Skip to main content

nr2 • 2013 • Weg van de Catechismus?

28e jaargang nr. 2 (nov. 2013)

Weg van de Catechismus?
C.C. den Hertog

Toen Karl Barth begin jaren ’20 als hoogleraar gereformeerde theologie naar Göttingen kwam, had hij – zo bekende hij later – de gereformeerde belijdenisgeschriften niet eens in zijn bezit, laat staan dat hij ze gelezen had. Hij kwam tenslotte uit die Zwitserse kerk die nergens in de kerkorde of bij de bevestiging van predikanten een verwijzing kende naar welke belijdenis dan ook.

Al studerende in die teksten, ontdekte Barth dat de theologie die hij in Safenwil op grond van zijn consequent teruggaan naar de Schrift had ontwikkeld ‘gereformeerder, calvinistischer was’ dan hij zelf wist. Het resulteerde in een betrokkenheid op de belijdenis – en met name ook op de Catechismus – waarvan hij in vele publicaties blijk gaf.

Twee andere Zwitsers gingen een vergelijkbare weg. Opgegroeid zonder de Catechismus, ontdekten zij de kracht ervan. Ik denk aan de laatste assistent van Barth, E. Busch, die een prachtig boek schreef onder de veelzeggende titel Der Freiheit zugetan. En vooral ook aan R. Bohren, die in zijn sterk autobiografisch getoonzette boek over de depressie van zijn eerste vrouw In der Tiefe der Zisterne vertelt hoe ze samen de duisternis te lijf te gingen door zondagen uit de Catechismus uit het hoofd te leren.

Deze drie theologen, die moeilijk beticht kunnen worden van onkritische vooringenomenheid, geven ons te denken. In onze Nederlandse traditie heeft – of beter gezegd: had – de Catechismus een vanzelfsprekend gezag dat uitkwam in het gebruik ervan bij de vormgeving van de leerdiensten en de opzet van het catechesetraject. Velen in ons land zijn daarom groot geworden bij de Catechismus en kunnen soms hele zondagen uit het hoofd opzeggen. Gevolg van die vertrouwdheid is, dat we gemakkelijk voorbij zien aan wat we met die Catechismus eigenlijk in huis hebben. De boerenwijsheid dat onbekend onbemind maakt, laat zich niet omdraaien. De Heidelbergse Catechismus is geregeld bekend en onbemind. Met de teruggang van de middagdiensten en de neiging om – waar aan de tweede dienst wordt vastgehouden – steeds vaker andere, ‘actuelere’, thema’s aan de orde te stellen is het preken vanuit de Catechismus een teruglopend fenomeen geworden. En velen lijken het prima te vinden. Hebben de drie genoemde Zwitsers iets gezien dat ons in ons land collectief ontgaat?

Terugloop

Waarom liep het in Nederland terug? Er zijn volgens mij verschillende factoren. Om te beginnen: we zijn vandaag de dag mondiger dan ooit en buigen niet graag voor een gezag dat van buiten tot ons komt. Aan de Bijbel willen we nog wel gezag toekennen, maar dan beklemtonen we direct dat we in die Bijbel een veelkleurig pallet vinden met stem en tegenstem, hier en daar zelfs tegenstrijdige ideeën – en reduceren hem zo tot een vijver waar we onze eigen gedachten uit opvissen. Bij de Heidelbergse Catechismus gaat dat niet – dat is een tekst aus einem Guss die heel helder voor een positiekeuze stelt. Dicht daartegen aan – en misschien meer ermee verwant dan men waar wil hebben – ligt de kritiek die vanuit evangelische kring klinkt: de Heidelbergse Catechismus is toch een menselijk geschrift? En in de kerk heeft toch alleen de Bijbel gezag? Kunnen we niet net zo goed alleen de Bijbel gebruiken? Moeten we ons laten bepalen door een verwoording uit de 16e eeuw?

