Skip to main content

nr4 • 2006 • Heeft de single (de) toekomst?

april 2006 (20e jaargang nr. 4)

Heeft de single (de) toekomst?
Bijbelstudie over liefde, lust en liefdeslast in de Bijbel

Dr. Bert de Leede

Twee zijn meer dan één
Wie het Oude Testament leest, kan er niet om heen: twee zijn meer dan één, en alleen blijven is een ramp. De gelovige Israëliet kan het zich niet voorstellen, dat iemand er voor zou kiezen alleen te blijven. Het is niet goed dat de mens alleen zij. Bij mens-zijn hoort dat er iemand is die ik kan aanspreken en die mij aanspreekt. Een hulp als tegenover, een maatje, een metgezel, een antwoord-schepsel. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo gaat het. Dat is de aantrekkingskracht. Wanneer de dieren bij Adam langskomen, dan geeft hij hen namen naar hun aard. De rentmeester wijst daarmee de dieren hun bestemming aan. Maar de dieren zijn geen antwoord-schepsels. Dat wordt Eva. Op het moment dat hij haar ziet, gebeurt er iets anders bij en in hem. Op dat moment wordt de mens – hij – man, en wordt de mens – zij – vrouw.

Kijk! Zie je dat meisje uit Sulem,
zoals ze danst tussen twee reien?
Wat zijn je voeten mooi in je sandalen, koningskind!
Je heupen draaien sierlijk rond,
de schepping van een kunstenaar.
(Hooglied 7 vers 1b-2)
 
Zo kijkt hij naar haar. Anderen zien het misschien niet aan haar af, maar hij ziet het wel. En zo gaat dat omgekeerd ook. Anderen zien een gewone, misschien wel wat saaie man, maar zij kijkt met andere ogen, en wat ziet zij?
 
Zijn benen zijn als zuilen van albast,
op voetstukken van zuiver goud.
Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanonl
Zijn mond is zoet – aan hem is alles begeerlijk.
Dit is mijn lief, dit is mijn vriend, meisjes van Jeruzalem!
(Hooglied 5 vers 15v)

De bijbelschrijver spreekt er hooggestemd over. De schepping is goed. Aantrekkingskracht is goed. De seksuele gemeenschap is goed. Kinderen die daaruit voortkomen zijn een zegen van God en een bekroning op de nieuw-gevormde gemeenschap. Hier is niets op tegen en hier is alles vóór. Het Oude Testament kan zich niet voorstellen dat je daar anders over zou kunnen denken. Alleen-zijn is niet de bedoeling, alleen komen te staan is een ramp, kinderloosheid is een vloek, kiezen alleen te gaan is onvoorstelbaar, homoseksualiteit onbegrijpelijk, homoseksuele gemeenschap pervers en een homoseksuele liefdesrelatie buiten het vizier. Daartegenover wordt de liefde tussen een jongen en een meisje uitbundig en met voelbaar welbehagen bezongen.
Wanneer Adam zijn ogen opendoet en Eva ziet, dan is hij op slag klaar wakker.

Mijn bruid, ga met me mee
Kom mee….. Zusje, bruid van mij
Je brengt me in vervoering
Je brengt me in verrukking
Met maar één blik van je ogen
Met één flonker van je ketting
Zusje, bruid van mij
Hoe heerlijk is jouw liefde…
(Hooglied 4 vers 8 tot 10)

Zij aarzelt nog. Daar kun je je iets bij voorstellen. Het is nog maar haar eerste dag in de hof. En misschien past het ook wel meer bij haar dan bij hem – deze terughoudendheid, dit ‘niet té snel’!
 
Meisjes van Jeruzalem,
ik bezweer jullie bij de gazellen,
bij de hinden op het veld.
Wek de liefde niet,
laat haar niet ontwaken, voordat zij het wil.
(Hooglied 3 vers 5)

En hij weet dat, voelt dat en voelt het aan.

Zusje, bruid, een besloten hof ben jij,
een gesloten tuin, een verzegelde bron.
(Hooglied 4 vers 12)

Hij overweldigt haar niet.
Zo kan de liefde ontluiken en worden tot verlangen en hartstocht. Daar is tijd voor nodig, vertraging zelfs. Een laat begonnen lente is vaak het overvloedigst.

Ik sliep maar mijn hart was wakker
Hoor, mijn lief klopt aan!
‘Doe open, zusje, mijn vriendin,
mijn duif, mijn allermooiste.
Mijn hoofd is nat van de dauw
Mijn lokken vochtig van de nacht’
‘Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan,
moet ik het weer aandoen!?’
……………
Mijn lief stak zijn hand naar binnen,
Een siddering trok door mij heen – om hem!
Toen sprong ik op, ik ging hem opendoen.
(Hooglied 5 vers 2 tot 5)

Dit is goed. God heeft haar een duwtje. Als het ware leidt Hij Eva naar haar bruidegom. Adam komt op haar toe. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen. Dat is goed. Die twee worden één in een geestelijke en erotische eenheid, en daarmee vormen zij een veilige basis voor een economische eenheid om samen de aarde te kunnen beheren. Daartoe zijn zij elkaar gegeven. Immers – hoe zou je alleen tegen die taak opgewassen zijn? Twee zijn meer dan één.

Wat staan zij daar kwetsbaar naakt, deze man en zijn tegenover. Naakt zonder schaamte. Kan dat wel goed gaan in een wereld vol schaamteloos naakt? Laten we wel zijn, al te vaak is het niet goed gegaan. Al te vaak is tot op de huidige dag de zogenaamd heilige staat van het huwelijk een waar slagveld, en de erotische aantrekkingskracht verworden tot een ware machtstrijd. En daarbij nog wat anders. Is twee nog steeds meer dan één? Heeft hij haar werkelijk (nog) nodig, en zij hem: om economisch, sociaal en cultureel te kunnen leven en te kunnen overleven? Steeds meer jongeren, dus ook jonge vrouwen, gaan bewust (en een leven lang?) alleen. Heeft de single de toekomst?

Alleen-zijn beter?
Wanneer we het Nieuwe Testament lezen vanuit het perspectief van de seksualiteit en de verhouding van man en vrouw, dan horen we (ook) andere tonen, en die zijn soms overheersend. De continuïteit met wat we hoorden uit het Oude Testament is er ook. Jezus verricht zijn eerste wonder op een huwelijksfeest, waar goed gedronken wordt. Paulus bezingt in Efesiërs 5 het geheimenis van het huwelijk in een hooggestemde vergelijking. Het huwelijk is niet minder dan afspiegeling van de gemeenschap van Christus met zijn gemeente. Met andere woorden, ook in het Nieuwe Testament is het huwelijk goed.

Maar – niet trouwen is beter.

Deze uitspraak van Paulus kom je zo in het Oude Testament niet tegen. Dit is nieuw. En het is ook niet een slip of the tongue van de apostel, die ‘kennelijk toch al niet zoveel met de vrouw op had’. Dat is te kort door de bocht. We stappen in het Nieuwe Testament in veel opzichten een andere culturele context binnen. En daarin leven de apostelen. De hele culturele en religieuze context was doordesemd van een scherpe onderscheiding tussen lichaam en ziel, met een sterke onderwaardering, zo niet geringschatting van het lichamelijke. En als er iets lichamelijk is, is het wel de seksuele begeerte, de aantrekkingskracht van man en vrouw, en de geslachtsdaad. De vrouw werd sowieso veel meer aards gezien in de oudheid dan de man. Zij baart kinderen, zij bewerkt de aarde, zij bereidt het voedsel. Wanneer je haar ziet, gebeurt er iets in je lijf. Iets waar je maar moeilijk stuur op kunt houden. Dus zij is het die verleidt.
Kortom – is seksuele onthouding niet het beste? Is afzien van het huwelijk en – als je dan toch getrouwd bent – onthouding binnen het huwelijk niet ‘de hogere weg’?
Alleen-gaan als keuze raakte ‘in’ bij de Grieken.

In dit klimaat ontstaat de christelijke gemeente. In dat klimaat ademt zij. Ook Paulus. Menig gelovige ziet er ook wel wat in, in die ascese, in die onderwaardering van de seksuele relatie. ‘Moeten wij ook niet die kant op’, vragen de gemeenteleden aan de apostel. En daadwerkelijk zijn er christelijke groepen die die keuze al gemaakt hebben. Past het ook niet bij de relativering van het huwelijk waar Christus zelf al van sprak?

De kinderen van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt,
maar die waardig bevonden is deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding van de doden, huwt niet en wordt niet uitgehuwelijkt.
(Lucas 20 vers 34-35)

Is seksuele onthouding niet geboden? Is het niet beter te scheiden van de ongelovige partner? Dat soort vragen spelen, en bereiken Paulus. En hij gaat daarop in, nuchter, zakelijk, maar ook zoekend. De apostel zit er midden in. En hij zit er ook mee. Dat voelen we wanneer we bijvoorbeeld I Corinthiërs 7 lezen. Paulus schrijft daar bepaald geen Nieuwtestamentische versie van het Hooglied. We treffen een geestelijke leidsman aan, achter zijn schrijftafel bezig vragen te beantwoorden, richting te geven. Hij schroomt daarbij niet zo nu en dan zijn eigen mening te geven. In dat soort uitspraken proeven we zijn eigen voorkeur voor de ongehuwde staat.

Voor de ongehuwden heb ik geen voorschrift van de Heer,
dus ik geef mijn eigen mening,
als iemand die door de barmhartigheid van de Heer betrouwbaar is.
Ik meen dat het vanwege de huidige beproevingen voor een mens goed is te blijven wat hij is.
Hebt u een vrouw beloofd met haar te trouwen,
verbreek die belofte dan niet;
bent u niet gebonden aan een vrouw, zoek er dan ook geen.
Het is weliswaar niet zo dat u door te trouwen zondigt,
en ook wanneer een meisje trouwt, zondigt ze niet,
maar het huwelijk wordt een zware belasting
die ik u graag zou besparen.
(I Kor. 7 vers 25-28)

De apostel benadert de verhouding van man en vrouw en de seksuele omgang vanuit het perspectief van de nabije eindtijd en de missionaire roeping en zending van de gemeente. Daardoor worden in principe alle aardse verbanden en verhoudingen gerelativeerd: slaaf of vrije, man of vrouw, gehuwd of ongehuwd, besneden of onbesneden.

Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd. 
(Vers 20)

en

Laat daarom ieder die een vrouw heeft zo leven
dat het hem niet in beslag neemt.

(Vers 29)

Dat is de scopus: gereed zijn voor de dienst van het Rijk, volledige inzet voor de voortgang van het Evangelie. Laten we daarom zorgen met zo min mogelijk ballast op weg te kunnen gaan. En getrouwd zijn betekent extra zorgen.

Een ongetrouwde man draagt zorg voor de zaak van de Heer
en wil de Heer behagen.

Een getrouwde man draagt zorg voor aardse zaken
en wil zijn vrouw behagen,

dus zijn aandacht is verdeeld. 
(Vers 32-33)

Vergelijkbaars geldt voor de ongetrouwde vrouw, het meisje en de weduwe: zij kunnen met lichaam en geest de Heer toegewijd zijn. De getrouwde vrouw draagt zorg voor aardse zaken en wil haar man behagen (Vers 34).
Wat opvalt bij de apostel is dat we geen woord lezen over de economische noodzaak van het huwelijk, geen woord over de – gezamenlijke – roeping van man en vrouw tot rentmeesterschap over de aarde. Geen woord ook over de noodzaak van voortplanting. En ook geen verwijzing naar de erotische liefdesuitingen als goed in zichzelf. Niets daarover.

Gehuwd en ongehuwd evenwaardig?
Wij leven inmiddels 2000 tot 2500 jaar na de teksten uit Nieuwe en Oude Testament. Wij leven in de 21ste eeuw in een westerse cultuur van individualisering, emancipatie en gelijkwaardigheid van man en vrouw. Velen in onze moderne samenleving gaan – lange tijd – alleen. Voor sommigen is dat een bewuste keuze uit motieven van carrière. Vaak is het niet zo’n bewuste keuze. Het is de culturele trend om langdurige bindingen steeds later in het leven pas aan te gaan, of helemaal niet. Individualisering en losmaking van seksualiteit van een vaste blijvende liefdesrelatie zien we steeds meer parallel gaan. We ademen sowieso in een cultuur met een andere opvatting over de betekenis van familie en met een andere waardering van het hebben van een gezin. Cultureel en maatschappelijk is iemand die alleen gaat of geen kinderen heeft niet (meer) ondergewaardeerd in onze westerse cultuur. En een economische noodzaak tot getrouwd zijn en kinderen krijgen, is er niet (meer). Integendeel zelfs. Huwelijk en gezinsvorming zijn een rem op je toekomst als vrouw of als man en vrouw samen. In deze cultuur ademen wij hier in de westerse samenleving. Het is helder dat een en ander in een Afrikaanse samenleving weer anders ligt.

Daarmee komen de vragen van man-vrouw, relatievorming, huwelijk(-strouw) ook in onze tijd weer in een ander perspectief te staan dan in Paulus’ dagen. Hoe ‘horen’ wij in onze culturele en maatschappelijke context de schriftgegevens van Oude én Nieuwe Testament? Voor die vraag staan wij nu opnieuw. Daar komt nog bij dat wij 1900 jaar ‘Wirkungsgeschichte’ van de interpretatie van de bijbelse gegevens over seksualiteit achter ons hebben. Een geschiedenis waarin eeuwen lang de interpretatie van het Nieuwe Testament door de kerkvaders de trend heeft gezet. Het is een understatement te stellen dat de lijn vanuit Paulus via Augustinus meer invloed heeft gehad op de officiële leer van de kerk inzake liefde, lust en leven, dan een letterlijke interpretatie van het Hooglied.
Kortom – we ontkomen niet aan een voortdurend hermeneutisch proces. Wat is daarvan nu de opbrengst? Een paar aantekeningen.

1. We concluderen te vlot wanneer we zeggen dat gehuwd en ongehuwd, alleen-gaand en samen, evenwaardig zijn. We nemen de bocht eveneens te kort wanneer we een homoseksuele levensverbintenis en een huwelijksverbintenis van man en vrouw over één kam scheren. De teksten houden hun weerbarstigheid, en dat is goed.
2. Maar de binnen-bijbelse interpretatiegeschiedenis laat zelf al zien dat het onmogelijk is een seksuele ethiek voor alle tijden en plaatsen uit de bijbel af te leiden. Daarvoor zit er te veel ‘cultuur’ doorheen, in de bijbel zelf, in de geschiedenis, en ook in het heden.
3. Een traditionele sterk op familie- en clan georiënteerde cultuur staat dichterbij het Oudtestamentische spreken over man-vrouw. Tegelijk gaat het er in zulke culturele contexten (bijvoorbeeld in Afrika) om de profetische kritiek binnen dat patriarchaal getoonzette Oude Testament te benadrukken.
4. De relativering van het huwelijk in het Nieuwe Testament krijgt in de vroege kerk zijn uitwerking in een verdere onderwaardering van het lichamelijke, van de seksualiteit, en überhaupt van de vrouw. Het kostte en kost de kerk nog steeds enorme moeite om die eeuwenlange Wirkungsgeschichte te doorbreken. Dat neemt niet weg dat dezelfde noties in de evangeliën en bij Paulus ook nu hun zeggenschap kunnen hernemen, bijvoorbeeld in een nieuwe waardering voor alleen-gaan uit roeping, als levenskeuze of als keuze voor langere tijd. Ook vormen van communaal leven en de daarmee gegeven vrijwillige keuze voor seksuele onthouding, vragen opnieuw om een erkenning in de christelijke gemeente.
5. Vergelijkbare dingen kunnen gezegd worden van de visie op de homoseksuele levensverbintenis. Het is onmogelijk daarover iets zinnigs te zeggen zonder rekenschap van de culturele context waarin wij verkeren. Binnen de bijbel zelf zien we al een verschillende inkleuring van de afwijzing van de homoseksuele praktijk in Oude Testament en binnen de Grieks-romeinse context van de Nieuwtestamentische gemeente.
6. Zo ontkomen we er niet aan te verdisconteren dat een culturele context als de onze met grote nadruk op individualisering, emancipatie en inzicht in de grote betekenis van de seksuele identiteit van de individuele mens, een andere vormgeving van relaties vraagt dan in een collectivistischer denkende en levende cultuur.
7. Maar dat gezegd hebbend, kan ook een verindividualiseerde cultuur niet heen om de bijbelse tegenstem. Die tegenstem hoor ik bij voorbeeld ten aanzien van het welzijn van het kind. Daar geldt dat ‘twee meer zijn dan één’ in de opvoeding, in de identificatiemogelijkheden voor het kind. Tevens blijkt ook nu ‘de natuur’ – dat is nu de wetenschappelijke analyse – meer en meer te leren dat vader en moeder niet zomaar in te wisselen zijn voor stiefvader of – moeder, of twee vaders of twee moeders, of de ‘bewust ongehuwde moeder’.

Dit alles te zeggen en te bespreken, is niet meer vloeken in de moderne ‘kerk’ van de verlichte burger. De kerk moet in deze ook de zogenaamd ‘verlichte’ durven tegenspreken.
Kortom, de cultuur volgen is nodig om cultuurkritisch te zijn, en alleen in de spanning van die twee kan de kerk op een positieve manier ook cultuurvormend zijn. Dat is een spannend en boeiend gebeuren. Immers – in alle tijden is het spel van man en vrouw geladen!

Dr. H. de Leede is rector van het Theologisch Seminarium Hydepark in Doorn