nr3 • 2014 • Lezersreacties (4)
28e jaargang nr. 3 (jan. 2014)
Christelijke dogmatiek
Lezersreacties (4)
Degelijke dogmatische encyclopedie
R. de Reuver
Van den Brink en Van der Kooi hebben een grootste prestatie geleverd. In een tijd waarin weinig wordt gelezen hebben zij een kloeke Christelijke dogmatiek geschreven die verkoopt als warme broodjes. En dat voor een boek dat encyclopedisch van opzet is waardoor je niet op het puntje van je stoel gaat zitten.
De Christelijke dogmatiek is een boek dat er mag zijn. In de boekenkast van elke aankomende theoloog en dominee mag het niet ontbreken. Aan een helder geschreven en academisch verantwoord systematisch overzicht van het christelijk geloof is behoefte. Het Christelijk geloof van H. Berkhof is immers al 40 jaar oud. En in de afgelopen jaren is er op systematisch vlak het nodige aan de orde gekomen dat om nieuwe doordenking en ordening van de stof vraagt. Studenten theologie zijn te feliciteren met dit boek!
Een geloofsboek
Van den Brink en Van der Kooi hebben echter niet alleen een leerboek willen schrijven. In dit boek leggen zij ook getuigenis af van hun ontdekking dat Jezus Heer is. Dit binnenperspectief maakt het boek sterk. Het is geen afstandelijk beschouwing, maar een verantwoording van twee gelovige auteurs die het christelijk geloof met vreugde uitleggen. De dogmatische discipline nemen zij nauwgezet in acht. Hierdoor is hun boek geen egodocument geworden, maar een wetenschappelijke verantwoording van een ‘loyale orthodoxie’.
Theologie ontspringt aan geloof. Van den Brink en Van der Kooi schrijven vanuit het perspectief van de drie-enige God die zich laat kennen in de geschiedenis van Israël, Jezus Christus en de Heilige Geest. IJkpunt voor hun systematische beschouwingen is de openbaring van God als Vader, Zoon en Geest. Deze trinitarische insteek sluit aan bij de breed gedragen overtuiging dat christelijke theologie opbloeit vanuit de openbaring van de drie-enige God. Dit uitgangspunt geeft het boek extra lading.
De auteurs hopen ook dat (gereformeerd opgevoede) vijftigers en zestigers die van kerk en geloof zijn vervreemd, door dit boek iets van het geloof hervinden. Ook deze insteek is essentieel voor de auteurs. Voor hen heeft elke goede dogmatiek een apologetische lading. De auteurs hebben bovendien journalisten en opiniemakers op het oog. In dit boek kunnen zij vinden waar het christelijk geloof voor staat.
De gedrevenheid van de auteurs om het christelijk geloof op academisch en systematisch verantwoorde wijze te delen met belangstellenden maakt het boek extra waardevol.
Geen spannend boek
Ondanks deze ‘missionaire’ drive heb ik de Christelijk dogmatiek niet ervaren als en spannend boek. Nu is ‘een spannend dogmatisch boek’ geen contradictio in terminis. Integendeel, goede dogmatiek moet prikkelen. Immers, als er iets niet vanzelfsprekend is, dan wel de openbaring van God. Verrassing typeert daarom goede dogmatiek. Ik herinner me nog goed hoe ik als student met rode oortjes de colleges van professor J.M. Hasselaar hoorde. Vaak zat ik bij hem op puntje van mijn stoel. Vergelijkbare ervaring doe ik op bij het lezen van de lijvige studies van professor Bram van de Beek. Op een soortgelijke ervaring hoopte ik bij het lezen van de Christelijke dogmatiek. Alleen is die mij die bij lezing van dit boek (nog) niet overkomen. Overzichtelijk en helder wordt de stof in kaart gebracht. Recente discussies worden knap weergegeven. Maar ik werd er nauwelijks door geprikkeld, uitgedaagd of tot tegenspraak opgeroepen. Voor mij werd het boek dan ook niet echt spannend, ondanks de gedrevenheid van de auteurs.
