nr5 • 2014 • Bijbelstudie
28e jaargang nr. 5 (mei 2014)
thema: Lastige liefde? Over homoseksualiteit en kerk
J.H.F. Schaeffer
Probeer te begrijpen
Efeze 5
De ethicus Jochem Douma vertelde op college ooit dat het bij morele oordeelsvorming onmisbaar is om ernaar te zoeken wat God wil. Wat is de bedoeling van God met het leven van mensen, met deze aarde? Morele oordeelsvorming vraagt om méér dan het toepassen van geboden alleen. Zij betekent dat je zicht moet krijgen op het grote geheel van Gods werken in de geschiedenis. Wat was Gods bedoeling met deze schepping, hoe is deze door de zondeval gecorrumpeerd en hoe zal ze uiteindelijk door God zelf op de nieuwe aarde worden hersteld? Vanuit dit grote heilshistorische kader ontvangen allerlei concrete situaties een perspectief.
Het is van belang om dit ontvangen hier te benadrukken. Zo’n perspectief scheppen ze niet zelf, noch creëren wij, mensen, dat voor hen. Dit perspectief ontvangen zij van Godswege. Juist hierin betoont God zijn genade dat Hij onze gebroken werkelijkheid in het licht van zijn eigen herstelwerk wil plaatsen. Tegelijk merkte Douma hierbij op dat hij op bepaalde thema’s in de Bijbel heel duidelijke geboden of verboden tegenkwam waarvan de diepere zin en bedoeling voor hem maar moeilijk te doorgronden was.
Eén van die punten was de vraag hoe wij moeten omgaan met en reageren op onze homoseksuele broeders en zusters binnen de gemeente. Natuurlijk moeten we ook onze houding bepalen tegenover het verschijnsel homoseksualiteit in het algemeen maar deze wordt allereerst concreet in de kring van de gemeente. In concrete pastorale situaties is dit gesprek gevoerd. In tal van kerkelijke en para-kerkelijke organisaties en fora heeft men hiermee geworsteld – tot op het niveau van Generale Synodes aan toe. Hierbij spelen Gods geboden een rol maar dan proberen wij ze toch ook te begrijpen vanuit de vraag: wat wil God hiermee?
Nu schrijft de apostel Paulus aan de gemeente in Efeze zeer concrete gedragsregels voor (Ef. 4-6). Hij zegt dat er binnen de gemeente geen sprake kan zijn van ontucht of zedeloosheid of hebzucht; dat ons taalgebruik stijlvol moet zijn; dat we ons niet moeten bedrinken; dat ouders en kinderen over en weer respectvol met elkaar dienen om te gaan, net zoals slaven en meesters. Kernachtig stelt Paulus daarbij positief dat wij als kinderen van het licht onze weg door het leven moeten gaan.
Midden tussen deze concrete aansporingen staat echter een aantal zinnen die in dit kader van aansporingen en gedragsaanwijzingen opvallen. Juist waar Paulus heel stellig en heel duidelijk is, geeft hij tot twee keer toe een aansporing die op een ander niveau ligt. ‘… beproef wat de Heere welbehaaglijk is,’ zegt hij, en even later: ‘…begrijp wat de wil van de Heere is’ (Ef. 5:10 en 17 – HSV). Nog iets verderop in dit hoofdstuk gebruikt Paulus het woord geheimenis (verborgenheid, mysterie – Ef. 5:32). De Nieuwe Bijbelvertaling heeft iets van dit verschil in toonzetting tussen deze zinnetjes en de hen omringende aanwijzingen interpreterend doorvertaald. ‘Probeer te begrijpen wat de Heer wil’, en: ‘Onderzoek wat de wil van de Heer is’.
Ook deze zinnen bevatten een aansporing, een gebod. Maar wel op een ander level dan de andere. Het is alsof de apostel zijn schrijfstift even neerlegt, even de armen over elkaar legt, en de lezers aankijkt. Met een grote nadruk en intensiteit roept hij de christenen in Efeze op: besef nu dat het om méér gaat dan ‘alleen maar’ dit wel doen en dat niet doen. Kinderen van het licht gaan niet alleen hun weg waarbij ze arbitrair naar links of rechts afbuigen. Het moeten keuzes zijn die gestuurd worden vanuit het doel waar zij op afgaan. Zij worden hierbij zó veranderd en omgevormd in het voor christenen onmisbare proces van bekering, dat het Licht waarvan zij kinderen genoemd worden, goedheid, gerechtigheid en waarheid voortbrengt (5: 9). Ineens verschuift het beeld daarmee van mensen die geboren worden uit het Licht naar centrale en heel algemene woorden waarmee in de Griekse filosofie de deugden werden omschreven. Om onmiddellijk verder te gaan met een aansporing om te beproeven, te onderzoeken wat de Heer wil.
Daarmee brengt de apostel mijns inziens iets onder woorden wat in ethische bezinning binnen de christelijke gemeente onmisbaar is, namelijk het element van de persoonlijke ontmoeting met de Gans Andere. Natuurlijk kan de apostel duidelijke en concrete aanwijzingen geven. Vanzelfsprekend zal de apostel wijzen op het ontwikkelen en aanleren van deugden die het christelijke leven kenmerken. Maar als daarbij geen ontmoeting tussen de Schepper en zijn schepsel plaatsvindt en als de harten niet omhoog gericht worden en ogen niet opgeslagen naar onze Meester (Ps. 123: 2) – kortom: als wij niet eensgeestes willen worden met onze Heer, dan mist er iets wezenlijks in ons leven als christen. Christelijk leven omvat immers ook het willen begrijpen wat de Heer wil, wat Hem welbehaaglijk is, zodat ik laat zien en merken dat ik werkelijk gericht ben op mijn Schepper, Redder en Heiligmaker. ‘Probeer nu toch te begrijpen wat de Heer wil, en ga er naar op zoek!’
Tegelijk bewaart de apostel een zekere afstand tussen Schepper en schepsel, tussen de Maker en zijn beeld. Het blijft ook een trachten, een proberen, een zoeken en een tasten. Ook hierbij geldt: natuurlijk zijn er tal van situaties waarin Gods wil helder en zonneklaar is. Maar er zijn er ook waarbij christenen stevig van mening kunnen verschillen. Dat speelt zeker rondom het complexe fenomeen van homoseksualiteit. Alleen al deze afstandelijke terminologie roept om een persoonlijke concretisering: in de ontmoeting met homo’s die zelf proberen te begrijpen wat God wil met hun leven, die intensief en tegelijk tastend willen onderzoeken wat de Heer welbehaaglijk is, blijkt hoe waar het is dat wij soms ook nauwelijks verder komen dan zoeken en proberen.
Het is onaanvaardbaar wanneer wij in de christelijke gemeente (homo’s en hetero’s en alle andere denkbare groepen) elkaar niet meer proberen te begrijpen. Omdat wij alles al weten en dichtgetimmerd hebben. Wanneer wij wat in de praktijk soms zo moeizaam en ingewikkeld is in simplistische eenvoud reduceren. Zo’n reductie vindt plaats als we onze morele bezinning beslechten met een paar bijbeltekstenteksten. Maar evengoed wanneer we de idee van gezamenlijke morele bezinning smoren in een postmodern ‘als de liefde maar centraal staat’. Anders gezegd: wanneer de christelijke gemeente haar gezamenlijke morele beraad niet blijft voeren rond dit thema en wij niet meer ‘proberen te begrijpen’ en ‘onderzoeken wat de Heer wil’ – dan zijn wij ongehoorzaam aan Gods gebod en zullen we niet verder groeien in de christelijke deugden als vruchten van het Licht.
Om deze reden is het voorstelbaar dat Kontekstueel ook in 2014 opnieuw een nummer wijdt aan homo’s, ook al zijn er al talloze boeken en artikelen over geschreven. Maar het onze wens en verwachting dat het simpelweg goed is voor christenen op dit punt moeite te doen om te begrijpen wat de Heer wil. Of wij het begrijpen weet ik niet. Ik begrijp het in ieder geval niet. Maar wij willen het wel gaan begrijpen. In ieder geval willen wij samen met de lezers opnieuw, of voor het eerst écht, onderzoeken wat de Heer wil.
Dr. Hans Schaeffer is postdoc onderzoeker aan de Theologische Universiteit Kampen en redacteur van Kontekstueel.
Mailadres: