nr2 • 2004 • Nieuwe pogingen van kerk en gemeentezijn
december 2004 (19e jaargang nr. 2)
Nieuwe pogingen van kerk en gemeentezijn.
Enkele impressies van kerkzijn in de stad
Drs. H.G.J. van Dolder, drs. M. van Duijn, dr. P.J. Visser, dr. S. Wierda en drs. A.J. Zoutendijk
Het is op het moment gelukkig niet allemaal kommer en kwel met de kerk in de stad. Er wordt heel veel gedaan op allerlei manieren. Wat is het recept van kerken en gemeenten die het verhoudingsgewijs ‘goed’ doen? Hoe spelen tradionele kerken in op de situatie? Wat is zwak en wat is sterk? In sommige kringen geeft men wel de indruk, dat het een kwestie is van hard aanpakken, veel bidden en veel geloven. Of van goed organiseren en toerusten. Aan vier predikanten werkzaam in een van de grote steden van ons land vroegen we om een impressie. Dr. P.J. Visser, predikant in Den Haag, schreef hierop een evaluerende reactie.
1. Eindhoven: licht in de stad
Quite different. Dat kun je wel zeggen als je vakantievierend in het zuiden op een zondagmorgen besluit de diensten in het Kruispunt in Eindhoven bij te wonen. Alleen al de entourage van het buurthuis is anders dan de gemiddelde gewijde ruimte elders in het land. Geen orgel, maar een gezelschap muziekmakers, bekende en minder bekende liederen die via de beamer de zaal binnenstromen. In dit artikel gaat het om het wat en waarom van deze diensten.
Eerst iets over de Sitz im Leben van deze bijeenkomsten. Zomer 2001 is binnen de Protestantse Gemeente Eindhoven een Missionair Project van start gegaan. De drive was het verlangen om tegenover de downtrends en de daaruit volgende krimp van de kerk, te werken aan nieuwe initiatieven om mensen een kans te geven op een zinvolle en relevante manier kennis te laten maken met het Evangelie en met de mensen die daarin geloven. Door de IZB werd een missionair predikant (ondergetekende) gedetacheerd naar de stad van de bekende firma in het zuiden des lands.
Het lag in de bedoeling dat er over de vier wijkgemeenten van Eindhoven gerouleerd zou worden, zodat de missionair predikant de diverse gemeenten van dienst zou kunnen zijn in het ontdekken, formuleren en uitwerken van missionaire mogelijkheden die passend waren bij de desbetreffende wijk. In het verlengde daarvan was er ook de ruimte om eigen initiatieven te ontplooien en activiteiten aan te bieden. Aan de definitieve projectbeschrijving, is niet zo lang voor de daadwerkelijke effectuering van het plan, toegevoegd dat er een missionaire preekplek beschikbaar zou zijn, waar op zondagmorgen wekelijks een bijeenkomst gehouden kon worden. In de praktijk heeft het een goed jaar geduurd voordat na veel zinvol praten en visieontwikkeling deze diensten op Eerste Kerstdag 2002 van start zijn gegaan. Eerst als proefperiode voor twee jaar. Na een eerste evaluatie is er in ieder geval ruimte tot het eind van de projectperiode in 2006 met als optie een follow-up.
Visie
Heeft een gemiddelde eredienst in een gemeente voor een komend predikant meestal iets van een huurwoning; alles moet bij vertrek in de oorspronkelijk staat kunnen worden teruggebracht. De dienst die we op zondagmorgen konden gaan invullen, heeft iets meer weg van een casco. De buitenmuren stonden wel enigszins overeind; onder verantwoordelijkheid van de PGE, geen pseudo-gb-diensten, passend bij de kerngemeenschap die er samenkomt. De verdere invulling was voor de vrije hand. Wie wil experimenteren moet het lef hebben blaren op te lopen en aan het eind van het geploeter de conclusie te trekken dat het allemaal niet zo geslaagd was. Tegelijkertijd is experimenteren geen God-zegene-de-greep-aanpak. Als uitgangspunt daarvoor is daarom geformuleerd dat het Kruispunt kerkdiensten wil bieden die:
• mensen met weinig of geen kennis van het christelijk geloof inhoudelijk aanspreken,
• mensen via de diensten uitnodigen voor aanvullende activiteiten (o.a. Alphacursus, GemeenteGroeiGroepen etc),
• ons als medewerkers de gelegenheid biedt om als ‘beelddragers van Christus’ contact te hebben met de doelgroep vóór en na de dienst.
Impressie
Een eredienst begint met het binnenkomen van de eerste mensen. Een warm welkom is daarbij onmisbaar. Juist voor hen die aarzelend een keer komen kijken. En blijvend voor iedereen, want het is prettig om niet onopgemerkt de kring binnen te komen. Een plaats waar mensen je aanwezigheid waarderen en het fijn vinden dat je er bent. Idem dito geldt dat natuurlijk ook voor het koek-en-zopiegebeuren na het samenzijn in de kerkzaal. Plek om mensen te ontmoeten, te delen of wellicht het begin van een relatie met de gemeente te leggen. Gelegenheid ook om pastorale zaken te delen. En dan het liturgisch deel. Invulling van een eredienst die zich richt op mensen die niet zo vertrouwd zijn met het kerkelijk gebeuren en de taal van de bijbel, zal niet alleen een kwestie zijn van gefröbel aan vertaling of berijming en een liedje hier of daar. Laagdrempeligheid zit ‘m ook niet in een paar keer cool zeggen. Er is op z’n minst een kritische blik nodig naar het geheel van de dienst. Begrijpelijkheid en inhoudelijkheid is een allesbepalende factor voor het welslagen van de benadering van mensen die met één been op de drempel staan: naar binnen of buiten. Maar het kan wellicht helpen als de gang van zaken in de dienst wat minder formeel verloopt en de dienst niet van begin tot eind door de voorganger wordt geleid. En ook dat gebruik gemaakt wordt van visuele techniek of een artistieke verbeelding van het verhaal.
Qua liederenkeus wordt voornamelijk – doch niet exclusief - gebruik gemaakt van de door de PKN aanvaarde Evangelische Liedbundel. De klassieke opbouw van een eredienst in de reformatorische sfeer verloopt via een entree van lofprijzing en schuldbelijdenis etc naar de woordverkondiging om na dienst der offerande van gebed en gave gezegend en wel de wijde wereld weer in te gaan. De start van een dienst in het Kruispunt is in handen van één van de zusters of broeders van de gemeente, die de mensen welkom heet, een aantal liederen inleidt waarin het belijden van Gods goedheid en onze schuld aan de orde is en ook een gebed uitspreekt. De dienst is daarmee geen one-man-gebeuren, maar kent een sterke verantwoordelijkheid van leden van de kerngemeente. De schriftlezing wordt door één van de jongeren of ouderen verzorgd, evenals het kinderverhaal. Voor de maandelijkse sketch over het preekonderwerp staan een aantal mensen garant die deze gave ontvangen hebben.
Daarna is het de beurt aan de voorganger die bij de uitleg van het bijbelgedeelte zich heel nadrukkelijk de vraag stelt wat de tekst aan vragen, aarzelingen etc oproept bij zoekers die hopelijk aanwezig zijn. Het vereist een groeiende fijngevoeligheid om receptief te zijn voor de leefwereld van de mens (m/vr) van buiten. Die als we eerlijk zijn niet verre van ons is. In de prediking ligt het centrale van de eredienst als de uitleg en toepassing van het Woord van God. De andere zaken die in de samenkomst aan de orde zijn, zijn daarbij niet te degraderen tot wat toefjes op de slagroom. Maar hier ligt wel het hart van het opbouwproces van de gemeente. Door het woord is er het geloof. En door het geloof ontstaat ook de gemeenschap met elkaar. Rond dankgebed en voorbede is er gelegenheid zaken te noemen die in het gebed z’n plek kunnen hebben. Ontroerend hoe mensen soms de nood durven verwoorden of aandacht vragen voor de situatie van een ander. Of en passant een prachtig getuigenis geven van de hoop die in hen is. Na afloop van de dienst is er ook gelegenheid tot gebed in klein gezelschap.
Vragen
Een successtory is ook dit stukje gemeentevorming niet. Wel een enthousiasmerend openingshoofdstuk dat we met elkaar in verwondering opschrijven. Klaarblijkelijk is de kracht van het Woord van God zo groot dat het mensen van vandaag zonder al te veel roots&boots in de geloofstraditie, aanspreekt. Daarbij zijn er de nodige vragen rondom werving van mensen, PR, beschikbaarheid van geloofsbuddies voor nieuwelingen, de diaconale kanten van het gemeente zijn, de organisatie van alle taken en last but not least de kerkelijke inbedding in het geheel van de PGE. Zaken waar we gaandeweg wel uit zullen komen.
Het eigenlijke concentratiepunt van bezinning is de continuerende vraag naar het gereformeerde in deze aanpak. Met een mengelmoes van Keller en Warren in de mixer van Paas et aliae zijn we op zoek naar verdere verdieping. Welke directieven kun je uit onze traditie oppakken? Mensen die vanuit meer kerkelijk Nederland onder ons komen wonen, kunnen wat dat betreft kritische opbouwende opmerkingen maken die het gereformeerde geweten scherp houden. Dat is ook de niche waar we ons willen bevinden en bewegen. Voor het overige zijn er genoeg (nou ja) medechristenen die van harte God dienen in deze lichtstad. Via het Kruispunt en de missionaire diensten die daar gehouden worden, willen we vanuit het zuiden met sense and simplicity onze bijdrage leveren aan die zoektocht.
Drs. M. van Duijn, missionair predikant (PKN) in Eindhoven
2. De Jacobikerk in Utrecht
We zijn een gemeente die qua opbouw voortdurend verandert. Het percentage jongeren neemt toe, de oudere generatie sterft langzaam maar zeker uit. Dit heeft alles met demografische ontwikkelingen in de stad te maken. Het betekent voor mij, dat ik veel jong-volwassenen (20-40 jaar) om me heen heb, een aantal jaren intensief met hen samenwerk en ze dan gewoonlijk pardoes zie verdwijnen, met medenemen van levensgezel en enkele kleine kinderen. Dit went niet echt. De doorstroming heeft natuurlijk gevolgen voor de manier waarop je als predikant functioneert. Iedere preek die je houdt is zowel de eerste als de laatste. De eerste voor de mensen die komen aanwaaien: traditionele kerkgangers (de meesten) en zoekers (steeds meer). De laatste voor degenen die afzwaaien, verder trekken, het erbij laten zitten. Dat geeft een eigenaardig bewustzijn. In mijn geval: je hoopt iets te zeggen dat velen aangaat, in een taal die voorbijgangers begrijpen. En je hoopt ook iets te roepen dat nog doorklinkt als men alweer vertrokken is. Het toegankelijke en de laatste ernst gaan hand in hand; dat zou je missionair kunnen noemen. Of pastoraal. In een gemeente van veel voorbijgangers blijven veel zaken fragmentarisch. Een kring van belijdeniscatechisanten, die intensief met elkaar optrekken, is een jaar later alweer voor de helft verdwenen. Een kerkenraad wisselt zo van samenstelling, dat je om de drie jaar het beleid geheel opnieuw moet uitleggen, herformuleren en herbevestigen. Ik zucht daar niet onder, integendeel. Ik verbaas me dat er steeds weer drukke mannen en vrouwen zijn die zich dienstbaar willen maken aan de gemeente. Maar organisatorisch gesproken, denkend aan vacatures, is de rust elders.