Een ander punt is dat de ontwikkelingen in kerk en theologie sinds 1563 niet hebben stil gestaan. In de bijbelwetenschap en in de dogmatiek zijn ontdekkingen gedaan die voor de gemeente van groot belang zijn. Denk aan de inzichten die we inmiddels hebben rond Israël, het Jood-zijn van Jezus, zijn verkondiging van het Koninkrijk en de vragen rond de Heilige Geest. Het zijn zaken die in de Heidelbergse Catechismus niet of weinig besproken worden. En onze vragen gaan een heel andere kant uit dan de vragen van de Heidelbergse Catechismus – wij zijn echt andere mensen dan die zestiende eeuwers. Moeten we niet een leerboek hebben dat onze vragen bespreekt en de nieuwste inzichten verwerkt?

En dan is daar natuurlijk nog de weerzin tegen de Heidelbergse Catechismus die is ontwikkeld onder levensvreemde, gortdroge en ellenlange Catechismuspreken, waarbij de vraag kon opkomen of eigenlijk iemand er vreugde aan beleefde. Aan de predikant kon je in elk geval niet merken dat hij het leuk vond…

Karakter

Toch lijken deze redenen mij nog niet doorslaggevend om de Heidelbergse Catechismus en de geregelde omgang ermee dan maar prijs te geven. Op elk van de bovengenoemde redenen valt wel iets te zeggen. Wat de laatste betreft geldt nog altijd: misbruik heft het goede gebruik niet op. Dat er belabberd met de Heidelbergse Catechismus is omgegaan valt de Catechismus niet aan te rekenen. Het daagt vooral uit het anders te doen.

Wat de actualiteit van de Heidelbergse Catechismus aangaat, lijken de bezwaren volgens mij groter dan ze zijn. Op allerlei plaatsen kunnen vrij eenvoudig iets van de nieuwe inzichten doorgegeven worden. Als het bijvoorbeeld gaat over het Koninkrijk, leent de uitleg van de bede om dat Rijk zich uitstekend voor het invoegen van een uiteenzetting over dit centrale gegeven uit Jezus’ verkondiging.

Tenslotte de vraag naar het gezag van een menselijk geschrift. De belangrijkste gedachte in dat verband lijkt me nog altijd te zijn dat we hier met een kerkelijk document te doen hebben. De kerk heeft uitgesproken dat in dit boekje op een betrouwbare wijze de boodschap van het Evangelie is samengevat. Dat heeft de kerk niet met heel veel teksten gedaan. We hebben dus niet zomaar met een tekst van ene Ursinus te doen. De Heidelbergse Catechismus is niet meer van Ursinus, maar van de kerk. Dat betekent niet dat hij ineens canoniek is. Het betekent wel dat ik van goeden huize moet komen om de Schrift te lezen zonder de leeswijzers die de kerk van de eeuwen mij aanreikt om te gebruiken. Als wij in de kerk van vandaag binnen komen, dan ligt daar al een aantal beslissingen dat in het verleden genomen is en waartoe ik mij heb te verhouden. Het gaat bij deze vragen volgens mij ten diepste om echt kerkelijk besef. De kerk is niet een plaats waar ieder maar zo’n beetje moet vaststellen wat hij nog kan meemaken. In de kerk oefent Christus gezag – en daarmee is die kerk iets totaal anders dan een democratisch platform. Waar we vandaag de dag graag benadrukken dat de kerk een karaktervormende gemeenschap heeft te zijn, denk ik dat eigenschappen als bescheidenheid en bezonnenheid geleerd kunnen worden, door de gemeenschap der heiligen heel bewust ook te verstaan als een verbondenheid met de eeuwen voor mij. Het gaat dan niet om traditionalisme, maar om het besef dat de Geest door de eeuwen met de kerk onderweg is en dat ik op geen enkele manier verder ben, meer ben, meer weet dan de eeuwen voor mij.

Diepere vraag

De argumenten die ik hierboven noem zijn allen wel bekend. En toch overtuigen ze kennelijk niet. Dat doet een vraag opkomen. Een vraag waarbij ik geaarzeld heb, omdat hij makkelijk als een flauwe verdachtmaking of zelfs een soort machtswoord weggezet kan worden. Spelen we in alle opzichten open kaart als we het pleit voeren voor afschaffing van de behandeling van de Heidelbergse Catechismus? Bedoelen we niet iets anders, iets diepers – dat dan verpakt wordt in theologische, didactische en andere argumenten, maar dat moet verhullen dat we zelf inmiddels vreemd staan tegenover dit geloof? Dat is in elk geval wat ik bij mezelf herken. De inzet van de Heidelbergse Catechismus strijkt me dwars tegen de haren in. In een wereld waar we elkaar bij hoog en bij laag, keer op keer verzekeren dat wij unieke, mooie mensen zijn met ons onvervreemdbare recht op zelfontplooiing, landt die inzet niet soepel. De vraag is echter of dat het probleem is van de Heidelbergse Catechismus of van onze cultuur – en dus van ons.

Want het is toch die zaak van zondag 1 – en bedenken we goed: de rest van de Heidelbergse Catechismus is niet anders dan een nadere uitwerking van die eerste vraag en dat eerste antwoord – waar het in de kerk om zal moeten blijven draaien. De ballon van mijn autonomie wordt doorgeprikt en wij – ongelukkige goden als we zijn (Luther) – worden in deze weg door God tot ware mensen gemaakt – en dat betekent: zondaars. Komt deze vraag met dezelfde urgentie aan de orde als we via leesrooster en ‘actuele’ thema’s te werk gaan? Als ik kijk naar wat voor series ik aangekondigd zie in verschillende kerkblaadjes, dan zijn dat vaak series waarbij God en zijn bestaan en beleid worden geproblematiseerd, waarbij uiteengezet wordt hoe ik christen heb te zijn vandaag of waar het gaat over de vruchten van de Geest. Volgens mij kan de ontzetting zoals Ad den Besten die verwoordde in Gezang 484 van het Liedboek (1973): ‘O blinde schrik, - mijn God, mag ik niet eens mijzelf behouden?’ bij dergelijke series iets gemakkelijker buiten de orde gehouden worden, dan wanneer ik keer op keer bij de kerk in de leer ga.

Zoals gezegd: het bovenstaande kan een retorische truc lijken, waarmee ieder ander geluid bij voorbaat verdacht is, maar zo bedoel ik het nadrukkelijk niet. We doen er volgens mij goed aan in de kerk elkaar rond deze vragen in de ogen te zien en te bevragen.

Heidelbergse Catechismus vandaag

Maar nu dan concreet. Hoe kan de Heidelbergse Catechismus ons vandaag helpen? Op verschillende manieren, denk ik.

Om te beginnen vinden we hier een goede en relatief korte samenvatting van het geloof. Wat voor dogmatiek zal het gemiddelde gemeentelid van vandaag – misschien onbewust en ongereflecteerd – in het hoofd meedragen? Mensen lezen en zien van alles. Over Openbaring bijvoorbeeld wordt uitvoerig gefantaseerd in speelfilms die gerust op een degelijke jeugdclub vertoond worden. Vanuit Amerika komt de ene na de andere christelijke hype. Hebben gemeenteleden dan een tekst waar ze het geloof van de kerk kort uitgelegd vinden? Ja dus – in de Heidelbergse Catechismus. Dat die tekst niet uitputtend is en dat er meer gezegd moet worden is evident. En het zou mooi zijn als de oecumene in Nederland – maar liever nog internationaal – ertoe zou komen om iets nieuws ernaast te leggen. Maar dat punt moet niet overdreven worden.

Op deze manier helpt de Heidelbergse Catechismus ook bij het Bijbellezen. Die koppeling moet in de omgang met de Heidelbergse Catechismus steeds met nadruk onderstreept worden. De Heidelbergse Catechismus kan en mag nooit tot een zelfstandige instantie worden, maar heeft zijn plaats in de omgang met de Schrift. Zoals met muziek. Velen laten de Matthäus-Passion over zich heen komen zonder de partituur voor hun neus. Ze horen dezelfde muziek. Maar diegene die meeleest, weet wat komt, kan terugbladeren – en pikt meer op. Bovendien: alle discussie over hermeneutiek heeft ons toch in ieder geval grondig geleerd dat onbevangen lezen onmogelijk is – iedereen heeft een Vorverständnis bij zich – en dan is het maar beter dat expliciet te maken, zodat erop gereflecteerd kan worden.

In die omgang met de Bijbel worden zo mijn gedachten getrokken naar de focus van de Schrift. Het gaat hier niet om geologie, godsdienstgeschiedenis of nog wat anders. Het gaat hier om mij. Of beter: over God die mij niet laat gaan op mijn dwaalwegen en die mij ontmaskert en thuis brengt.

Ten derde: de Heidelbergse Catechismus leert ons christenen te worden. Bohren onderstreept in zijn boek dat de Heidelbergse Catechismus ons duidelijk maakt dat geloof te leren is – en dat is een aspect dat we vandaag niet moeten vergeten: kennis van wat ons in genade geschonken is, is een wezenlijk deel. Dat lijkt me goed aan te sluiten bij wat prof. H.W. de Knijff naar voren bracht in het interview dat in de vorige Kontekstueel stond: jongeren moeten tot christenen gemaakt worden en dat doen we niet door hen de ene week over wereldgodsdiensten te onderhouden en de volgende keer mee te nemen naar een synagoge. In dat opvoeden tot christenen kan mijns inziens de Heidelbergse Catechismus prima dienst doen.

Geen geur van inkt

Een pleidooi dus om die Heidelberger een plaats te laten houden of te hergeven in het kerkelijk bedrijf. Over de concrete vormgeving daarvan kun je praten en daarin is ruimte nodig. Betrek de gemeente erbij, vorm een groep kritische denkers die meepraten bij de voorbereiding van een eventuele leerdienst, laat catechisanten hun tegenwerpingen verwoorden en doe dan enthousiast mee – om tenslotte samen opnieuw met de Heidelbergse Catechismus naar de Schrift te luisteren. In het vorige seizoen heb ik de tien geboden besproken met de oudste groep, door gewoon de betreffende afdeling uit de Heidelbergse Catechismus aan ze voor te leggen. Een kort stukje tekst lag er dus steeds op tafel – en we raakten vanzelf aan de praat. Eerst zijn we begonnen om elkaar de vraag te stellen wat het nou zeggen wil dat in de Heidelbergse Catechismus de geboden pas in het deel van de dankbaarheid en niet in het deel van de verlossing besproken worden – en dat ze gevolgd worden door de bespreking van het gebed. Het zijn niet de eenvoudigste lessen geweest, vermoed ik – maar ik hoop dat er iets van is blijven hangen. Het leverde bijzondere gesprekken op, vooral ook vanwege het onverwachte perspectief dat de Heidelbergse Catechismus geregeld opent bij de behandeling van de geboden.

Laat in het lezen van de belijdenis echter vooral duidelijk uitkomen wat Spijkerboer eens schreef: ‘In Nederland ruikt de belijdenis naar inkt. De ware belijdenis wordt met bloed geschreven.’ Dat besef kan behoeden voor een steriele, zakelijke omgang met de Catechismus. Het leidt naar het kloppende hart van wat in de Reformatie nieuw ontdekt is en wat men zich door niemand meer wilde laten afnemen: God heeft zich in Christus ongedacht over ons ontfermd. En dat alleen geeft echte grond onder de voeten. Volgens mij kunnen we juist vandaag met minder niet toe.

Ds. Niels den Hertog is predikant (CGK) te Surhuisterveen en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres
: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.