nr6 • 2013 • Genietende pelgrims
27e jaargang nr. 6 (juli 2013)
Genietende pelgrims
A.J. Zoutendijk
Hoe krijgt de toekomst van God vat op ons dagelijkse leven? Die vraag is belangrijker dan kwesties als: hoe vaak zijn wij bezig met het komende Koninkrijk, verlangen we er wel naar en bidden wij erom? Onze natuurlijke neiging is dat we hangen aan het hier en nu van het aardse leven en onze welvaart werkt eraan mee dat dat zo blijft.
We moeten dus inzetten bij de eerste vraag: hoe brengt God zijn toekomst teweeg in ons bestaan?
De apostelen spreken over een toekomstig perspectief. Het zijn de grote en heerlijke beloften uit 2 Petrus 1: Er zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur.
Discipelschap
Hoe ontkom je aan het verderf van de wereld? Door je in te spannen en je geloof concreet in te vullen met deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, liefde tot de gelovigen en liefde tot allen. Het resultaat is, dat je onbelemmerd toegang zal worden verleend tot het eeuwige koninkrijk van onze Heer en redder Jezus Christus (vs. 4-10).
In kort bestek wordt hier een cursus discipelschap aangereikt. De werking van de toekomst in ons leven wordt concreet in de beoefening van de navolging. Hieraan wordt momenteel in veel gemeenten aandacht gegeven, en terecht. Als wij hierin verder komen, hoeven wij ons ook niet zo druk te maken over hoe we ons de toekomst moeten voorstellen, want dan is de ‘kracht van de komende wereld’ (Hebr. 6:5) werkzaam in ons en daar gaat het om.
Dit goede en eigentijdse antwoord neem ik als uitgangspunt en ik zet ik er een overweging naast. Het is een antwoord dat in de loop van eeuwen heel invloedrijk geweest is. Leven vanuit Gods toekomst betekent, dat dit aardse bestaan gerelativeerd wordt. Ik citeer twee zinnen:
- Je hebt geen echte vordering gemaakt op de leerschool van Christus als je niet de dag van je dood en van de laatste opstanding met vreugde verwacht.
- Je moet jezelf gewennen aan de verachting van het tegenwoordige leven en daardoor gestimuleerd worden tot de overdenking van het toekomende.
Grazers
Deze zinnen staan in het derde boek van de Institutie onder het kopje ‘De overdenking van het toekomende leven’. Deze overdenking (meditatio) behoort volgens Calvijn tot de kernzaken van een christelijk leven. Er rijzen meteen vragen: wordt het verlangen naar de grote morgen gestimuleerd door het aardse leven te kleineren? Wordt het verlangen niet sterker als we hier de positieve tekenen van het eeuwige leven opmerken?
Calvijns inzet is negatief en dat heeft een reden. Wij kunnen idealiter de smaak van het eeuwige leven te pakken krijgen door positieve ervaringen, maar in de realiteit zitten wij zo vast aan dit aardse bestaan dat we het zicht op Gods toekomst kwijtraken. Wij hebben een ‘beestachtige liefde’ tot deze wereld. Je ziet grazers voor je die van geen ophouden weten.
Nu zegt Calvijn niet dat wij wat minder moeten grazen en meer mediteren. Hij zegt iets over God, die hier wat aan doet. Hij onderwijst de zijnen door allerlei ellendigheden hoe ijdel en vergankelijk dit leven is. Je leeft nooit onbezorgd. Er wordt iets van je gestolen, je rust verdwijnt, er is een last die je moet dragen. Je relatie gaat moeizaam (Calvijn noemt een slecht huwelijk als voorbeeld). Je ziet een wereld voor je vol onzekerheid, met de dreiging van oorlog; ziekte en dood liggen op straat. Calvijn was een man met veel kwalen, pijnloos leven was er voor hem niet bij. Geen wonder dat je dan uitziet naar een leven zonder beperking.
Pelgrims
Maar moeten wij dan in onze bevoorrechte tijd dit aardse leven verachten? Verachten is een gevaarlijk woord. Moet je er een hekel aan krijgen om te leven? Dat zou ondankbaar zijn, zegt Calvijn, want God geeft ons veel waarvan we kunnen leven en ook genieten. Maar Hij ontneemt ons een blijvend genoegen hier beneden om onze aandacht te richten op het onvergankelijke leven. Verachten betekent dan dat je het mindere (het aardse) graag opgeeft voor het betere (het hemelse Koninkrijk).
Het eigenlijke punt dat Calvijn maakt is (wat mij betreft) niet hoe hij het aardse leven ziet. Die visie vertoont de sporen van zijn tijd en je kunt daarover ook anders denken. Het punt is hoe hij God bezig ziet om ons op zijn toekomst te richten. De Here God heeft daar moeite genoeg mee en Hij moet alle middelen inzetten, want wij zijn onverbeterlijk in ons gedrag. We geloven in een eeuwig heil, maar ondertussen leven wij alsof we altijd hier zullen zijn. God weet daar raad op. Hij onderwijst ons door breuklijnen en scheuren, door grenservaringen. Dan worden we wakker uit onze verlamming en realiseren we ons ons ware mens zijn hier, dat we pelgrims zijn. Dit is de boodschap die Calvijn overbrengt.
Dat wij pelgrims zijn is vermoedelijk een breed levend besef maar er is een levensstijl die dat onder spanning zet. De genotscultuur waaiert breed uit en ik merk dat ik het moeilijk vind om daar iets algemeens over te zeggen: voor je het weet misgun je anderen wat je zelf graag tot je neemt. God verbiedt het genieten niet; Hij gebiedt het overigens ook niet.
De spanning waarin genietende pelgrims verkeren vond ik onder woorden gebracht in een boekje van Gerrit de Kruijf, hoogleraar ethiek, dat hij schreef in de maanden voor zijn overlijden. Hij schrijft: ‘Met die paradox ben ik nooit in het reine gekomen. Dit is wat ik er uiteindelijk van maak: wie hoopt op verlossing, kan zich niet zonder reserve overgeven aan het onvolkomen aardse leven. Zoiets zal bedoeld zijn met ‘verachting’ van het aardse en met ‘overdenking’ van het hemelse leven. In die zin zie ik ook uit naar dat andere leven, zonder tranen’.1
Wat God ons duidelijk maakt
Terug naar Calvijn. Het heeft geen zin de calvijnse termen klakkeloos de gemeente in te brengen. Voor je het weet worden het dan voorschriften. Een cursus in wereldmijding. Maar dan misken je de bedoeling die de reformator had. Hij zegt niet wat wij moeten doen, maar wat God ons wil duidelijk maken en dat het verstandig is daar aandacht aan te geven. Niet prescriptief (voorschrijvend), maar narratief (verhalend). Hij neemt je mee de straat op en hij laat je horen wat mensen daar zeggen over doodgaan en feesten. Het gaat om het echte leven en niet om vrome wensen en regels.
Het valt op dat Calvijn hier gebruik maakt van een retoriek die uit de brede cultuur van die tijd afkomstig is. Niet alleen hij schreef over de verachting van wereld, dat deden Erasmus en Petrarca ook. Ze deden dat ruig en ook met humor en die vind je ook in de Institutie. Iemand die veel marmer in huis haalt, krijgt van lieverlede een marmeren gezicht. Je gaat lijken op de schilderijen die bij je aan de muur hangen.
Als we iets willen leren over de vergankelijkheid en leegte van het tegenwoordige leven, kunnen we de onderneming wagen een eigentijdse roman te lezen of een film te zien die er toe doet. Ik merk om me heen dat dat steeds vaker gebeurt en dat het mensen soms confronteert met wereld, dood en zichzelf. Alsof een stem zegt: hier beneden is het niet. De stem van God?
In de Bijbel klinkt een stem die zegt: Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven. Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven (Pred. 9). Een perspectief op het toekomende leven wordt hier niet geboden, wel een uitzicht op God. Genieten is hier niet het grote gebod maar het krijgt de plek die het toekomt, in een wereld die voorbijgaat.
Als een speer Hem tegemoet
In het Nieuwe Testament is het toekomende leven overal aanwezig, geconcentreerd in het uitzien naar de wederkomst van Christus. Hoe is dat grote verlangen te verbinden met het vergankelijke leven? In een preek (van collega Kees van Ekris uit Zeist) hoorde ik een creatieve vertolking. Hij vertelt het verhaal van Johann Christoph Blumhardt. Naast zijn pastorie had hij in een schuur een koets klaar staan, waar hij nooit in reed. Als de Heer komt, zei hij, stap ik in die koets en rijd ik hem tegemoet. De prediker zegt: Als je nu eens een mooie fiets koopt, die je altijd al had willen hebben, of een sportauto die je bevalt – dan kun je die wegzetten, er niet mee rijden. Je zet hem neer voor de dag dat Jezus komt. Dan haal je hem uit de schuur en rijd je Hem als een speer tegemoet.
Dit is een narratieve manier om christenen vandaag te zeggen dat je leven in de wachtstand staat.
Ds. Andries Zoutendijk is predikant (PKN) te Utrecht. Mailadres:
1Ȁ De dood van dichterbij, 26