Continuïteit onmisbaar
Juist in een fragmentarisch geheel (als de gemeente in de stad is) is continuïteit onmisbaar. De kerk in de stad is wat mij betreft niet de plek waar het experiment vooropstaat, maar duurzaamheid en gestaagheid. Dat geldt met name voor de eredienst. Jonge kerkmensen experimenteren zelf wel; ze shoppen en snoepen her en der. Ze gaan naar een vesper in de Dom, waar niet gepreekt maar wel heel mooi gezongen wordt. Of ze bezoeken een charismatische bijeenkomst met Willem Ouweneel. Of de jeugdkerk ‘Reloaded’. Er gebeurt van alles tegelijk. Moeten we daar bezorgd over zijn? Ik niet. Ik geloof dat God dwars door trial en error van mensen heen het licht aandoet. En verder drijven veel buien over. Kerk staat voor continuïteit. Een monumentaal gebouw is de zichtbare uitdrukking daarvan, een herkenbare liturgie ook. Mensen zeggen nogal eens, dat ze in de eredienst de rust zoeken. Daarmee bedoelen ze niet de hangmat, maar een tegenbeweging tegen de verstrooiing en de verwarring. Wij kunnen die rust niet organiseren, maar wel de randvoorwaarden ervoor scheppen. In ons geval is dat al jaren een vrij sobere liturgie, met Liedboek, Oude Berijming en veel zitten. Kan dat niet anders? Allicht. Zelf zou ik gerust een paar stapjes verder willen gaan en anderen nog weer wat verder. Maar de kerk is niet de plek om je eigen zin door te zetten. Het voortgaande gesprek over deze dingen leert me, dat er in de stad behoefte blijft aan klassiek gestructureerde diensten. Daar komt een brede schare op af; ze missen allemaal wel iets maar samen willen ze dit niet missen.
Middelpuntzoekende beweging
Wat me de laatste tijd opvalt is, dat onze gemeente meer in een middelpuntzoekende dan in een uitgaande beweging betrokken is. In het verleden gingen we er meer op uit, de wijk in, naar de buurt toe. Dat gebeurt nog wel, maar minder. Dit heeft ook weer met de demografische ontwikkeling in de stad en in de gemeente te maken. Zelf merk ik het in het pastoraat. Steeds vaker komen mensen bij mij thuis, om te praten. Ze weten me te vinden. De uitgaande beweging van de gemeente is er wel maar heeft gaandeweg andere vormen aangenomen,via e-mail en internet. Vaker dan vroeger krijg ik reacties op preken. Je hoeft nu geen brief te schrijven of de telefoon te pakken. Je zit achter je computer en voor je het weet, tik je je reactie in. Dat is een belangrijke cultuurverandering. Het kan nu impulsiever, ook afstandelijker, vrijblijvender en vluchtiger. Maar de waarde ervan zie ik ook: mensen zetten een stap die ze anders niet zouden zetten. Lijnen worden korter. De betekenis van internet is voor de gemeente in de stad van groeiende betekenis. Een goede home-page is een manier van present zijn, tenminste zolang de gegevens maar geactualiseerd worden en er levende mensen achter zitten. Het punt p.r. is in onze beraadslagingen een steeds grotere plaats gaan innemen – en dat heeft alles met onze roeping te maken. De middelpuntzoekende beweging heeft ook met het kerkgebouw te maken. De Jaco-bikerk is momenteel het inloophuis van de gemeente. We hebben de overstap gema-akt van een inloophuis in de buurt naar het kerkgebouw zelf. Daarin zijn we tot dus-verre niet teleurgesteld. Mensen komen, met of zonder uitnodiging. Ontheemden, al-pha-cursisten. Dit jaar heb ik meer oud-alphacursisten in de belijdenisgroep dan ooit. Er is een middelpuntzoekende beweging gaande. Verbazingwekkend: zijn wij dan zo aantrekkelijk? Er moet nog iets anders achter zitten.
Sinds enige tijd is dr. Arjan Markus missionair predikant in onze gemeente. Hij is er vooral voor de toerusting: jonge mensen in de kerk uitdagen om hun vrienden mee te nemen, lijnen uitzetten, activiteiten ontwikkelen. Maar hij is er ook om na te denken: wat is er gaande? Wat is onze roeping in deze context? Welke kansen krijgen we van Hogerhand? Deze bezinning vanuit de praktijk behoort ook tot de roeping van de kerk in de stad. Ik zal Arjan vragen er eens een stuk over te schrijven in ons blad.
Drs. A.J. Zoutendijk, wijkpredikant (PKN) van de Jacobikerkgemeente in Utrecht
3. Diepe vrede in kleurrijk Amsterdam
Amsterdam telt ruim 738.000 inwoners. Ruim 48% van hen is van niet-Nederlandse komaf, verdeeld over zo’n 170 etniciteiten. Jonge mensen zijn oververtegenwoordigd; veelal hebben zij een hoge opleiding en veel creativiteit en meestal een goed inkomen. Daarentegen moet bijna een kwart van de Amsterdamse huishoudens van hooguit 105% van het wettelijk sociaal minimum rondkomen. Ook de culturele én criminele elite van ons land bevindt zich in Amsterdam. Het is een stad met een losse, informele sfeer en een hoge mate van tolerantie. Bijna 60% van de Amsterdammers voelt geen verwantschap met enige religie. In de afgelopen eeuw is de verwantschap met het christendom sterk gedaald. Dit is gekomen door secularisatie, maar ook doordat veel (vooral blanke) christenen de stad hebben verlaten. Het aantal regelmatige kerkgangers wordt momenteel geschat op zo’n 25.000, ongeveer 3% van de bevolking. Daarvan bezoekt de helft een migrantenkerk.
Sinds augustus 2001 ben ik verbonden als herplanter en gemeentestichter aan de Christelijke Gereformeerde Kerk Amsterdam. Als kleine gemeente hebben we er nadrukkelijk voor gekozen in de stad gemeente te zijn en die stad op het oog te hebben. Wij zoeken en werken aan diepe vrede in kleurrijk Amsterdam. Voor de praktijk spitst het werk zich toe op: groeien, vermenigvuldigen en dienen.
Groeien
In 2001 was de Christelijke Gereformeerde Kerk Amsterdam op een ‘nulpunt’ beland, zodat men opheffing overwoog. Wat er toen is gebeurd, ervaren velen als een wonder. De gemeente heeft gekozen voor een radicale omslag door veel meer dan voorheen gericht te zijn op de stad. Mijn eerste deelopdracht was om als herplanter leiding geven aan het zoeken naar groei.
De ouderen in de gemeente hebben behoorlijk moeten wennen aan de nieuwe koers. Op diverse momenten is er enige spanning tussen wat men gewend was en de nieuwe stijl. Niettemin is het opvallend hoe loyaal verreweg de meeste gemeenteleden zijn. Daar draagt de zegen die we van de Here God hebben gekregen, zeker aan bij. Er is grote dankbaarheid dat de gemeente niet is opgeheven, maar zelfs groeit! Er is verdieping gekomen in het geloof van veel mensen. Leden zijn meer op elkaar en bij het werk van de gemeente betrokken. De missionaire opdracht heeft vorm gekregen. Een bemoedigend aantal nieuwe en jonge mensen heeft de weg naar ons gevonden. De toename van bezoekers in de erediensten springt het meest in het oog. Indertijd bezochten ongeveer veertig kerkgangers de ochtenddiensten; dat aantal is gestegen tot soms boven de honderd. In de middagdiensten kwamen ongeveer twintig personen; nu mogen we tussen de vijftig en tachtig mensen begroeten, van wie naar schatting eenderde ook in de ochtenddienst is geweest. Dankbaar zijn we voor steeds nieuwe gasten. Met Pinksteren 2005 hopen we een dienst te hebben waarin jonge mensen van buiten de gemeente geloofsbelijdenis zullen doen en (sommigen) gedoopt worden. Verder zijn we drie jaar geleden begonnen met huiskringen.Momenteel hebben we acht kringen, met deelnemers van binnen en buiten de gemeente. Velen getuigen ervan dat zij door die kringen meer betrokken zijn geraakt op God, elkaar en de stad. Tussen dit alles door zijn er heel wat persoonlijke ontmoetingen onderling, zowel met gemeenteleden als anderen, christenen en niet-christenen. Wij werken samen met diverse andere gemeenten, onder andere in het partnerschap ‘Amsterdam in beweging voor Jezus Christus’ dat uit negen gereformeerde kerken in groot-Amsterdam bestaat.
Kern van bovenstaande is dat wij in de kracht van de Heilige Geest willen functioneren als gemeenschap die aan Jezus Christus is verbonden. Die gemeenschap bestaat uit drie niveaus: groot (erediensten), klein (allerlei kringen) en mini (persoonlijke ontmoetingen). De richting van de gemeenschap op alle drie niveaus is: naar boven (God), naar binnen (christenen) en naar buiten (niet-christenen).
Vermenigvuldigen
In 2001 besloot de gemeente niet alleen tot herplanting, maar bovendien tot planting. Anders gezegd: men wilde niet alleen groeien (door de herplant), maar ook vermenigvuldigen (door gemeentestichting). Mijn tweede deelopdracht was: onderzoek doen en activiteiten ontwikkelen die, onder de zegen van de Here, zouden leiden tot het stichten van (een) nieuwe gemeente(s). Gedachte hierachter was dat ver in Amsterdam veel te weinig christelijke gemeenten zijn. Hele groepen in de bevolking hebben niets met de kerk, noch met God. In 2002 kregen we als gemeente de mogelijkheden om nog twee andere professionele krachten bij de gemeentestichting te betrekken. Dankbaar zijn we voor de mogelijkheid die we via kerkverband en achterban kregen om deze gekwalificeerde broeders in het werk van gemeentestichting te betrekken, samen met diverse vrijwilligers.
Een team voor gemeentestichting is in 2002 begonnen met een oriëntatie op de stad. Op grond daarvan hebben we besloten onze inspanningen voor een nieuwe ‘plant’ te richten op de groep jonge hoger opgeleide niet-kerkelijke Amsterdammers. Deze groep Amsterdammers van ongeveer 100.000 mensen is door het christendom volstrekt ‘onbereikt’. Het is een strategische groep, die de toon zet in de stad. Het zijn niet alleen Nederlanders, ook mensen uit allerlei andere achtergronden horen hier bij. Wij voelen ons verbonden met deze groep en zien mogelijkheden om te integreren in hun netwerken en zo te zoeken naar bruggen voor het Evangelie.
1. In de afgelopen tijd hebben we een kleine honderd diepte-interviews met mensen uit deze doelgroep gehouden. Deze gingen over: Amsterdam, het leven en ‘God en zo’. Als team zijn wij geraakt en beïnvloed door deze interviews. We voelen ons klein; soms denken we dat het onmogelijk zal zijn aan deze mensen het Evangelie door te geven. Steeds hebben we de ontmoetingen en het proces van gemeentestichting in gebed gebracht bij God. Momenteel werken wij aan vier concrete initiatieven: 1.We verzorgen samen met een christelijke studentenvereniging Bèta-kringen voor studenten die een Alpha-cursus hebben gedaan en verder willen.
2. Wij proberen niet-christenen uit onze netwerken te betrekken bij vrijwilligerswerk in de stad. In de bijbel lezen we immers dat woord en daad steeds samen op moeten gaan.
3.We gaan Open Forum Avonden beleggen waarin mensen worden verrast door de relevantie van het christelijke geloof ten aanzien van hun levensvragen. Met borrel na.
4.We onderzoeken met o.a. mensen uit de doelgroep de brug die we moeten maken zodat Gods Woord het hart van deze mensen kan raken.
Parallel hieraan zijn wij bezig te komen tot het vormen van een startgroep van christenen die relaties met niet-kerkelijke jonge hoger opgeleide Amsterdammers opbouwen en die de basis voor toekomstige samenkomsten kunnen vormen.
Dienen
Bij zowel ‘groeien’ als ‘vermenigvuldigen’ doelen wij op werkzaamheden met woorden én daden. Wij hebben echter geconstateerd dat in de stad werkelijk veel nood is. Daarom hebben we besloten de ‘daden’ nog prominenter op onze kerkelijke agenda te zetten door bovendien langzij te komen bij het missionair-diaconaal project ‘Thuiskomen’ en dit te ondersteunen met menskracht. Onze zustergemeenten De Bron en de Jeruzalemkerk zijn verantwoordelijk voor dit project. Het is voornamelijk gericht op kinderen en jeugd in een zeer multietnisch deel in Amsterdam-West. Gezamenlijk proberen wij hier metterdaad dienstbaar te zijn en de nood te verlichten.
Jezus Christus
Centraal in alles staat Jezus Christus. Hij is de Vredevorst. Wij verwachten dat de Heilige Geest mensen zal blijven overtuigen dat Jezus leeft. Wij geloven dat Woord en Geest deze mensen tot geloof en bekering zullen brengen, zodat zij persoonlijk deel hebben aan de diepste vrede die er is. Tevens zullen ook zij vanuit dit geloof en met de gaven van de Geest op een bijzondere manier mogen bijdragen aan de komst van diepe vrede in kleurrijk Amsterdam.
Dr. S.J. Wierda, christelijk gereformeerd predikant / herplanter en gemeentestichter in Amsterdam
4. Kerk voor meer anderen Rotterdam-Delfshaven
Als geografische wijkkerk is de Hervormde gemeente Delfshaven al enige tijd geleden in zijn hemd gezet. Van de volkskerk van na de tweede wereldoorlog was in 1985 niet veel meer over. Middleclass-migratie naar buitenwijken, immigratie van allochtonen, secularisatie en kerkverlating hadden hun sporen achtergelaten. Zowel in ledenaantal, gebouwen en predikantsplaatsen werd heel de kerkelijke gemeente uitgekleed en ontmanteld. Een pijnlijk en drastisch proces. Meestal kijken we niet veel achterom, maar voor het verstaan van de koers van Delfshaven ligt daar de kiem van veel beleid. Er is namelijk ook een louterende kant aan dit in je hemd komen te staan. Het brengt je dichter bij de zaak, waar het om gaat: het evangelie van Jezus Christus. Met de rug tegen de muur van de sanering ging men zich ook afvragen: ‘Maakt het wat uit voor de mensen en voor de samenleving om ons heen, wanneer onze gemeente er niet meer zou zijn?’ Die vraag is de bron van een grote missionaire betrokkenheid op mensen en de wijk geworden.
Het is kenmerkend dat in de eerste nieuwe missionaire stappen naar buiten het leren en dienen een belangrijker plaats kregen dan het verkondigen. Er werd met behulp van subsidies in 1991 geen nieuwe predikantsplaats gestart, maar het inloophuis De Brug met een missionair-diaconaal werker. De samenleving was totaal veranderd en daar moest de kerk opnieuw zijn weg in zoeken. De gemeente bleef na de loutering dicht bij haar kerntaken rond het evangelie van Jezus Christus, zoals eredienst, pastoraat, catechese, maar de missionair-diaconale roeping kreeg een veel grotere plaats. En er was een groeiende openheid en noodzakelijkheid de kerntaken in dienst te stellen van deze roeping. Het lukte naast de autochtone middleclass ook aantrekkelijk en herkenbaar gemeente te zijn voor christelijke studenten die in Rotterdam studeerden. Het lukte minder om een geestelijk thuis te zijn voor de minder kansrijke autochtonen en voor de brede variëteit aan allochtone wijkbewoners.
Uitdaging
Daarmee is gelijk een van de grootste uitdaging van een kerk als Delfshaven gesteld: We leven in een enorm gefragmentariseerde wijk, die constant in beweging is. De enorme diversiteit in onder andere culturen, generaties, levensbeschouwingen en sociale factoren maakt het per definitie onmogelijk met één kerkvorm allen te bedienen. Elke traditionele kerk, die niet wil of kan veranderen of differentiëren, richt zich bewust of onbewust op een beperkte doelgroep. Alleen al sociologisch lijkt een keuze al gemaakt. Oudere autochtonen blijven veelal netjes in wijken denken en hun contacten zijn ook op dit niveau gericht. Maar veel nieuwe stadsbewoners, zoals studenten en hoger opgeleiden leven veel meer in een netwerk van vriendschappen en functionele contacten. De allochtone bevolking richt zich daarentegen weer meer op hun familie of eigen groep. Naast de wijkkerken zijn in de steden allerlei andere soorten kerken ontstaan, die zich meer richten op een bepaalde groep en hun netwerk. En het is niet voor niets dat migrantenkerken worden ervaren als ‘families’. Wat anderen goed kunnen, hoeven we niet over te doen. En waar wij zelf goed in zijn, moeten we uitbuiten. We zijn voor een deel een kerk met een reformatorischevangelische identiteit voor studenten en jonge professionals al dan niet met jonge kinderen. In preken, liturgie, kringen, pastoraat en catechese richten we ons met name op hen. Ook veel missionaire mogelijkheden liggen in dit netwerk. Maar we zijn ook missionaire wijkkerk gebleven. Juist deze groep die we binnen hebben, is het kader van veel activiteiten die op de wijk gericht zijn. En voor een aantal mensen is de gemeente de hoofdreden om in de wijk te gaan of te blijven wonen. De helft van onze ruim 1000 actieve leden woont in de deelgemeente Delfhaven, onze officiële geografische wijk met 75.000 inwoners.
Nieuwe gemeentevorming
Het is deze zelfde missionaire betrokkenheid op de wijk die ook weer onrust zaait in het beleid. Want we beseffen dat we niet voor iedereen kerk kunnen zijn, maar we worden wel steeds door allerlei mensen die we tegenkomen uitgedaagd voor meer mensen kerk te zijn. En deze onrust is groter als we merken dat deze mensen nergens goed geestelijk onderdak kunnen vinden of wanneer de Protestantse Kerk in Nederland landelijk bijna out of touch is met bepaalde bevolkingsgroepen. We hebben daarom gekozen om naast de Oude Kerk en De Brug een derde initiatief te ontplooien: nieuwe gemeentevorming. We geven de voorkeur aan deze term boven gemeentestichting, omdat de wording, de vorming van onderaf, vanuit de mensen zelf, ons lief is. Een gezonde moeder en een diaconale dochter zijn rijp voor een tweede kind. Maar dat kind mag naast meegekregen genen en opvoeding ook een eigen vorming ondergaan. In dit proces zullen veel vragen nog dichterbij komen. Niet alleen zullen we voor de uitdaging staan het evangelie op een relevante manier te communiceren en in te laten gaan in het leven en de cultuur van voor ons nieuwe groepen mensen. Maar we zullen ook bereid moeten zijn alle vanzelfsprekendheden te herzien en waar nodig op te geven of aan te passen. Partnerschappen met migrantenkerken hebben ons al in het een en ander bevraagd. Samen bijbellezen liet al ontdekken dat veel van onze nieuwe medechristenen de bijbel enerzijds vrij associatief en anderzijds strikt ethisch lezen. Ons schamele gebedsleven werd ons weer eens onder de neus gewreven. Ons westers individualisme blijkt een grote behoefte aan gemeenschap onbeantwoord te laten. Het omgaan met (geestelijk) leiderschap is veel meer doortrokken van autoriteit en charisma dan ons Nederlanders vaak lief is. En zo is dit lijstje nog wel even uit te breiden. De samenleving is dus nog postmoderner geworden dan postmodern, omdat we in de diversiteit tegelijk premoderne, moderne en postmoderne trekken schijnen te zien. We waren er net een beetje aan gewend om het evangelie te moeten communiceren in een samenleving waar de waarheidsvraag dicht tegen de ervaringsvraag lag. Wat moeten we opeens dan weer met migrantenchristenen die met een onbevangenheid of zelfs naïviteit Jezus proberen na te volgen? Hoe treden we moslims tegemoet die ons juist weer rationeel uitdagen en een beroep doen op onze apologetiek? Toch willen we ondersteund door de landelijke kerk, de IZB en bevriende gemeentes dit avontuur aangaan. Omdat we steeds weer beseffen dat we in ieder geval in Jezus Christus veel te bieden hebben, maar ook in onze traditie en kerkvormen. Maar we willen en moeten veel leren. We voelen ons geroepen kerk voor meer anderen te zijn.
Drs. H.G.J. van Dolder is missionair predikant, verbonden aan de Oude of Pelgrimvaderskerk van Rotterdam-Delfshaven
5. Het werk van God is niet te keren!
Inleiding
Of ik even een evaluerende reactie wilde schrijven. Op vier positieve verhalen van collega’s over gemeente-zijn in de grote stad. Zo vroeg eindredacteur Piet de Jong mij. ‘En denk erom, geen kommer en kwel, maar positief!’, zo voegde hij mij op de zijn bekende bondige manier nog toe. Even schoot het door me heen: dan ben je aan het verkeerde adres. Want ik ben geneigd altijd meer te letten op wat er allemaal nog aan schort, dan op de zegen die geschiedt. Maar ik hield me in en dacht: een goede oefening om die eenzijdigheid te doorbreken. Want eerlijk is eerlijk, er is bij alle kommer en kwel God zij dank ook steeds van alles om blij van te worden en verstelt van te staan. Overvloedig blijkt dat uit de bovenstaande verhalen. En ik loop er tot mijn verrassing ook in Den Haag geregeld tegen aan. Tot onze eigen verwondering en soms tot verbazing van anderen is de Bethlehemkerkgemeente, een echte ‘bondsgemeente’, binnen het geheel van de Protestantse Gemeente momenteel één van de meest bloeiende. De visitatoren, die onlangs hun vijfjaarlijks bezoek brachten keken hun ogen uit en konden hun oren nauwelijks geloven: zoveel kinderen, zoveel jonge mensen, zoveel betrokkenheid en zoveel missionaire activiteit… Nou ja, als ik dat zo opschrijf, wordt het bijna een beetje te veel. Maar het hielp wel om wat in de stemming te komen voor het schrijven van deze evaluatie. Na zo’n ‘huisbezoek van de kerk’ bekijk je de zaak zelf ook weer even met andere ogen. Een positieve afronding dus van bovenstaande verhalen, daar gaat het in deze bijdrage om. Maar wel met hier en daar een vleugje opbouwende kritiek. Niet zozeer omdat ik mijn aard moeilijk kan verloochenen, maar veel meer omdat dit nu eenmaal bijbels is, goed gereformeerd. Zelfs ons beste werk, in Christus’naam gedaan, blijft toch altijd voor verbetering vatbaar? Bovendien smaakt het zonder een snufje zout al gauw te zoet. Ik proefde trouwens dat zout ook in al die vier verhalen, tussen de regels door. Vandaar dat ik m’n collega’s waarschijnlijk niks nieuws zeg. Maar het meer een samen delen is in dezelfde zegen en zorg, van dezelfde vreugde en vragen.
Bewogenheid
Het eerste wat mij aansprak, is dat vele broeders en zusters in de stad bezield zijn met een oprechte en intense bewogenheid voor hen die van het evangelie zijn vervreemd of er nooit iets mee hadden. Niets lijkt mij zo bijbels en gereformeerd dan dit. Juist als wij geloven en belijden, dat het om een laatste ernst gaat, om behouden worden of verloren gaan, kan het niet anders of wij lopen voorop in het zoeken van al diegenen die ten dode wankelen. Rijk of arm, sjiek of sjofel. Het ligt helemaal in de lijn van Johannes de Doper, die alles op alles zette om onder alle lagen van het volk de weg des Heren te bereiden. Al die bewogenheid, je kunt er diep dankbaar voor zijn. En dan bedoel ik vooral: dankbaar jegens God. Want toen ik in Den Haag kwam ontdekte ik tot mijn schrik dat een stoere belijdenis van ‘twee wegen’ er niet automatisch toe leidt dat wij uitgaan op de wegen, in de heggen en de stegen. Men leefde meer bij de gedachte: de kerk staat open en wie mee wil doen is welkom. Zonder te beseffen dat als de heer en zijn knechten uit die bewuste gelijkenis zo hadden geredeneerd, veel van het kostelijk bereide maal onaangeroerd was blijven staan. Dat had men niet van mijn voorgangers geleerd, integendeel, en toch… Missionaire luiheid blijkt een taaie zonde te zijn. De enige die de vaart er in houdt, om te beginnen in ons hart, is de Heilige Geest. Vandaar dat ik de kerkenraad en de gemeente de eerste jaren aangespoord heb daarom te leren bidden. Het mooie was, dat dit niet bedreigend was, het ieders (beschaamde) instemming had en gaandeweg daadwerkelijk een andere gezindheid gaf. Ik neem aan dat onder alle bewogenheid, die uit bovenstaande verhalen spreekt, hetzelfde geheim zit. Ik denk echter dat het niet verkeerd is om dat dan ook maar steeds weer expliciet uit te spreken. Niet voor de vrome sier. Maar om elkaar bij de les en het gebed erin te houden. De gezindheid van Christus blijft ons namelijk nooit vanzelf wel eigen. Alleen door te blijven in Hem wordt het onze tweede natuur…
Creativiteit
Zoals blijkt uit ieder verhaal, leidt de bewogenheid tot een geweldige inventiviteit en creativiteit. Wie zoekt naar mensen, zoekt ook naar wegen. En wie eenmaal naar ‘buiten’ leert kijken, krijgt steeds meer ideeën. Ik zie dat de laatste jaren ook gebeuren in onze eigen gemeente. Mensen krijgen dingen ‘op hun hart’ en nemen het vol enthousiasme ter hand. Wat zou je anders dan er blij mee zijn, dat de nood van anderen die en gene zó aangrijpt dat hij/zij niet stil kan blijven zitten?! Het lijkt mij niet juist dit al te snel af te doen als ‘activisme’. Dan kun je Jezus, die vaak van de vroege morgen en soms tot de late avond toe op pad was, ook wel in dat rijtje zetten. En dat zou toch niemand willen. Anderzijds moeten wij wel oppassen voor ‘oververhitting’. Als het vuur ineens te hoog oplaait in een open haard brandt het hout snel op. Wil je het vuur langer brandende te houden, dan moet de schuif van de schoorsteen wat dichter worden gedaan. Misschien zijn er momenten dat wij dit ook moeten durven doen. Niet om te frustreren, maar om het vuur er ook op de lange duur in te houden. Want wil nieuwe activiteit, juist ook missionaire, tot een zegen zijn dan moet die goed en zorgvuldig worden opgezet en begeleidt. Daar moet rust en ruimte voor zijn. En voldoende man- en vrouwkracht. Wij lopen er soms zelf ook tegenop, dat een ‘te veel’ aan initiatieven leidt tot niets. Ook al bijt het elkaar niet gelijk, het kan elkaar wel beconcurreren. Alles gaat daar onder lijden. En juist dat frustreert. Bovendien merk ik wel eens, dat mensen in deze postmoderne tijd wel heel snel iets kunnen opzetten, maar het ook snel weer laten afweten. Afhankelijk van het goede gevoel dat ze er al dan niet bij hebben, en dat vaak zo veranderlijk is als het weer. Het prachtige en zegenrijke begrip volharding, wat volgens de bijbel de meeste vrucht geeft, lijkt soms een steeds schaarser goed te worden. Wij overwegen dan ook in de kerkenraad, om mensen die ergens voor willen gaan, daar voor minimaal een jaar of vier aan te verplichten (behoudens bijzondere omstandigheden).