Nu zegt mijn leeservaring nog niet zo veel. Helaas bleek mijn ervaring niet uitzonderlijk. Tijdens gesprekken over de Christelijke dogmatiek herkenden meerdere collega’s mijn ervaring. Met onze theologische leeskring zijn we na lezing en bespreking van een aantal hoofdstukken dan ook overgestapt op een ander boek… Blijkbaar wist het boek ons niet van het begin tot het einde te boeien. Ik vind dit jammer, juist omdat dit geloofsboek het christelijke geloof wil communiceren.
Christelijke dogmatiek gebruik ik dan ook als actueel encyclopedisch overzicht van belangrijke dogmatische topics. Een uitstekend leerboek voor bachelor theologiestudenten en voor dominees die weer scherp willen hebben hoe het zit met de systematische discussie over een thema. Of het belangstellenden ook uitdaagt om nader kennis te maken met het christelijke geloof, betwijfel ik. De opzet van het boek geeft weinig ruimte voor deze uitdaging. De opening van elk hoofdstuk met een ‘Om erin te komen’ is veelbelovend. Volgens mij is het een unicum in een dogmatisch handboek. Alleen wordt deze originele inzet niet echt doorgezet. Na deze introductie volgt een beschouwing waarin niet meer wordt teruggegrepen op de beginervaring. Per thema wordt een bijbels-theologisch, theologisch-historisch en filosofische opsomming gegeven van relevante en recente feiten en ontdekkingen. Deze worden nauwgezet geordend vanuit het trinitarische perspectief. Vragen en mogelijke antwoorden worden hierbij opgesomd. Dit maakt de hoofdstukken sterk informatief en vlak van karakter.
Ook de ordening van de thema’s is niet spannend. Na inleidende hoofdstukken, de zogenaamde prolegomena, een hoofdstuk over het eigene van dogmatiek, ‘waarom geloven?’ en een hoofdstuk over de drie-enige God, volgen openbaring, schepping, mens, kwaad, Israël, Jezus Christus, Heilige Geest, Bijbel, kerk en vernieuwing. Van den Brink en Van der Kooij volgen de historische lijn van schepping tot vernieuwing van mens en wereld. Alleen is deze ordening wel heel modern-Westers en weinig verrassend. Waarom niet ingezet bij Israël, de eerste openbaring van de drie-enige God waarin Hij zich laat kennen? Gaat dogmatische gezien de schepping wel aan Israël vooraf? Waarom niet ingezet, net als Van de Beek, bij het hart van de openbaring? Bij God, die zich laat kennen in Christus, de lijdende Mens?
Twee voorbeelden
Ter illustratie twee voorbeelden van het feit dat het boek voor mij vlak blijft.
In het hoofdstuk over de schepping (6) komt veel aan de orde. De auteurs geven een mooi overzicht van de stof onder het motto: ‘het geschonden bestaan’. Toch helpt dit mij niet verder met vragen die bij mij opborrelen als: zit het kwaad niet ook in de schepping? (denk aan de verwoestende orkanen en overstromingen die de Filippijnen teisterden). Is wat een mens overkomt niet grotendeels willekeurig en onafhankelijk van wat een mens doet? Is een mens meer dan zijn brein? Ofwel: hoe zit het met de materiële bepaaldheid van een mens? En: moet er dogmatisch niet meer gezegd worden over het eigensoortige paradigma van schepping naast de evolutietheorie?
Ook het laatste hoofdstuk (16) over de vernieuwing van de wereld biedt veel. De trinitarische concentratie op Gods heil in Christus die een mens eigen moet worden door de Geest deed mij toch even schuiven op m’n stoel. Bedoelen de auteurs hiermee hetzelfde als het in orthodox-gereformeerde kring bekende adagium dat er twee wegen gepredikt moeten worden? Menen de auteurs dat een mens ‘eeuwig verloren’ kan gaan? Zo ja, wat verstaan zij hier dan onder? Overigens: hoe te denken en te spreken over ‘het eeuwige leven’ in een cultuur met een dominant immanent wereldbeeld?
Helaas biedt de informatieve stof mij geen verrassend perspectief, waardoor de vragen die zich aan mij opdringen in ander licht komen te staan.
Dr. René de Reuver is predikant (PKN) in de Marcuskerk te Den Haag.
Mailadres: