling meer nodig zijn. Zolang we nog daarheen op weg zijn blijven we ook op het gebied van de bijbelvertaling, om met 1 Korintiërs 12:31 te spreken, streven naar de hoogste gaven.
Drs. W. Steenbergen is Christelijk Gereformeerd emeritus predikant te Zwolle en supervisor Nieuwe Bijbelvertaling
Noten:
1. Over dit project één opmerking: aanvankelijk was ik er sceptisch over gestemd. De gedeelten die in proefvertaling zijn verschenen hebben daar ten dele verandering in gebracht. Er zijn twee sporen in te ontdekken. Ze zijn menigmaal beter, hedendaagser ook dan de NBG '51. Toch leunen de bewerkers ook nog dikwijls, sterker dan nodig en gewenst is, aan tegen de SV. Men zou het moeten aandurven om meer op het eerste spoor verder te gaan.
2. Opmerkelijk is in dit verband iets dat één van de vertalers van de NBV eens vertelde: ook bij de NBV werd de mogelijkheid van de vertaling 'fouten' overwogen. Een niet-gelovige neerlandicus kwam echter bij bestudering van de brieven van Paulus tot de conclusie dat niet fouten maar zonden de juiste vertaling is, omdat fouten uitgaat van een in principe goede relatie waarin wel eens iets fout gaat, terwijl de bijbel in de verhouding van God en mens spreekt van een verstoorde relatie, waarbij alleen het woord zonde(n) past.
3. Henk Room en Wolter Rose (red.), Naar een nieuwe kerkbijbel. Een handreiking voor het beoordelen van de Nieuwe bijbelvertaling. Barneveld 2001. ISBN 90 5560 224 8. - Wat de acceptatie van de NBV in de kerken betreft: de PKN heeft de NBV al vrijgegeven voor 'beproeving in de eredienst'. Ook de synode van de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt) zal volgend jaar naar verwachting positief reageren. De Christelijke Gereformeerde kerken hielden zich tijdens het vertaalproces officieel afzijdig; hun synode die in deze maanden vergadert moet zich beraden over een vraag om studie naar de bruikbaarheid van de NBV.
4. Voor nadere gegevens kunnen Internet-gebruikers terecht op www.skandalon.nl