nr2 • 2013 • Ons gevoel en ons verstand...
28e jaargang nr. 2 (nov. 2013)
Ons gevoel en ons verstand...
De Heidelbergse Catechismus en onze culturele context
W. Dekker
Toen de Alphacursus in Nederland werd geïntroduceerd aan het einde van de vorige eeuw, zeiden zeer trouw meelevende gelovigen in gemeenten van gereformeerde origine mij, dat ze het deelnemen aan deze cursus beleefden als een fris bad, een vernieuwing van hun geloof. In een aantal gevallen vroeg ik daarop door: kunt u mij uitleggen waarom?
In veel gevallen kwam het antwoord hier op neer: de beleving van het geloof staat centraal. Ik zei dan, dat in de gemeente waar ze bij hoorden toch juist ook veel over de beleving van het geloof werd gesproken in de preken en op de Bijbelkringen en dat bovendien altijd uit de Heidelbergse Catechismus werd gepreekt, die zo heel persoonlijk begint met de vraag naar de enige troost. Maar men keek mij aan met een blik die verried dat ik er niet veel van begreep.
Dat heeft mij toentertijd sterk aan het denken gezet en nog.
De Alphacursus zag ik zelf als een laagdrempelige cursus om in gesprek te komen over de betekenis van het christelijk geloof met zoekers. Vooral de formule van het open gesprek na een maaltijd bleek ruimte te scheppen om de inhoud van het geloof te verbinden met levenservaringen. Het bleek missionair gesproken een sterke formule te zijn.
Maar de inhoud was, zo dacht ik, voor doorgewinterde kerkgangers toch wel heel erg basic. Dan moest er wel veel van het onderwijs in de kerk langs hen heengegaan zijn, wilden ze hier nog iets nieuws opsteken. De vraag die me vooral bezig ging houden was deze: zou veel onderwijs van de kerk, ook dat van de Heidelbergse Catechismus, veel meer cognitief dan affectief toegeëigend zijn, als het sowieso al toegeëigend was?
Op zo’n vraag krijg je natuurlijk nooit een wetenschappelijk zuiver antwoord, want dan zou je een zeer grootschalig onderzoek moeten doen. Voor mij is echter wel duidelijk geworden uit meerdere gesprekken, dat uiteenzettingen waarvan ik dacht dat ze het hart raakten, dit helemaal niet deden, ook al zat er veel taal van het hart in. Toch bleef het hooguit in de cognitieve sfeer hangen.
Gestolde ervaring
Wie zich maar even verdiept in de achtergrond van de Heidelbergse Catechismus heeft snel in de gaten, dat dit geen droog leerstellig document is. Meteen de eerste vraag en het eerste antwoord hebben al een grote existentiële lading. Het is toch geweldig wanneer je kunt zeggen, dat je in leven en sterven het eigendom bent van Jezus Christus. Dan heb je niets te vrezen, terwijl het leven zelf elke dag angsten op kan roepen. Dat is vandaag zo, maar dat was toen nog veel meer het geval. De Catechismus is een troostboek, een leerboek dat steeds voelbaar maakt hoe al de leerstellingen van het christelijk geloof bedoeld zijn om ons houvast te bieden. Kan het persoonlijker dan in de telkens terugkerende vragen: ‘Wat nut u?’.
Toch is dit geenszins een garantie dat de lezers en hoorders vandaag deze troost en dit houvast ook zo ervaren. In de eerste plaats is het zo, dat wanneer ervaringen in taal gegoten worden er een objectivering optreedt. In de communicatie gaat veel mis, wanneer het taalveld van een tekst niet de existentiële grondlagen van ons menszijn aanboort. Dan staan er wel de woorden, die verwijzing naar een ervaring, maar wij staan als toeschouwers bij deze ervaring in plaats van dat we deelgenoten zijn. In het geval van een roman spreken we dan van een slechte roman. Extreem gesteld verklaart dit het feit, dat mensen van een preek naar aanleiding van de Catechismus kunnen zeggen, dat ze die prachtig vinden en tegelijk van de Catechismus zelf dan nog steeds kunnen zeggen, dat die hen niet aanspreekt. Communicatief gezien zijn dan de gestolde ervaringen achter de taal van de Catechismus in de preek voor even vloeibaar geworden, versmolten met de eigen ervaringswereld van de hoorder nu. Maar het is nog niet gelukt te laten zien dat het taalveld van de Catechismus ook precies die ervaringswereld bedoelt.
