nr6 • 2006 • Laatst geboekt
juli 2006 (20e jaargang nr. 6)
Laatst geboekt
Honderd jaar vroomheid
A.F. de Fijter
Wat is de Gereformeerde Bond? Vooral een vroomheidbeweging of toch meer een kerkpolitieke stroming? Ik zie de Gereformeerde Bond als ten diepste een vroomheidbeweging, met het verlangen naar bevindelijk geloofsleven in de kerkbanken en daarbuiten. Ondanks alle kerkpolitieke manoeuvres van de laatste jaren is dat toch niet verdwenen. Misschien een ‘kerkje in de kerk’, misschien bekend vanwege voormannen, de ‘bondscoach’ en stemgedrag in de synode, misschien teveel gewerkt aan ‘identity-markers’ die schibbolets zijn geworden, maar ten diepste toch een vroomheidbeweging die in de kerk wil laten klinken ‘de eer is aan God alleen’.
Niet ons, niet ons wordt er al in de inleiding van het jubileumboek bij honderd jaar Gereformeerde Bond door drs. P.J. Vergunst geschreven. We waren er liever niet schrijft hij, al honderd jaar waren we er liever niet dan wel, dus daarom geen feest bij 100 jaar Gereformeerde Bond (GB) in Nederlandse Hervormde Kerk en in de Protestantse Kerk in Nederland.
In dit artikel geef ik een impressie van het jubileumboek ´Uw Naam geef eer, Honderd jaar Gereformeerde Bond 1906-2006´ vanuit mijn eigen ervaringen in en met de Gereformeerde Bond. Als ik de 10 decennia GB-geschiedenis lees, dan besef ik dat ik er maar een fractie van heb meegemaakt. Van sommige items uit die geschiedenis ervaar ik meteen de relevantie (Boer vs. Berkhof), andere (Kievit vs. Woelderink) staan duidelijk verder van mij af. Als ik de foto’s zie van de voormannen van de Bond, weet ik dat ik niet kan meepraten over de indruk die mensen als Boer, Tukker of Severijn hebben gemaakt. Ik ken ze van horen zeggen. Als ik hun leven in vogelvlucht lees, merk ik ook dat ik uit een andere tijd kom. Ook merk ik dat mensen als Van Ruler, Noordmans, en ook Karl Barth nadrukkelijk tot een ander spectrum dan de GB worden gerekend. Voor mij zijn dat mensen van grote betekenis, ook voor de gereformeerde theologie. Op de Gereformeerde Theologen Studenten Vereniging ‘Voetius’ werd op een studiekring waar ik aan deel nam Woelderink met instemming gelezen. Uit het hoofdstuk van ds. Harteman over de GB en het verbond maak ik op dat een onverdeelde keuze voor Woelderinks opvattingen allerminst vanzelfsprekend was (en is) binnen de Gereformeerde Bond.
Orthodox
De GB is voor mij meer toekomst dan geschiedenis. Maar ik kom wel uit een klimaat waarin de GB altijd nadrukkelijk aanwezig was. Vaak zonder dat dat zo werd benoemd. Ik ben in Groningen opgegroeid en heb daar geleerd dat het belangrijk is om in de kerken te onderscheiden wat orthodox kan worden genoemd en wat niet, om te ontdekken wie er een goed woord over de Heere Jezus Christus wil spreken en die mensen op te zoeken. In het hoofdstuk van ds. H.J. Lam (predikant geweest in de provincie Groningen) over de katholiciteit van de GB lees ik tot mijn verrassing dat het iets was voor de vroegere Ethische richting om te denken langs die lijn orthodox-vrijzinnig.
Voor mij betekent orthodox dat ik me wezenlijk wil laten bepalen door het belijden van de kerk der eeuwen. Niet-orthodox betekent voor mij, dat je van opvatting bent dat niet alleen de Schrift bron en norm is van de kerkelijke verkondiging en dienst en dat de leeruitspraken van de kerk der eeuwen vooral in die eeuw moeten worden geplaatst en gelaten waarin zij zijn gedaan, en ook, dat de agenda van de cultuur de agenda van de kerk altijd moet bepalen, en dat bepaalde oude vragen en antwoorden daarmee irrelevant of onzinnig zijn. Misschien vind iemand dit onderscheid onjuist of onvolledig, maar wanneer ik schrijf over de Gereformeerde Bond plaats ik de GB nadrukkelijk onder de kop orthodox. Misschien vind iemand ook dat onjuist omdat de Gereformeerd Bond niet in de eerste plaats orthodox is, maar gereformeerd.