Oog voor gesettelden
Wat mij in het bijzonder opviel in de diverse verhalen, was dat men niet alleen missionair bezig is aan de onderkant van de samenleving, maar zich ook steeds meer richt op de bovenlaag. Dat is geweldig. En het lijkt me van toenemend belang om ons met elkaar zorgvuldig te bezinnen op de kunst hoe wij deze veelal ‘onbereikten’ bereiken. Want van handige ‘binnenkomers’ als open maaltijden, inloopochtenden en laagdrempelige diensten zijn zij niet gediend. De verschillende initiatieven die inmiddels ontplooid worden, getuigen van het inzicht, dat wij om te beginnen de moeite zullen moeten nemen om hun leef- en denkwereld op een open en eerlijke manier te leren verstaan. Alleen langs die weg vinden we de woorden om hen op hun niveau de wijsheid van de Allerhoogste aan te reiken. Overigens denk ik dat het ook heel wijs is, zoals in verschillende gemeenten gebeurt, dat er bewust geestelijk geïnvesteerd wordt in de ‘intelligentsia’ die wij al in huis hebben. En dat om twee redenen. Ten eerste om hen er zelf bij te houden. En ten tweede omdat zij wellicht de meest geschikte kanalen waardoor het Levende Water kan gaan stromen naar hun collega’s. Niets kan waarschijnlijk zó te denken geven, dan wanneer iemand van het eigen geleerde niveau vol overtuiging blijkt te leven met God. Bij dit alles denk ik ook aan de grote groep gesettelde middenklassers. In de buurt waar wij zelf missionair actief proberen te zijn, zijn er daar veel van. In de regel hebben zij hun leven uitstekend op orde en niet het gevoel dat daar iets aan ontbreekt. Het is voor ons voorlopig echt nog een vraag hoe wij die missionair kunnen benaderen. Tegelijk herken ik, wat collega Zoutendijk schreef over de middelpuntzoekende beweging. Juist onder deze groep mensen. Plotseling zit die en gene zomaar in de kerk, meldt zich aan voor een Alpha- cursus. Waarom? Is het omdat het goede leven toch niet helemaal voldoet? Of speelt het geloof van vroeger na hun 45ste ineens weer op? Of…? Hoe dan ook, het is steeds weer verrassend. Ik denk even aan die vrouw, die uit culturele en beroepsmatige interesse het plan had opgevat een ‘rondje kerken’ in Den Haag te doen. De eerste kerk die zij bezocht was de onze. Ze is niet verder gekomen. De preek raakte zó haar hart, dat ze ineens begreep dat God voor haar niet ‘te groot’ was, zoals zij voorheen altijd gedacht had. Nu volgt zij de belijdeniscatechese met intense aandacht. In alle nuchterheid moeten we bij bovenstaande groepen wel steeds bedenken wat Jezus ooit zei: Wie gezond zijn – die zichzelf goed kunnen redden – hebben geen Medicijnmeester van node, maar die ziek zijn. Het helpt ons om te beseffen dat wij van doen hebben met een zware (onmogelijke) klus, die niet zomaar geklaard is. En het hoedt ons ervoor om al te snel moedeloos te worden als het ons niet één, twee, drie lukt.
Een woord voor ieder
Last but not least kom ik bij wat er door ieder over de kerkdiensten en aanverwante samenkomsten geschreven is. Overduidelijk blijkt dat alternatieve vormen en bijdetijdse experimenten niet worden opgezet voor de aardigheid, maar ingegeven worden door de noodzaak om alle schapen, ook die van ‘deze stal nog niet zijn’, te voeden en te weiden. Hoewel ik er met dr. Stefan Paas een principieel voorstander van ben dat ‘schaap en bok’ in één hok samenkomen, besef ik tegelijk terdege dat ze niet altijd direct in één hok kunnen. Ze zouden zich teveel aan elkaar stoten. Bovendien is het een onmogelijke opgaaf om ‘rijp en groen’ steeds in één keer te moeten bedienen. Wil het Woord van God zijn loop hebben, dan moet het soms via verschillende beddingen kunnen stromen! In elk verhaal is te lezen, hoe ieder in de eigen context zich inspant om de boodschap toe te snijden op de gedachten, het hart en het leven van de hoorders. En dat niet met wat goedkoop effect. Maar weldoordacht. Me dunkt, dat belooft wat! Het is in ieder geval voluit bijbels. Jezus, de profeten en de apostelen hebben nooit anders gedaan. Zij hebben voor ieder dezelfde boodschap, maar altijd met andere woorden en op verschillende golflengte. Vanuit gereformeerd perspectief is er ook alles voor te zeggen. Juist omdat wij geloven en belijden, dat Gods woorden ‘bevindelijk’ moeten worden doorwerken, zijn wij geroepen, willen wij de Heilige Geest niet hinderen en onnodig veel werk bezorgen, heel ‘laag’ af te dalen. Laat ieder die zich daarin oefent, daar vooral mee doorgaan. Dit streven verdient geen zeurderige kritiek, maar oprechte lof en veel gebed. Vallen er dan geen ‘spaanders’? Ja wel, maar dat kan niet anders, waar mensen werken in Gods Koninkrijk. Tegelijk blijft het geboden dat voorgangers wel steeds kritisch blijven op zichzelf. Opdat wij niet onbedoeld de weerbarstige boodschap van het evangelie zo bijschaven, dat de scherpe kantjes – zit daarin vaak niet net het meeste heil verborgen? – er op den duur af gaan. Niemand is daar te goed voor. In ieder geval was Paulus zich van dit gevaar terdege bewust toen hij zei: Wee mij indien ik het evangelie niet verkondig! Blijkbaar achtte hij dat niet uitgesloten. Ik vond het overigens een bemoediging om te lezen, dat de klassieke eredienst, ook in de stad, zijn tijd nog niet heeft gehad. Ik ervaar zelf niet anders. En ik vermoed dat dit ook zo maar niet anders wordt, omdat het een heel eigen kracht in zich heeft. In ieder geval moeten wij ons niet van ons stuk laten brengen door mensen die het omgekeerde beweren. Als ik om me heen kijk in den Haag, zie ik in ieder geval niet, dat afschaffing daarvan een geestelijke herleven van de gemeente oplevert. Het heeft soms eerder iets van een laatste stuiptrekking. Echter, met dat wij willen blijven gaan voor het zegenrijke van de klassieke eredienst, zijn wij wel verplicht om die qua liturgie en prediking steeds eerlijk onder de loep te nemen. En ons af te vragen of de Geest daardoor nog adequaat kan spreken tot mensen van nu… en zij andersom daarin hun hart kunnen uitspreken naar Hem… Want om die ontmoeting zal het ons te doen blijven! Ik eindig met de slotwoorden van Stefan Paas in zijn boek De werkers van het laatste uur (2003), p. 285, die prachtig samenvatten wat uit ieder verhaal blijkt: Hoe meer wij Gods goedheid kennen, hoe meer wij anderen welkom heten. Hoe meer wij anderen welkom mogen heten, hoe meer wij leren over Gods goedheid en genade.
Dr. P.J. Visser is ‘gewoon’ wijkpredikant in Den Haag