In de tweede plaats is het de vraag of het inhoudelijk de hedendaagse lezer en hoorder lukt contact te maken met de levens- en wereldervaring die in de Catechismusvragen is verondersteld. Zonde, duivel en dood zijn in de Catechismus geen abstracties, maar zeer existentiële werkelijkheden. Tegen die achtergrond wordt het evangelie uitgelegd als uitermate relevant.
Het is mijn vaste overtuiging, dat zonde, duivel en dood nog steeds onze grote vijanden zijn, waarvan het geweldig is dat ze door Christus overwonnen zijn. Toch weet ik tegelijkertijd, dat ik deze vijanden vandaag moet schilderen in taal, die herkenbaar is, die direct gekoppeld kan worden aan de eigen ervaringen van de hoorders van nu. Wanneer dat niet gebeurt ontstaat er kortsluiting. Dan ervaart de hedendaagse lezer het ooit zo existentiële boekje als een dogmatisch geschrift.
In de derde plaats is er door de Verlichting een niet te onderschatten scheiding gekomen tussen hoofd en hart. Het blijft voor ons heel lastig om aan te voelen, dat wanneer de Catechismus de twaalf artikelen van het christelijk geloof uitlegt, ze dan bezig is ons beloften na aan het hart te leggen. Voor de Catechismus zijn de twaalf artikelen even zoveel feiten, die beloften inhouden. Er is in de Catechismus geen scheiding tussen leer en troost, leer en brood om te eten. Een hedendaagse lezer ervaart die scheiding echter wel. Daarom moeten wij vandaag de feiten waar het geloof van leeft nog meer dan de Catechismus doet in een relationeel kader zetten, willen we hetzelfde effect bereiken als de Catechismus.
Methode
Methodisch betekent het hierboven verwoorde, dat we niet zonder meer de Catechismus kunnen parafraseren. We zullen veeleer tegen de Catechismus aan moeten praten. We moeten de tekst van de Catechismus niet zien als een tekst, die ons na uitleg van enkele moeilijke woorden snel eigen kan worden. We moeten deze veelmeer als een ‘vreemde’ tekst benaderen, waarvan we de oorspronkelijke zeggingskracht alleen zullen ontdekken door vragen te stellen, tegenwerpingen te maken, onze verbazing uit te spreken. Pas langs die weg van het oproepen van de vervreemding, kan er toeëigening plaatsvinden. In gangbare catechisatieboekjes, die min of meer de Heidelberger volgen, gebeurt dat naar mijn idee te weinig. Ze blijven steken in vereenvoudiging, verduidelijking of actualisering. Dat is te weinig, omdat de vooronderstelling niet is, dat we een ons ‘vreemde’ wereld binnen stappen. Het wordt dan ook zelden echt spannend.
Verouderd leerboek?
De Catechismus kan gezien worden als troostboek en als leerboek. Het feit, dat het troostboek en leerboek ineen is, maakt de Heidelberger bijzonder. Zoals er echter gemeenteleden zijn, die meer troost ervaren in een Alphacursus of een soortgelijk traject, waarbij veel nadruk valt op de beleving van het geloof, zo zijn er ook gemeenteleden die eerder naar een boek van Tim Keller zullen grijpen, dan dat ze er de Catechismus nog eens op na gaan lezen.
Tim Keller, de bekende New Yorkse apologeet, in Nederland o.a. bekend door zijn boek In alle redelijkheid, heeft zelf een sterk pleidooi gevoerd voor het schrijven van nieuwe catechismussen. Intussen kwam met zijn hulp de New City Catechism tot stand: 52 vragen en antwoorden, voor elke week een. Ik vind dit qua vormgeving een mooie catechismus, omdat de vragen en antwoorden kort en helder zijn. Daar is in deze tijd behoefte aan. Ik vind ook, dat men erin geslaagd is de combinatie van troostboek en leerboek vast te houden. De eerste vraag en het eerste antwoord lijken sprekend op zondag 1 van de Heidelberger.
Toch is deze Catechismus voor het overige nogal rationeel. Steeds geeft het klip en klare antwoorden. Ook bijvoorbeeld wanneer het gaat over de vraag of allen, die niet in Jezus geloofd hebben, verloren gaan. Er is in deze Catechismus weinig ruimte voor open einden, rafelranden, weinig ruimte ook om tegenaan te praten. De Heidelbergse Catechismus nodigt ons uit een vertáálslag te maken. Daardoor zit er ruimte in voor nieuwe interpretatie en kunnen er vragen gesteld worden. In de New City Catechism is de verstaalslag al gemaakt. Wij kunnen niet veel anders doen dan gewoon nazeggen wat er staat. Juist dan ga ik persoonlijk afstand ervaren. Het is mij te helder, te kloppend gereformeerd. In de formuleringen wordt een appel gedaan op mijn verstand, terwijl mijn verstand juist bij dit soort logische formuleringen gaat protesteren en het hart dan gelukkig nog wel zijn redenen heeft, die het verstand niet kent (Pascal).
Verschillende mensentypen
De ene gelovige heeft behoefte aan helderheid, duidelijkheid, een logisch betoog. De andere gelovige voelt zich steeds ongeloviger worden hoe stelliger de taal klinkt, hoe logischer de geloofsuitspraken worden.
Waarschijnlijk is dit nooit anders geweest, is het verweven met het feit, dat mensen verschillend in elkaar zitten, hetgeen doorwerkt in de wijze van geloven.
Onze cultuur is zowel beïnvloed door de Verlichting als door de Romantiek. Beide mensentypen krijgen dus in onze cultuur hun kansen. Rationeel ingestelde mensen bestrijden het geloof met argumenten en anderen voelen zich uitgedaagd hier tegenin te gaan. We maken een opleving mee van de apologetiek.
Receptief en intuïtief ingestelde mensen krijgen in onze cultuur en in de kerken ook volop hun kansen. Er is sprake van een sterke nadruk op beleving, rituelen, symbolen, mystiek.
In de gereformeerde traditie hebben deze mensentypen trouwens altijd bestaan, de leerstellige en de meer bevindelijke gelovigen. Soms waren ze in één persoon verenigd, soms boterde het helemaal niet tussen deze twee.
De Heidelbergse Catechismus vormt een schone synthese, waar beide mensentypen zich beurtelings aan kunnen laven. Het is de vraag of het ons zou lukken zo’n Catechismus vandaag opnieuw te schrijven. Het is niet zo moeilijk boekjes te schrijven, die op de geloofsbeving gericht zijn. Daar verschijnen er dan ook zeer vele van. Het is ook niet zo moeilijk, voor wie erin doorgeleerd heeft, iets te schrijven over de redelijkheid van het geloof. Van dat soort boeken en boekjes zijn er met name de laatste tijd weer veel verschenen. Veel moeilijker is het verstand en gevoel te overstijgen in een verwoording van het geloof, die van begin tot einde de verbazing ademt, dat we überhaupt een woord over God uit kunnen brengen, omdat zijn Stem van de overkant heeft geklonken. We moeten opletten met Catechismussen. Gauw zeggen we teveel, zelfs als er maar 52 vragen en antwoorden worden gegeven. Doordenking van het christelijk geloof blijft nodig, is zelfs onmisbaar. Maar het knappe van de Christelijke dogmatiek van Gijsbert van de Brink en Kees van der Kooi (om een voorbeeld te noemen) is, dat daar in 700 bladzijden mínder wordt gezegd dan in de 52 vragen van de New City Catechism.
Dr. Wim Dekker is hoofd vorming & educatie bij de IZB en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: