Skip to main content

nr4 • 2008 • Kroniek

mei 2008 (22e jaargang nr.4)

Kroniek
De verhouding tussen de godsdiensten
Drs. P.J. Verhagen

De Stichting Psychiatrie en Religie hield van 17 tot en met 19 maart 2008 haar tweede internationale congres, deze keer in Leiden. De stichting legt zich er op toe in nationaal en internationaal verband studiebijeenkomsten en conferenties te beleggen met als aandachtsgebied het terrein van religie, spiritualiteit en psychiatrie. Het voorbereiden en tot stand brengen van zo’n congres gaat niet meer zonder netwerk. Zo zijn er hechte banden met de sectie Religie, Spiritualiteit en Psychiatrie van de World Psychiatric Association (WPA).
Vanuit mijn betrokkenheid bij zowel de stichting als de genoemde sectie kan ik niet anders zeggen dan dat de contacten die er door ontstaan een belevenis zijn. Het gaat om ontmoetingen wereldwijd, met collegae uit alle mogelijke religieuze en spirituele tradities. Het brengt bij voorbeeld het nadenken over de verhoudingen tussen de godsdiensten met zich mee, omdat het niet alleen onvermijdelijk is, maar vooral uitdagend, om kennis te maken met elkaars mede religieus en spiritueel geïnspireerde visie op van alles. Want het beperkt zich natuurlijk niet tot psychiatrie. Dergelijke contacten waren er ook tijdens het genoemde congres met deskundigen uit de westerse wereld, Midden en Oost Europa, Israël en Iran.

Bijdrage van psychiaters in conflicten
Psychiaters zijn trouwens toch wel actief als het gaat om het op gang helpen van dialogen en ontmoetingen tussen strijdende partijen. De Turks Cypriotische psychiater Vamik Volkan werd er meer dan eens om genomineerd voor de Nobelprijs voor de vrede. Griekse psychiaters waren betrokken bij het in contact brengen van Israëlische en Palestijnse collegae en hulpverleners. En Hogerhuislid lord John Alderdice, psychiater, is meer dan betrokken bij de Noord-Ierse kwestie en het terrorisme daar. In zijn visie heeft terrorisme met een psychologisch proces van regressie te maken, een psychose-achtige toestand, waarin mensen primitieve fantasieën uitleven doordat normale grenzen, zoals gesteld door wet en religie, zijn doorbroken. In een dergelijk proces, dat leidt tot verdeeldheid en geweld, spelen frustratie over het mislukken van gezonde pogingen tot verandering, vernedering, schaamte en woede een sleutelrol.
We kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. Als door stress de grenzen van mijn kunnen te zwaar belast of zelfs doorbroken dreigen te worden, dan gaat er van alles mis. Ik zal trachten mij staande te houden en verweren. Maar wanneer ik afglijd naar een psychotische toestand, zal dat verweer er voor de buitenstaander heel verward of zelfs bedreigend uit kunnen zijn. Mensen kunnen een gevaar worden voor zichzelf en voor anderen.
De bijdrage van psychiaters in situaties van conflicten tussen strijdende partijen zou er uit kunnen bestaan een context te creëren waarbinnen ‘gestoorde’ gedachten, gevoelens en gedrag van alle betrokkenen, als ook de oorzaken van de verstoring aan bod kunnen komen. Binnen zo’n context is ‘containment’ eigenlijk het meest essentiële gebeuren. Het Engelse woord is lastig te vertalen, dus in mijn vak gebruiken we doorgaans het Engelse woord. Het heeft iets van ‘omvatten’; meest beeldend zie je dat bij een moeder die haar huilende baby ‘omvat’ en wiegt en troost om haar kind daarmee tot bedaren te brengen. Om nog een laatste voorbeeld van actieve psychiaters te geven, professor Driss Moussaoui in Casablanca, Marokko, organiseert in zijn intellectuele en sociale milieu gesprekken over de toekomst van de islam.

Interreligieuze spiritualiteit
Een gesprek met aanhangers van andere godsdiensten en spirituele tradities vraagt om een interreligieuze spiritualiteit. Althans, zo noemt Perry Schmidt-Leukel het; hij is hoogleraar in Glasgow en directeur van het ‘Centre for Inter-Faith Studies’; www.gla.ac.uk/departments/theology/ . Het gaat om een houding, die inderdaad voorbij gaat aan een uitspraak als die van Karl Barth, dat alleen het christendom de autoriteit heeft om zich tegenover de wereld van de godsdiensten te plaatsen als de ware godsdienst. Met als beste advies om de godsdienstige dwaalwegen te verlaten en de ene ware weg te kiezen. Nu is dit wel erg kort door de bocht gezegd, want bij Barth is christelijke godsdienst als ‘onze’ godsdienst al evenzeer godsdienst als al die andere die de wereld kent. Dus we hoeven ons niet op de christelijke borst te slaan. Dat is wel een passende houding bij een interreligieuze spiritualiteit. Wat zijn de kenmerken van die nieuwe spiritualiteit? Vertrouwen, nederigheid, nieuwsgierigheid, vriendschap, eerlijkheid, moed, dankbaarheid. Bij twee van deze deugden heb ik kort commentaar. Vertrouwen is basaal voor geloven, dat weten we allemaal. Maar het gaat ietsje verder dan alleen het door de Heidelbergse catechismus geïnspireerde geloof. Het geldt voor alle geloof, zegt Luther!
Wat is een God? Dat is iets waarop je met heel je hart vertrouwt en waarin je gelooft. Het maakt wat dat betreft niet uit of het de ware of een valse god is, de echte of een afgod. En daarmee is een oude gedachte nog altijd waar. Zo verstaan heeft iedereen een god, want iedereen heeft iets waarop hij met heel zijn hart vertrouwt. Al is het vertrouwen op zichzelf, dan is hij of zij zichzelf een god. Vertrouwen, dat zegt iets over de ‘fides qua’, de wijze waarop iemand gelooft en hoe dat geloven doorwerkt en klinkt in zijn functioneren als mens in alle verbanden van het leven; ook in geval van psychische nood trouwens. Als psychiaters en psychotherapeuten zijn we juist ook vooral bezig met de ‘fides qua’, veel meer dan met de ‘fides quae’, de inhoud van wat iemand gelooft. Niet dat de inhoud er los van staat, maar daarbij moet je dan wel aantekenen dat in werkelijkheid mensen nog wel wat andere dingen over hun geloof hebben te zeggen als we eenmaal voorbij de ‘catechismusachtige teksten’ zijn. Bij voorbeeld door heel goed te luisteren wat ze zeggen en bedoelen als ze het over vertrouwen hebben.
Schmidt-Leukel betrekt het vooral op het vertrouwen dat er een alles omvattende, en tegelijk onze werkelijkheid doortrekkende realiteit, ons hoogste goed is. Dat is een besef dat in alle godsdiensten is te vinden. Nog meer aansprekend vind ik de notie vriendschap. Ik lees Filippenzen  4:5 zo: uw bescheidenheid, uw vriendelijkheid zij bekend. Ik weet helaas niet meer waar, maar ik las ooit dat in dat woord voor bescheidenheid en vriendelijkheid een zekere rekbaarheid zit. En dat vind ik er wel heel boeiend aan. Wij zijn in onze vriendelijkheid om Jezus’ wil rekbare mensen. En bij rekbaarheid denk ik aan elastiek. Met andere woorden: die rekbaarheid is niet eindeloos. Daar hoef je dus niet bang voor te zijn, dat we alles maar los laten. Nee, er zijn grenzen, al zijn we principieel rekbaar. Echter, de functie van elastiek is om bij elkaar te houden. Het gaat om ‘omvatten’; daar ging het hiervoor ook al om toen ik het over ‘containment’ had. Ondertussen zou dat dus onze rol als ‘vriendelijke’ mensen kunnen zijn: de boel bij elkaar te houden! Laat daar nou vandaag schreeuwend behoefte aan zijn. Waarom laten wij dat lopen? Wij zijn daar als protestanten nooit sterk in geweest.

Hoe rekbaar zijn we?
Ds. C. Blenk schetste in De Waarheidsvriend van 27 maart 2008 een vreemd dilemma: islam of Wilders. Door te jongleren met teksten en woorden komt hij op een derde weg: die van Christus, zeg ik nu maar kort door de bocht. Ik denk dat wat zich hier wreekt of onduidelijk blijft, te maken heeft met visie op religies en op de ontmoeting tussen religies. Misschien kunnen rooms-katholieken als Schmidt-Leukel, die ook boeddhist is trouwens en daar intrigerende dingen over weet te vertellen, en niet te vergeten Hans Küng in zijn machtige trilogie over de monotheïstische godsdiensten, dat beter bedenken en overzien dan wij protestanten. Ik vond het dilemma van Blenk bepaald niet zo spannend, want zijn oplossing is duidelijk voorspelbaar: ‘het moet toch Jezus zijn’. En wat zijn we dan wijzer geworden?
Ik laat me vertellen, al hoop ik werkelijk dat het niet waar is, dat ook onder christenen wel aanhangers zijn van de Wilders doctrine. Dat lijken mij in principiële zin te weinig bescheiden, te weinig vriendelijke mensen; niet principieel rekbaar. En nu zou ik van mijn broeder Blenk willen weten hoe principieel rekbaar hij is. Daarom leg ik hem het dilemma als volgt voor. Het dilemma islam of Wilders is, even geheel afgezien van een ‘derde weg’, heel eenvoudig. Voor de islam en tegen Wilders natuurlijk. Waarom dan? Omdat de kans op heil in de islam vele malen groter is, althans zoals het door mij ingeschat wordt, dan bij Wilders. Godsdiensten, religies bieden kans op heil, omdat ze meer of minder duidelijk vindplaatsen van heil zijn; al kan dat heel verdraaid en onduidelijk zijn, maar toch. Ik zie bij Wilders geen heil. Bij de islam in ieder geval veel meer. Is dit een denkbeweging die Blenk zich zou kunnen voorstellen? Ik weet wel dat Deuteronomium 4:19 in deze omstreden is, maar als die tekst nu betekent dat de Here God andere volken andere wijze van vereren en religiositeit heeft toebedeeld (?), moeten we dan niet aannemen, de Here God enigermate kennende (!), dat die godsdiensten ook vindplaatsen van en kansen op heil zijn? En als dat zo is, wat betekent dat dan voor onze houding tegenover Wilders en met de islam? Dat moet verschil maken, lijkt me, hoop ik.

Het begint met verwondering
Ik werkte zelf in mijn bijdrage tijdens het congres in Leiden een gedachte van Eberhard Jüngel uit. Jüngel was onlangs in Nederland en gaf een echte Jüngel lezing. Dat alles vanwege de promotie en het prachtige proefschrift van Willem Maarten Dekker over de theologie van Jüngel. Ik moest in mijn lezing iets zeggen over ziel en psyche, pastor en psychiater. Pastor en psychiater zijn als een vis in het water als het gaat om het innerlijk van de mens. En tegelijk gebruiken ze beiden een eigen jargon, met over en weer grote vertaalproblemen. De woorden ziel en psyche, al zijn ze elkaars vertaling, zeggen niet meer hetzelfde. Hoe kan dat? Wie daar de recente geschiedenis over wil lezen, vanuit godsdienstpsychologisch perspectief moet het prachtige boek van Vandermeersch en Westerink Godsdienstpsychologie in cultuurhistorisch perspectief (Boom, 2007) lezen.
Ik werd getroffen door een ideetje van Jüngel. In zijn Theologische Uiteenzettingen deel V legt hij uit dat in de oude Griekse filosofie, Aristoteles, alle filosoferen begint met verbazing, nieuwsgierige verwondering! Maar in die verbazing zit een zekere ergernis, omdat de verbazing opgeroepen wordt door iets dat nog geen plek heeft of op de een of andere manier van zijn plaats is. Filosofie, zeg wetenschap, zal dus toewerken naar het opheffen, tot oplossing brengen van die verbazing, als alles weer op zijn plek is. Alle theologie begint met diezelfde verbazing. Want ook daar wordt de verbazing gewekt door iets wat niet op zijn plek is, sterker nog zegt Jüngel, door iets wat in deze wereld geen plek heeft! Wat dat betreft hebben wetenschap en theologie, rede en geloof eenzelfde begin, vertrekpunt: verwondering. Maar het grote verschil is dat waar wetenschap de verbazing zoekt te verminderen of zelfs op te heffen, zal theologie en geloof dat juist niet doen. Integendeel, naarmate men verder komt, nemen verbazing en verwondering alleen maar toe. En daar gaan de wegen dus al uiteen. Het verschil tussen ziel en psyche zit daarin. De ziel hoort bij het theologische, spirituele jargon en is een bron van voortdurende en zich verdiepende verwondering. De psyche zit in het wetenschappelijk jargon, en wordt bestudeerd en behandeld om dat wat van zijn plaats is en (nog) niet begrepen wordt te begrijpen en daarmee op zijn plaats te zetten.
Als je dat doortrekt naar emotionele of psychische problemen als gevolg van - laten we voor het gemak zeggen stress - dan gebeurt hetzelfde. Alleen nu raak ik zelf van mijn plek, ik word mezelf een raadsel. Dat is ook een vorm van verbazing, verwondering, maar bepaald onaangenaam. Het kan tot verwarring, tot beangstigende duizeligheid leiden. Maar los van stress en stoornis is dit natuurlijk ook de antropologische vraag: de mens die zichzelf in verwondering een vraag wordt. Het trof mij zo, op weg geholpen door Jüngel, dat ‘de dingen’ hier zo rakelings langs elkaar heen gaan. ‘Mind the gap’, hoor je in de Londonse metro voortdurend bij in- en uitstappen. Er is al heel vroeg een ‘gap’ ontstaan, die, zo zou ik willen beweren, net als in de metro niet onoverkomelijk hoeft te zijn, maar je moet er wel op letten. En vooral moet je er op letten dat die ‘gap’ er is. Anders gaat het er nooit over, en lijk het alsof het twee werelden zijn.
Wat dat aangaat maakt de beroemde atheïst Richard Dawkins met zijn bestseller over de waan God (‘God als misvatting’, is de Nederlandse titel van zijn boek) snel korte metten met ‘mijn’ verwondering. Onder de titel ‘The worship of gaps’ stelt hij dat wetenschappers inderdaad leven van onwetendheid, dat is hun business, namelijk om die onwetendheid op te heffen. Anders zouden ze zich nog gaan vervelen. Onwetendheid is een kans! Religieus fundamentalisme en mysticisme zijn wat dat betreft volgens Dawkins een ramp. Immers, een van de negatieve effecten van religie is dat het leert om tevreden te zijn met ‘niet-begrijpen’, meent deze buitengewoon geleerde Oxford professor. Dat vind ik nu weer kletskoek. Waar Dawkins terecht tegen protesteert, is het idee dat God de gaten in onze kennis moet opvallen. En hij heeft gelijk. Naarmate die gaten steeds verder ingevuld worden door de wetenschap verdwijnt God steeds verder van het toneel. Dat lijkt me niet verkeerd, God is geen gatenvuller. Nee, het is een levenshouding, gekenmerkt door leren leven van verwondering. Jüngel verwijst dan naar een lied, dat wij ook in het Liedboek voor de kerken hebben: De trouw en goedheid van de Heer, verschijnt elke morgen weer en blinkt en blijft …. (lied 375).
Zo valt een mens van de ene verbazing in de andere. Dat zou u op een gespreks- of bijbelkring na kunnen gaan. Stel je voor, een groothuisbezoek, je kent elkaar meer of minder. In de handreiking van de PKN voor de gesprekskring (ik bedoel in de notitie over de verwondering) staat dat je met elkaar in gesprek kunt gaan over wat de PKN is en wil, en zo. Ik weet niet of dat geen gedoe geeft. Nee, maar begin nu eerst met elkaar kennis te maken door elkaar te vertellen waar je je de voorbije dag over verwonderd hebt. Ik voorspel u een wonderlijke ervaring.