Skip to main content

nr4 • 2006 • Visie gevraagd!

april 2006 (20e jaargang nr. 4)

Visie gevraagd!

Drs. P.A. Verbaan


Het was op een vergadering van de werkgemeenschap. Jawel, op veel plaatsen werkt de voormalige ‘ring’ van predikanten onder die vlag gewoon verder, al is het in de nieuwe bedeling (zonder consulentschappen) vrijblijvender en nog lang niet overal ‘protestant’. Een van de aanwezige predikanten verzuchtte: ‘Kunnen we niet een keer de ethische vragen rondom huwelijk en echtscheiding en de beleving van seksualiteit aansnijden en onszelf daarbij de vraag stellen: hoe stel jij je op? Want ik weet echt niet meer wat ik van dingen vind.’ Zelden vond een voorstel in dit gezelschap zoveel instemming. Er leek een zenuw van het huidige predikantswerk geraakt. Aan casussen geen gebrek. Kerkbreed (!) geen collega of gemeente die het niet van dichtbij kent. Wel moest er lang over een plan van aanpak gepraat worden. Want waar moet je beginnen en wat komt er allemaal niet mee in deze problematiek?

Natuurlijk, op de catechisatie gaat er ieder seizoen wel een keer over. Als je er als predikant of catecheet niet over begint, komen de jongeren er zelf wel mee en dagen je uit je hierover uit te laten. Je gaat er zelfs aan wennen, dat je daar voor antiek wordt versleten als je een apologie voor het huwelijk houdt. In welke eigentijdse, door literatuur, films of reclame geïnspireerde voorbeelden je die – bijbelse - moraal ook uitdraagt. In welke toonaarden je het mooie van de liefde en het geschenk van de lichamelijkheid tegelijk ook bezingt - omdat je wel weet dat alleen een negatieve attitude een jongere niet helpt in een sfeer van openheid over deze dingen te spreken. Bovendien doe je dan geen recht aan de traditie in het spoor van Maarten Luther, die dit geschenk van de Schepper weer opnieuw ontdekte.

Gemeentebreed

Toch zou het niet eerlijk zijn te doen alsof de vragen alleen bij jongeren leven en spelen. Je kunt natuurlijk met hen spreken over seks voor het huwelijk of samenwonen, maar houd je er niet een dubbele moraal op na, als je niet tegelijk de weduwe, die zegt niet meer aan trouwen te denken met de vriend met wie ze op vakantie gaat, het huwelijk voorhoudt?  Wat zeg je als kerkenraad tegen de ambtsdrager, die na lang alleen te zijn geweest een gescheiden vrouw heeft ontmoet die niet trouwen wil, maar wel samen met hem op eenzelfde geestelijke golflijn zit?!
Misschien is in dit alles wel de belangrijkste constatering: wat zich tien jaar terug nog in de marge of gebruikelijke gedoogzone van de kerk afspeelde, kom je nu ook bij de kern van je gemeente tegen: bij mensen die op de lijst van kerkenraadslid staan, bij sleutelfiguren in de gemeenteopbouw, in je eigen familie. Niets is zo normaal als seks hebben met elkaar. Is men vijfentwintig of dertig plus, dan lijkt de leeftijd op zich al een legitimatie. Net zoals mensen voor hun dertigste al drie banen hebben gehad voordat ze op hun plek zijn, lijk je ook meerdere relaties te moeten hebben gehad voordat je in een stabiele relatie belandt.
Hetzelfde geldt voor homorelaties. We willen als redactie dat onderwerp in dit nummer niet apart thematiseren. Want dan gaat de discussie weer alleen daarover, terwijl men ondertussen bewust of onbewust de ogen sluit voor dezelfde verschijnselen in de heteropraktijk.
Vergis ik me, als ik constateer dat in de discussies, die in veel kerkenraden in het afgelopen jaar zijn gevoerd over het plaatselijk reglement en het al dan niet zegenen van andere levensverbintenissen, er alweer anders over wordt gesproken dan enkele jaren geleden, gewoon omdat steeds meer gemeenteleden er zelf van dichtbij mee te maken hebben en barrières om er over te spreken zijn wegvallen? Het maakt het kerkelijk spreken over dit onderwerp niet makkelijker, maar wel onontkoombaar. Alleen: waar zet men de discussie in? Bijbelse, culturele, hermeneutische, pastorale én economische overwegingen zijn allemaal in het geding en worden door elkaar gebruikt. Welke overweging geeft de doorslag? En hoe voorkom je dat hier toch niet weer slechts één bepaalde zonde wordt uitvergroot? Menige kerkenraad meet hier met twee maten en niet zelden voert men in de praktijk een zigzagbeleid.

De praktijk

Een ‘rondje redactie’ levert een aantal voorbeelden op.
- Een gemeente van orthodox-gereformeerde signatuur. De jongeren van rond de twintig gaan een weekend uit. Zaterdagmorgen weg, zondagavond terug. Zaterdagavond is het stappen geblazen. De groep belandt in een stripteasetent. Het wordt uiteraard laat. Voor de zondagmorgen zijn nog geen concrete afspraken gemaakt. Het komt er ook niet van. De groep slaapt uit. Zondagmiddag komt men thuis. Ook daar komt het niet van kerkbezoek. Heeft men het gevoel dat er misschien iets toch wel niet helemaal goed is gegaan? Als dat zo is, weet men het goed te verbergen. De kerkenraad onderneemt geen actie. Wie weet ervan en trouwens: men is toch ook jong geweest?
- Een predikant heeft geregeld contact met een pastorante. Een jonge vrouw, die tijdens een langdurige identiteitscrisis ontdekt dat ze homofiele gevoelens heeft. Ze vertelt dat ze contact heeft met een vrouw en tot de overtuiging is gekomen, dat God het goed vindt dat zij een relatie aangaat. Ze vraagt welke plek er voor haar in de gemeente is en zou graag ‘voor de dag willen komen’. De predikant is blij voor haar, maar ziet niet uit naar een kerkenraad- of gemeentebreed gesprek over dit onderwerp. Kan hij ook door voorbede voor haar te doen – en daarmee impliciet haar ook haar plaats te geven in de gemeente – voor haar een weg banen en moeizame discussies omzeilen?
- Iemand constateert: door alle nadruk op seks worden mensen er bepaald niet vrolijker op. Het verwachtingspatroon is hooggespannen en zelden wederkerig. De sfeer van ˋSex in the city’ heeft een geweldige impact bij werkende jonge mensen tussen 20 en 40, maar de gevolgen zijn niet gering en nogal wat mensen lopen kleerscheuren op. Een psychiater deelde in dit verband ooit iets van zijn expertise: ik spreek met mensen die bij me komen met problemen – waarbij vaak seksualiteit een rol speelt – steevast over de schijf van vijf. Dat is niet alleen een hulpmiddel om gevarieerd te eten en verstandig tegen voeding aan te kijken, maar op soortgelijke wijze probeer ik mensen gezond met seksualiteit te leren omgaan. Zoveel mensen, jong en oud, zijn gepreoccupeerd door seks. Maar er blijken voor ‘gezond leven’ in de praktijk vaak juist andere ingrediënten in het bestaan te ontbreken. Nogal eens komt de rol van familie en vrienden bijvoorbeeld opnieuw ter sprake!
- Ook de echtscheidingsproblematiek komt ter tafel. Het legt behoorlijk beslag op de agenda, vaak juist op de kleine uren van de dag. Dat trouw belangrijk is, zal ieder onderschrijven. Maar er wordt een dilemma zichtbaar tussen ‘trouw zijn aan jezelf’ en ‘trouw zijn aan elkaar’. Wat betekent hier zelfverloochening wel en wat niet?
- Steeds meer kerkelijke huwelijken worden gesloten, nadat mensen hebben samengewoond. Weigeren om die mensen te trouwen, lijkt niet de aangewezen weg. Het kan toch ook niet afhankelijk worden van ouders, die al dan niet bereid bleken het huwelijksfeest van hun kinderen te bekostigen? Huwelijkscatechese dan. Dat lijkt nu het ei van Columbus. En wie het heeft gegeven of eraan deelnam, weet ook dat het iets toevoegt. Een veel intensievere vorm van voorbereiding op het huwelijk. Je kent de meeste toekomstige echtelieden als predikant nu veel beter. Jongeren leren elkaar kennen en ontdekken bij elkaar soms dezelfde fricties. Maar ook daar heel verschillende ideeën, belevingen, subculturen en vragen. En genoeg historisch besef om te weten dat ons huwelijk niet zomaar uit Genesis komt weglopen.
- Hoe voorkom je dat de kerkelijke inzegening van een huwelijk devalueert tot de serieuze noot op het grote feest, terwijl het huwelijkse leven al lang geleden is aangevangen? Moet je niet vandaag de dag in ieder huwelijksgesprek ook maar vragen of men al in verwachting is en daar in de trouwdienst in dat geval ook voorbede voor doen? Omdat nogal eens binnen negen maanden na het huwelijk er een geboortekaartje wordt ontvangen? God is toch ook bij deze dingen in het geding? Misschien ligt hier wel de belangrijkste waarneming: het besef ontbreekt dat de dingen des levens met God te maken hebben. We leven niet meer in afhankelijkheid van Hem, maar Hij wordt ingeroepen wanneer het past in onze planning.

Visierapporten

We zijn niet de enigen die dit signaleren. Links en rechts wordt erover gesproken en geschreven. Alleen al het afgelopen halfjaar zag een viertal min of meer officiële kerkelijke documenten over liefde, relaties en seksualiteit het licht. Ik geef van enkele een korte karakterschets.
In augustus 2005 deed de Evangelische Alliantie van zich spreken. Aan alle deelnemende kerken en gemeenten werd een handreiking gedaan met als titel: Huwelijk, echtscheiding en hertrouwen. Men constateert dat de een met de bijbel in de hand tracht elke vorm van echtscheiding en hertrouwen tegen te gaan, terwijl de ander de grenzen verlegt en meegaat met de tijd. Spreekt de bijbel wel duidelijke taal over alle hedendaagse problemen of moeten we zelf op zoek naar de toepassing van Gods principes? Vervolgens worden enkele bijbelgedeelten besproken – Matteüs 19, Romeinen 7:1-3 en 1 Korintiërs 7 – en wordt geconstateerd dat sommige kerken van mening zijn dat een tweede huwelijk nooit kerkelijk zou moeten worden ingezegend. Andere vinden dat een inzegening in kleine kring zou moeten geschieden. Weer andere maken onderscheid tussen een volledige inzegening en het vragen van een zegen in de zin van voorbede. Ook personen die op niet-bijbelse gronden gescheiden en hertrouwd zijn, hetzij voor hetzij nadat ze tot geloof kwamen, kunnen als lid van de gemeente worden toegelaten – na bekering, berouw en belijdenis van zonde. Over homoseksualiteit wordt niet gesproken. Wat me verder opviel was dat ambtsdragers, die verzocht wordt een (tweede) huwelijk in te zegenen, een beperkte onderzoeksplicht hebben. Duidelijk wordt uit de handreiking hoezeer men enerzijds van richtlijnen wil spreken, anderzijds, gedachtig aan de complexiteit van de casuïstiek, geen algemeen geldende uitspraken kan of mag doen (27). Aandacht voor hermeneutiek en voor de culturele Sitz im Leben van de vragen is er eigenlijk niet. We lezen alleen van ‘de gebroken wereld waarin we leven’ (5,14). En bevreemdend is ook de strikte scheiding die wordt aangebracht tussen gelovigen en niet- of nog niet-gelovigen. Hoe zorgvuldig verder ook wordt geformuleerd en hoezeer ik ook de apologie die ook hier voor huwelijk wordt gehouden bijval, ik had over deze punten wel graag meer willen lezen.

In december 2005 sprak de synode van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) te Amersfoort zich uit over het al dan niet kerkelijk inzegenen van het tweede huwelijk. Als besluit is geformuleerd: ‘In de regel zullen nieuwe huwelijken na een echtscheiding niet kerkelijke bevestigd worden’. Een nee, tenzij. Als belangrijkste gronden worden gegeven: (1) de heilige Schrift legt alle nadruk op de onontbindbaarheid van het huwelijk. (2) Het past bij de stijl van het Koninkrijk grote nadruk te leggen op een gegeven jawoord. Een eenmaal gegeven belofte blijft gelden en ook na een echtscheiding naklinken. (3) Voor kerkenraden is het onmogelijk een echtscheidingssituatie goed te beoordelen, zeker als een deel van de geschiedenis zich buiten de eigen gemeente heeft afgespeeld. Met betrekking tot opzicht en tucht maakt men een onderscheid tussen ‘miserabel’ en ‘censurabel’: er doen zich situaties voor die wel af te keuren zijn in het licht van Gods wil, maar niet leiden tot afhouding van het avondmaal en de publieke censuur. Op de attestatie dient de datum van echtscheiding te worden genoemd en er zal bij verhuizing overleg plaatsvinden tussen kerkenraden met medeweten van de betrokkene. Ook moet de gemeente enige toelichting ontvangen om te kunnen begrijpen dat het eventueel niet oefenen van (publieke) tucht samen gaat met het blijven hoog houden van het Woord van God. Verder is er een Raad van Advies in het leven geroepen die de kerkenraad adviseert. Men proeft er de worsteling in om bij alle verlegenheid in kerkenraden tot een begaanbare weg te komen, maar men neemt wel positie in. Eerder is er een rapportage geweest van met exegetisch en hermeneutisch achtergrondmateriaal, maar die studie van de deputaten wordt na een geschil over de uitleg van 1 Korintiërs 7 niet door de synode aanvaard. Het ‘tenzij’ wordt niet toegelicht, maar daartoe zou de kerkenraad in overleg met de Raad van Advies uiteindelijk kunnen besluiten.

Op vijfentwintig januari 2006 kwam de eerste encycliek van paus Benedictus XVI beschikbaar met de fraaie titel Deus caritas est (= God is liefde), die inmiddels ook in het Nederlands is vertaald. Daarin een doortimmerd filosofisch betoog over eros en agape. (De stijl is trouwens duidelijk anders dan de meer uitgesponnen meditaties van Johannes Paulus II in zijn encyclieken – bij deze Duitse theoloog krijgen Nietzsche, Descartes, Marx en Vergilius hun plek – Johannes van het Kruis niet meer). De nadruk ligt in dit document, anders dan je misschien afgaande op de titel zou vermoeden, op de kerkelijke liefdadigheid. Wel wordt uitgebreid stilgestaan bij de culturele ontwikkeling en verwording van het containerbegrip liefde. Het eigene van de bijbelse liefde – het monogame huwelijk stemt overeen met het monotheïstische godsbeeld (11) – wordt erin uitgewerkt en de liefde tussen man en vrouw wordt als het absolute oertype (4) neergezet. Verder mooie passages als uitleg van de eerste Johannesbrief. Over Jezus als de mensgeworden liefde van God. Een stilstaan bij de moeite om iemand – lees God – lief te hebben die je nooit hebt gezien. En er wordt ingegaan op ‘liefde als gevoel’: ‘ Het gevoel kan een geweldige eerste vonk zijn, maar het is niet de hele liefde’ (14). Bij alle mooie woorden die hier opgeschreven staan, is de afwezigheid van het nadenken over homoseksualiteit, over gebroken huwelijken en beschaamde trouw echter het meest veelzeggend. Liefde als groeiproces naar een hetzelfde willen en verwerpen klinkt wel mooi – maar de paus weet toch ook dat de werkelijkheid heel wat weerbarstiger is?