Ik ben GB
Van dichtbij heb ik meegemaakt wat het betekent om GB-dominee te zijn in een context waarin de meeste dominees dat niet zijn. Mijn vader was 15 jaar predikant ´in het Noorden´ , door sommigen gezien als een zendingsgebied waarin je de plaatsen waar je ‘fatsoenlijk’ naar de kerk kunt gaan moet opzoeken in het lijstje verantwoorde vakantiegemeenten in de Waarheidsvriend. Gelet op de ‘identitymarkers’ van de Bond zijn veel noordelijke GB-gemeenten niet ‘echt’ GB. Je vindt er vrouwen in het ambt en ook wordt er uit het Liedboek voor de Kerken gezongen.
De GB heb ik meegemaakt in de voorbereidingscommissie van de zomerse studiedagen voor gereformeerde theologiestudenten op het seminarie Hydepark in Doorn. De GB heb ik ook leren kennen in de contacten met theologiestudenten uit wat zij noemden ´echte´ GB-gemeenten. Zij presenteerden zichzelf bij een kennismakingsronde op het eerste college van de kerkelijke opleiding in Utrecht als ´ik ben Gereformeerde Bond´. Zo heb ik het voor mezelf nooit beleefd, al ben ik lid van de GB.
In de kerkpolitieke arena van de laatste jaren kwam de GB voor mij vooral naar voren als een stroming in de Nederlandse Hervormde Kerk die helemaal ging voor het gereformeerde belijden en de doorwerking daarvan in de nieuwe protestantse regelingen voor het leven van de gemeente, maar tegelijkertijd in diepe verwarring was over óf en hóe men dan deel kon zijn van die Protestantse Kerk. Daarin kwam de vroomheid die de Gereformeerde Bond nastreeft lang niet altijd op zijn best naar voren.
Toch vind ik het geen toevalligheid dat de titel van het GB-jubileumboek een psalmcitaat is, een gebed van het volk. Voor mij onderstreept dat hoe ik de Gereformeerde Bond zie. Een vroomheidbeweging in de kerk. Het aanhangen van vroomheid waarin beseft wordt dat de God van Israël in het gewoel van het kerkelijke leven alle eer verdient. Een vroomheid die de GB niet in bezit heeft maar wel graag wil verbreiden in de brede Hervormde en nu in de brede Protestantse Kerk.
Dat het in de GB ging en gaat om een bijzondere vroomheid lees ik terug in het hoofdstuk van ‘buitenstaander’ dr. G.H. van de Graaf over het kerkelijk denken in de Bond. Hij concludeert dat de kerk niet kan ‘…zonder …. de worsteling om het verstaan van de Schriften … de bevindelijkheid, de persoonlijke doorleving van het hele leven en het geloof, … de trouw en ernst in de toewijding aan God…’. Ik lees het ook bij dr. G. van den Brink wanneer hij Graafland aanhaalt die zegt: ‘een Gereformeerde Bonder is iemand, die het helemaal heeft leren wagen met het Woord van God in zijn eigen leven’. Ik lees het terug in het hoofdstuk van prof. A. de Reuver die benadrukt dat het tot de identiteit van de hervormd-gereformeerde beweging behoort ‘om het sola scriptura in spirituele zin op te vatten … men had Calvijn goed begrepen, toen deze schreef dat het evangeliewoord niet maar door verstand en geheugen wordt gevat, maar dat het woning maakt in de binnenste vertrekken van de ziel, zodat we Gods lieflijkheid gevoelen en ervaren’. En ds. L.H. Oosten geeft aan dat het altijd kenmerkend is geweest voor de GB om nadrukkelijk stil te staan ‘bij de gelovige ervaring van het wandelen met God.’
Typisch ook voor deze vroomheid vind ik dat Vergunst zich in de inleiding op het boek afvraagt of je wel blij moet/mag zijn dat de Gereformeerde Bond honderd jaar bestaat. Het is een uiting van het besef dat de kerk ten diepste geen mensenwerk is. Ook het willen werken aan kerkherstel niet. Het is een eerlijke poging om bij alles wat je doet in de kerk van jezelf af te willen wijzen, ‘zodat de Heere God aan zijn eer komt’.
Maar toch: mag je dan niet blij zijn met mensen in de kerk die zichzelf – blijkens de statuten - tot taak hebben gesteld in hun kerk de waarheid (eerst) te verbreiden en (dan ook) te verdedigen? Zonder meer geef ik ja! als antwoord. Veel mensen gaan met genoegen naar GB-diensten, veel mensen verblijden zich in een sobere liturgie met alleen psalmen, veel mensen horen graag een bevindelijke preek, veel mensen zouden niets anders willen dan met schroom naar het Avondmaal te gaan in het besef dat het de heilige maaltijd des Heeren is. Veel mensen hebben er behoefte aan dat hen wordt duidelijk gemaakt met de woorden van de Reformatie wat hun enige troost in leven en sterven is. Kortom, veel mensen zouden treuren als de GB en alles wat hij voorstaat er niet zou zijn in de Protestantse Kerk in Nederland. Dus daarom is er reden tot een jubileumjaar met plaats voor genoegen wat mij betreft. Dat God alle eer moet ontvangen neemt de blijdschap over de inzet voor gereformeerde vroomheid niet weg. Integendeel!
Lijden aan de kerk
Maar de honderd jaren Gereformeerde Bond zijn natuurlijk geen continu halleluja geweest. Dat blijkt ook wel uit de hoofdstukken in het boek waarin de geschiedenis van de GB de revue passeert. Het GB-bestuur heeft de jaren door herhaaldelijk met donkere tonen gesproken over misstanden, fouten en gebreken in de kerk waar de GB zich mede schuldig aan weet. Ik zou het een uitdaging voor de Gereformeerde Bond vinden om zich de komende jaren te richten op de vraag hoe het lijden aan de gebrokenheid van de kerk, iets dat in de eerste plaats gebeurt in de binnenkamer, opnieuw vertaald kan worden in een constructieve inzet voor het geheel van de kerk. Ik denk dat het de doodsteek is voor de Gereformeerde Bond om deze eerlijke vroomheid rechtstreeks tot kerkpolitieke inzet te maken. Dat is volgens mij in het SoW- en fusieproces veel te veel gebeurd. Keer op keer klonk er een jammerlijk ‘nee’ tegen allerlei voorgenomen besluiten met daarbij onmiddellijk de belijdenis dat ook de GB er schuld aan het had dat er allerlei ongereformeerde dingen gebeurden. Na het fusieproces werd opnieuw het boetekleed aangetrokken. Naar mijn mening hoort het lijden aan de kerk als uiting van een verlangen naar onverdeelde gereformeerde vroomheid tot de overdenkingen van het hart, en tot de binnenkamer van de bond. Dat is ook: in de binnenkamer voor Gods aangezicht. Het lijden aan de gebrokenheid van de kerk mag geen kerkpolitieke inzet zijn. Een boetekleed mag geen heimelijk pronkgewaad worden.
Partij
Dat de GB als een beweging van vroomheid niet buiten de kerkpolitiek is gebleven blijkt wel uit het historisch overzicht van dr. C. Blenk. Hij gebruikt in zijn bijdrage voor de plaats van de GB in het spectrum van NHK en PKN geen zachtzinnige termen: ‘naar het front’, ‘partij’, ‘scheur’, ‘breuk’, ‘in de klem’. Daarin klinkt door dat Gereformeerde Bond zijn plaats in de kerk als een strijdpositie heeft gemarkeerd. Ook spreekt Blenk over ‘een kerkordelijke nederlaag’ die de GB heeft geleden in het fusieproces. Aan die militaire termen merk ik dat het een riskante zaak is wanneer een vroomheidbeweging een partij mee gaat spelen om de kerkpolitieke macht.
Dr. Van den Brink vroeg het op de jubileumbijeenkomst, waarom de GB ten onrechte bij veel mensen toch vooral bekend staat als een ‘nee-beweging’ een ‘nee’ tegen vrouw in het ambt, een ‘nee’ tegen Samen Op Weg en nog wat meer ‘nee’. De GB heeft ‘nee’ gezegd tegen een aantal zaken omdat hij de overtuiging had en heeft dat dat ‘nee’ voortkomt uit een oprechte lezing van de Schrift.
Er zijn genoeg kansen om in een gebroken kerk een ‘ja-beweging’ te zijn, zei ook Van den Brink. De GB is vóór de kerk. Dat is toch in de eerste plaats omdat de Schrift het ja van de Heere God verkondigt. Het ja van God kan tegen elke gebrokenheid op. Immers, als je van harte belijdt dat het ja van God zich in Jezus Christus geopenbaard heeft, dan belijdt je ook dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde, dat Hij met ons is tot aan de voleinding van de wereld. Met zo´n belijdenis op zak hoeft er nooit gewanhoopt te worden aan de gebrokenheid van de kerk. Waarom zou een kerk niet gebroken kunnen en ook mogen zijn als de gebrokenheid zich in het leven van elke christen, van elk kerklid openbaart? Aan de kerk moeten wij geen hogere eisen stellen dan aan ons eigen leven. Gebrokenheid is te verdragen als het midden van het leven geheeld wordt en is door Jezus Christus zelf. Als er volkomen duidelijkheid is over wie de Heer van de kerk is, als er geloofd wordt in maar één richting, namelijk in de richting van het Koninkrijk van God dat in de voleinding van de wereld volkomen zal doorbreken op Gods tijd en wijze.
Toekomst
Daarom stel ik mijzelf een vraag over de toekomst van de Gereformeerde Bond. Heeft het wel zin te streven naar een toekomstige volstrekt gereformeerde kerk terwijl geen gereformeerd lid van die kerk gelooft dat zijn of haar leven hier op aarde ooit volkomen gereformeerd zal kunnen zijn? Is het wel gereformeerd om te geloven in een belijdende gereformeerde kerk opgebouwd uit de brokstukken van een vervallen vaderlandse kerk, terwijl wij met de gereformeerde belijdenis geloven dat we in dit aardse leven slechts een beginsel van de eeuwige vreugde zullen proeven? (Heidelbergse Catechismus, zondag 22) En verschuilt zich achter het grote verzet tegen het verval van de kerk misschien een wanhopig verzet tegen het verval van het eigen persoonlijke geestelijke leven, een verval dat voortkomt uit verwarring over Wie en wat de waarheid is die verbreid en verdedigd moet worden? Het is nogal wat om dat zo op te schrijven, maar als ik bijvoorbeeld de bijdrage van prof. dr. A. van de Beek lees heb ik het idee dat hij in deze richting denkt.
Misschien is het juist vanwege een interne geestelijke verlegenheid dat veel GB-ers in de praktijk best kunnen leven met de gebrokenheid van de kerk, gewoon omdat veel kerkleden hun handen vol hebben aan de plaats van Gods waarheid in hun eigen leven. Het kunnen-leven-met: dat was al zo in de Nederlandse Hervormde Kerk, en dat is nu in de Protestantse Kerk niet anders. Prof.dr. A. van de Beek bekritiseert dat in zijn hoofdstuk over GB en cultuur: ‘veel hervormd-gereformeerden vonden het voldoende als er maar een garantie was dat wij het mochten houden zoals het was. Dat is pas echt postmodern: als wij onze eigen waarheid maar mogen hebben op de manier zoals wij die beleven, dan is het goed.’ Van de Beek concludeert uiteindelijk dat het er op aan zal komen dat de GB om de waarheid verlegen is. Hij ziet dat niet (alleen) als een gevolg van vervlakking of verwarring, maar als een taakstelling om tot vernieuwing te komen. Reagerend op Van de Beek gelooft voorzitter ds. Kamphuis in het slothoofdstuk niet dat de Gereformeerde Bond zozeer om de waarheid verlegen zit dat hij de waarheid kwijt is. Want hij hoort de prediking van het kruis nog steeds klinken (ook) in de kringen van de Bond. Hij ziet toekomst voor de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.
Ik voor mij zou wel deel willen uitmaken van die toekomst. Niet omdat ik heel veel verwacht van een krachtige kerkelijke stroming die Op Goed Gerucht doet sidderen, de Confessionele Verenging verbleken of het Evangelisch Werkverband verstommen. Ik denk dat de 21e eeuw niet de eeuw is van de modaliteiten. Wel ervaar ik deze tijd als een periode waarin heel nadrukkelijk aan alle kerken in Nederland de vraag wordt gesteld waarom het nu zo wezenlijk is te geloven in de volkomen verlossing die Jezus Christus teweeg gebracht heeft voor wie op Hem vertrouwt. Ik denk dat er grote behoefte is aan een beweging van vrome mensen die zich op alle terreinen van het leven aan Hem durven overgeven. Niet alleen in de Protestantse Kerk, maar in de hele Nederlandse samenleving. Ik denk dat er grote behoefte is aan ‘goede christenen, mensen die zichzelf als schandelijk beschouwen en eer betonen aan God’, om met Augustinus te spreken. Behoefte aan mensen die op de vraag waar God toch is durven antwoorden: onze God is in de hemel, Hij doet wat Hem behaagt. Wij zullen Hem loven ons leven lang, vanwege Zijn liefde en trouw.
N.a.v.: drs. P.J. Vergunst (red.), Uw Naam geef eer. Honderd jaar Gereformeerde Bond 1906-2006’ , Boekencentrum Zoetermeer 2006.