Het laatste kerkelijk document dat ik hier wil noemen is getiteld Liefde, lust en leven.  Afgelopen najaar zag die discussienota het levenslicht met het oog op de – onlangs gehouden - assemblee van de Wereldraad van Kerken in Porto Alegre. Een breed samengestelde beraadgroep van de Nederlandse Raad van Kerken discussieerde erover. Omdat elders in dit nummer nog een interview volgt met de schrijver van die nota, kan ik er hier kort over zijn. Wat opvalt, is dat in deze nota geen aspect ondoordacht of onbesproken blijft – exegetische, hermeneutische, pastorale, economische en cultuur-maatschappelijke componenten worden alle verdisconteerd. Er wordt een duidelijke keuze gemaakt, ook al weet men dat die én in Nederland én in de Wereldkerk tegenspraak zal oproepen. Het is natuurlijk wel een beslismoment: of je over seksualiteit wilt spreken in het kader van liefde en trouw of dat de enige relatie van liefde en trouw het huwelijk is. Maar doe je recht aan de vragen die vandaag leven en spelen, ook in de eigen gemeente, wanneer je niet ten minste de verschillende posities overweegt?

Opdat we niet geheel zwijgen

Gaan we op zoek naar het spreken van de Protestantse Kerk in Nederland over dit onderwerp (ik beperk me tot wat voorheen de NHK en GKN heette), valt op dat er alweer enige tijd vooral een stilzwijgen heerst. Is het de Hervormde kerk wel ooit gelukt een eenstemmig rapport over seksualiteit het licht te doen zien? Een kleine impressie.
Bekend is de pastorale handreiking uit 1972, getiteld Liefde en seksualiteit. Maar daarnaast staat in mijn boekenkast de studie van F.O. van Gennep, een minderheidsstandpunt vanuit de synodale commissie dat onder de titel Mensen hebben mensen nodig in datzelfde jaar werd uitgegeven.

In 1984 werd Verwarring en herkenning aangeboden, een gespreksnota (geen visiedocument!) over gemeente en homoseksualiteit. Eerder werd over datzelfde onderwerp in de Gereformeerde kerken al geschreven: Instaan voor elkaar (1982) en In liefde trouw zijn (1983). In 1991 verscheen een gezamenlijke studie Homoseksualiteit. Rapport, discussie, besluitvorming. Verder zal menig lezer zich nog de discussie rondom de kerkorde en het (in)zegenen van andere levensverbintenissen herinneren.
Tegelijk kan men zich ook afvragen wat de waarde is van zulke rapporten of visiedocumenten. Is het gesprek over juist dit onderwerp niet zo delicaat, dat discussies erover alleen maar verzanden, verwijdering brengen of voor oneigenlijke doeleinden worden gebruikt? Wie zal zich bovendien laten gezeggen als het om seksualiteit gaat? Is dat niet – met geleende woorden - ‘het laatst ommuurde gebied waar we God geen gelijk willen geven’? Uit het voorgaande is hopelijk duidelijk geworden, dat we als redactie reden zagen de handschoen op te pakken. Soms is zwijgen zilver en spreken goud. In de talmoed is de seksualiteit een novelot: een nog onrijpe vrucht die een voorafschaduwing is van de komende wereld. En bij de te vroeg gestorven kerkvader Koopmans was de liefde ‘naschemer van het paradijs’. Dient er juist daarom ‘tussen herinnering en verwachting’ niet over grond en grens van liefde en seksualiteit te worden gesproken?